Een nieuwe kijk op een patriarch
Het boek Tobit is een pareltje van bijbelse vertelkunst. Verhalen werden in de oudheid vaker voorgelezen voor de groep dan gelezen door de enkeling, en ik kan me bij dit boek voorstellen dat de groep ademloos heeft zitten luisteren naar het verhaal. En soms ook heeft zitten gniffelen. Misschien kwamen er ook wel tranen. Hoe hebben we dit boek in de revisie aangepakt?
Samenvatting
Het boek Tobit is een prachtig literair werkje, vol dwarsverbanden, gespiegelde scènes en knipogen naar het Oude Testament. Het boek is tevens een goede illustratie van de aanpak van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en hoe die in de revisie nog wordt aangescherpt. Op het niveau van de taal biedt de NBV een tekst in natuurlijk Nederlands. Stijl- en tekstkenmerken worden zichtbaar in de vertaling, en de revisie scherpt dat aan. En de achterliggende cultuur – zo anders dan de onze – krijgt nog nadrukkelijker de ruimte. Dit artikel geeft een indruk van het revisiewerk.
Tobit als illustratie van de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling
De deuterocanonieke boeken zijn niet de meest gelezen delen van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), maar aan de revisie ervan wordt niet minder zorg besteed dan aan die van de canonieke boeken. Het boek Tobit is relatief vroeg gereviseerd en was in zekere zin een proefpolder. In dit artikel wil ik aan de hand van dit boek laten zien wat gebleven is en wat veranderd is in de NBV-revisie (die ik verder afkort als NBVR).
De NBVR is, net als de NBV, gebaseerd op de zgn. ‘lange tekst’ van Tobit. Dat is de tekst van de Sinaïticus. Dat de verschillen met de zgn. ‘korte tekst’, die teruggaat op de Vaticanus en de Alexandrinus, aanzienlijk zijn, blijkt uit vertalingen die deze gebruiken: de Willibrordvertaling 1995 en Buiten de Vesting. De in de NBV en de NBVR gebruikte teksteditie is de zogenaamde ‘Göttinger tekst’: R. Hanhart, Tobit (Septuaginta VIII,5), Göttingen 1983.
Genre en vertaalstijl
Wat is Tobit voor een soort boek? Die vraag betekent vragen naar het genre. Voor een vertaling is dat wezenlijk. Een brief van een apostel vraagt om een andere stijl en een ander woordregister dan de spreekwoorden van het boek Spreuken. Dat is het uitgangspunt van de NBV geweest en dat is in de NBVR niet veranderd. Tobit is een vertelling. Het wordt ook wel een legende genoemd. Dat vraagt dus een rustige, onderhoudende toon in de vertaling. Daarbij moet de vertaler erop letten dat er ook gebeden, vermaningen en een testament in voorkomen. Die stellen weer andere eisen, bijvoorbeeld een wat meer gedragen woordgebruik. Als de vader en de schoonvader van Tobias een welkomst- of afscheidswoord spreken, gaat het er plechtig en breedsprakig aan toe. Daar moet de vertaler deze patriarchen ook rustig de tijd voor geven.
Voor de NBV, zie de informatie die het NBG geeft op http://www.nbv.nl/ (03-09-2018) onder het kopje ‘Vertaalmethode’ → ‘Genre, stijl en register’.
Verhaallijnen
Hoe loopt het verhaal? Tobit wordt in hoofdstuk 1 gepresenteerd als een Israëliet uit het Tienstammenrijk die naar Assyrië is gevoerd, maar daar zijn God en diens geboden trouw blijft. De tragiek is dat hij juist door een goede daad voor een weggevoerde volksgenoot blind wordt. Het verdriet overmant hem zo dat hij God bidt om te mogen sterven (3:6).
Nu wordt een tweede verhaallijn ingezet: in Medië, zo’n zeshonderd kilometer verderop, lijdt een zekere Sara ook ondragelijk. Ze was al aan zeven mannen uitgehuwelijkt en telkens wordt de bruidegom in de huwelijksnacht door een jaloerse demon vermoord. Beschuldigd dat zij het zelf is die deze mannen ombrengt, wil zij zich verhangen, maar bedenkt op tijd dat dit schande over haar oude vader zal brengen (3:10
Het woord ’ratsmodee’ is als verbastering van Asmodeüs via het Jiddisch in onze taal terechtgekomen.
Vervolgens zwenkt de camera weer naar Tobit. Hij is niet zo verdrietig dat hij het geldbedrag vergeet dat hij eens bij een relatie in Medië, Gabaël, in bewaring heeft gegeven. Als God zijn gebed serieus neemt, moet zijn zoon Tobias wel van dat geld weten. Hij stuurt hem op pad, natuurlijk met de nodige informatie, maar als een goede Joodse vader ook met vermaningen om God en zijn geboden trouw te blijven (hoofdstuk 4
Voor verdere studie, zie: C.A. Moore, ‘Tobit, Book of’, Anchor Bible Dictionary 6 (1992), 585-594 (met uitgebreide bibliografie); S. Janse, De apocriefen. Inleiding op de deuterocanonieke boeken, Zoetermeer 2009, 65-91. Voor commentaren zie: N. Poulssen, Tobit (Boeken van het Oude Testament VI,2), Roermond 1968; H. Gross, Tobit – Judit (Neue Echter Bibel 19), Würzburg 1987; C.A. Moore, Tobit. A New Translation with Introduction and Commentary (The Anchor Bible 40A), New York enz. 1996; R.J. Littman, Tobit. The Book of Tobit in Codex Sinaiticus (Septuagint Commentary Series), Leiden enz. 2008.
Hoofdpersoon en queeste
J.P. Fokkelman stelt in zijn boekje Vertelkunst in de bijbel een aantal fundamentele vragen die als sleutels bij een verhalende tekst gebruikt kunnen worden.
J.P. Fokkelman, Vertelkunst in de Bijbel. Een handleiding bij literair lezen, Zoetermeer 1995, 214-215.
De eerste vraag is: ‘Wie is de held, de hoofdpersoon van het verhaal?’ Dat lijkt makkelijker te beantwoorden dan het is. In ons geval: is het de vader Tobit of de zoon Tobias? Ze krijgen van de auteur ongeveer evenveel aandacht. De inzet (1:1
Fokkelmans tweede vraag is: ‘Waarin bestaat de queeste?’ Een goed verhaal heeft iets van een zoektocht: mensen willen iets, zoeken iets, proberen iets te vinden of te bereiken. Wat? Dat is de vraag naar de queeste. Wordt de graal gevonden? Krijgen ze elkaar? In Tobit is sprake van een dubbele queeste, die van de oude Tobit en de jonge Sara. Beiden vragen of God hen weg wil nemen uit het leven. Dat doet God niet. Ze vragen de dood, maar krijgen het leven. Daarachter ligt nog weer de queeste van Tobias: zal hij de goede woorden die Tobit tegen hem heeft gesproken ter harte nemen? Is Tobias een goede zoon die in de voetsporen van zijn vader gaat en de Tora hooghoudt?
Anders dan in onze literatuur wordt de plot hier al vroeg uitgelegd. Aan het eind van hoofdstuk 3
Een ander voorbeeld uit de deuterocanonieke literatuur waarin de plot voor ons gevoel ook voortijdig wordt uitgelegd is het aanhangsel bij het canonieke boek Daniël, ‘Daniël en Bel’. Ook in de Griekse tekst van Ester (de deuterocanonieke versie van het boek) wordt al aan het begin, zij het in codetaal, de uitkomst verklapt.
Parallellie
Het boek Tobit is kunstig gecomponeerd. Lijnen worden getrokken en bij elkaar gebracht. Er speelt zich veel af op aarde, maar wat er in de hemel beraadslaagd wordt, geeft de doorslag. Een engel en een demon doen mee. En ook een hondje en een vis. Om de lijnen goed bij elkaar te krijgen heeft de schrijver de levens van Tobit en Sara geparallelliseerd en gelijktijdigheid aangebracht.
De parallellisering is mooi uitgedrukt in hoofdstuk 3
NBV
Tobit: 3:6
NBVR
Tobit: 3:6
Wat binnen het kader cursief staat, is in het geding. Sara bidt om verlost te worden van dit aardse bestaan (apoluthênai me apo tês gês) en daarin gebruikt ze dezelfde kernwoorden als Tobit (hopôs apoluthô apo prosôpou tês gês). Op die manier hoeft ze geen beledigingen meer aan te horen (akouein […] oneidismous), en opnieuw zegt ze het dan met woorden die Tobit in de mond heeft genomen, zelfs al twee keer. Concordantie is hier een middel om het parallellisme zichtbaar te maken.
Gelijktijdigheid
Voor het belang van gelijktijdigheid in narratieve literatuur, zie U. Margolin, ‘Simultaneity in Narrative’ in: The Living Handbook of Narratology (Interdisciplinary Center for Narratology, University of Hamburg) (03-09-2018).
De verteller verknoopt de levens van Tobit en Sara ook nog op een andere manier: hij laat ze gelijktijdig optreden. Ook al hebben ze nog niets met elkaar te maken – ze wonen zeshonderd kilometer uit elkaar – toch laat de schrijver zo al heel subtiel weten dat hun beider verhalen niet toevallig samen worden verteld. Op het moment dat Tobit in tranen aan God vraagt om hem weg te nemen, bidt Sara God om hetzelfde. In hoofdstuk 3
NBV
10 Huilend van verdriet vluchtte Sara naar de bovenverdieping van haar vaders huis … 11 Ze ging naar het raam, hief haar handen omhoog en bad: … 16 De gebeden van Tobit en Sara vonden op hetzelfde moment gehoor voor de troon van God. 17 … Op het moment dat Tobit van de binnenplaats zijn huis binnenging, ging Sara, de dochter van Raguel, van de bovenverdieping naar beneden.
NBVR
10Diezelfde dag nog vluchtte Sara huilend van verdriet naar de bovenverdieping van haar vaders huis … 11Meteen op datzelfde moment ging ze naar het raam, hief haar handen omhoog en bad: … 16Meteen op datzelfde moment vond zowel het gebed van Tobit als dat van Sara gehoor voor de troon van God. 17… [nieuwe alinea] Precies op datzelfde moment ging Tobit van de binnenplaats terug zijn huis in en kwam Sara, de dochter van Raguel, van de bovenverdieping naar beneden.
Dat Tobit en Sara op hetzelfde moment hetzelfde meemaken is een signaal naar de lezer/hoorder: deze figuren hebben wat met elkaar, deze draden komen vast nog bij elkaar. Maar de verbinding loopt via de hemel. God hoort hun gebeden en hij stuurt de engel Rafaël om beiden te genezen.
De hier geboden vertaling leek ons als team een verbetering. De eerste tijdsaanduiding van de vier, in vers 10
Dat is het moment waarop God zijn engel stuurt. Het gaat hier dus niet om de gelijktijdigheid van Tobit en Sara zonder meer, het gaat om hun beider gelijktijdigheid met Gods zending van Rafaël. Er ontstaat een driehoek met de top in de hemel. De lezer/hoorder mag erop vertrouwen dat het nu goed komt met deze gekwetste zielen.
Een patriarchaal boek
Tobit is een patriarchaal boek. We zouden het ook seksistisch en vrouwonvriendelijk kunnen noemen. Dat geldt voor grote delen van de Bijbel. We kunnen het leuk vinden of niet – ik vind het niet leuk – maar het is zo. We bewijzen de Bijbel ook geen dienst door hem aan te passen aan onze morele standaarden. Hooguit laden we de verdenking van de buitenwacht op ons dat we de zaak wat verdoezelen. Daarin zou men dan ook nog gelijk hebben.
Vrouwen komen wel voor in Tobit: Anna, de vrouw van Tobit, Sara, de bruid van Tobias en Edna, zijn schoonmoeder. Toegegeven, Anna staat haar mannetje. Maar aan Sara wordt op het cruciale moment van het huwelijksaanzoek niets gevraagd. Zij wordt uitgehuwelijkt.
Vgl. Rebekka die naderhand nog instemt (Genesis 24:57-58).
In 10:10
Zie de informatie die het NBG geeft op http://www.nbv.nl/ (03-09-2018) onder het kopje ‘Vertaalmethode’ → ‘Broncultuur’.
NBV
Toen vertrouwde Raguel Sara aan Tobias toe en gaf hij hem de helft van zijn bezit: …
NBVR
Toen droeg Raguel Sara aan Tobias over, en met haar de helft van zijn bezit: …
Een ander voorbeeld is 1:9
Letterlijke vertaling
Toen ik een man was geworden, nam ik een vrouw uit het zaad van ons vadergeslacht en verwekte uit haar een zoon en noemde zijn naam Tobias.
NBV
Toen ik volwassen was, trouwde ik met een vrouw uit mijn eigen familie. Ik kreeg bij haar een zoon, die ik Tobias noemde.
NBVR
Toen ik volwassen was, trouwde ik met een vrouw uit mijn vaders familie. Ik kreeg bij haar een zoon, die ik Tobias noemde.
De schrijver typeert zijn hoofdpersoon als een man (anêr) met een zoon (huios) die optreedt als een echte patriarch. We zien het aan drie trekken: 1. Hij neemt een vrouw (elabon gunaika), dat wil zeggen: de vrouw is object, voorwerp en geen meewerkend voorwerp. 2. Hij neemt een vrouw uit de familie van zijn vader (ek tou spermatos tês patrias hêmôn). 3. Tobit verwekt (egennêsa) een zoon, en dat klinkt anders dan zoals wij het zouden zeggen: ‘Tobit en Anna krijgen samen een zoon.’ In de NBV blijft het patriarchale karakter van de tekst onderbelicht.
Het woord ‘compromis’ heeft voor mij geen negatieve lading. Elke vertaling is een compromis in die zin dat verschillende uitgangspunten tegen elkaar afgewogen worden, bijv.: hoe doeltaalgericht en hoe brontekstgetrouw is deze vertaling? De NBV en de NBVR zoeken in een consistente werkwijze beide polen recht te doen. Voor de verantwoording van de NBV op dit punt, zie ‘De NBV onderweg’, Werk in uitvoering 2, 363-392, m.n. 369.
We hebben hier als vertaalteam wel even over gestoeid. Hoe kun je de brontekst recht doen terwijl je een vertaling in natuurlijk Nederlands houdt? Zelf had ik nog duidelijker het patriarchale karakter van de brontekst willen uitdrukken, maar dat haalde het niet. ‘Trouwen met’ is in ons Nederlands toch gangbaarder en dus gewenster dan ‘een vrouw nemen’ of ‘een vrouw trouwen’. De NBV, en ook de NBVR, heeft natuurlijk alle kenmerken van een compromis met de sterke en de zwakke kanten daarvan. Daar moet je mee kunnen werken, anders moet je de klus in je eentje doen, wat ook zo zijn nadelen heeft. In elk geval is het patriarchale karakter van de tekst duidelijker geworden door de gereviseerde vertaling: ‘uit mijn vaders familie’.
Dat in het hier gebruikte patria het woord voor ‘vader’ (patêr) mee kan klinken, blijkt uit de woordspeling in Efeziërs 3:14-15.
Een patriarchaal boek dus. Patriarchaal denken zien we tegenwoordig als een foute ideologie die de mensheid en de menselijkheid niet dient. Vrouw en man komen beiden niet tot hun recht. We moeten het in Tobit niet rechtbreien. Gewoon laten staan en bedenken dat wie alleen maatschappelijk en politiek correcte teksten wil lezen een klein bijbeltje overhoudt. Überhaupt een klein boekenkastje. Maar deze vertelling maakt wel duidelijk dat mensen nooit samenvallen met hun ideologie. In een patriarchale samenleving kunnen milde, sympathieke vaders voorkomen en in een egalitaire maatschappij harde, machtsbeluste ouders. Tobit is een hartelijke, sensitieve man en dat geldt ook voor Tobias’ schoonvader, Raguel. En ook voor Tobias zelf.
Een goed voorbeeld hiervan is de hartelijke manier waarop Tobit zijn schoondochter Sara in zijn huis ontvangt:
‘Welkom, dochter, moge het je goed gaan. Gezegend is je God, die jou bij ons heeft gebracht. Gezegend is je vader, gezegend is mijn zoon Tobias en gezegend ben jij, mijn dochter. Wees welkom in het huis dat nu ook jouw huis is. Ik wens je gezondheid, veel zegen en veel vreugde toe. Welkom, dochter.’
Tobit 11:17, NBVR
Op zo’n ontvangst zullen nog steeds vele schoondochters met recht en reden jaloers zijn.
Familie
Over endogamie, zie V.P. Hamilton & R.F. Collins, ‘Marriage’, Anchor Bible Dictionary 4 (1992), 559-572, m.n. 563-565.
Wie als eenentwintigste-eeuwer het boek Tobit leest, ervaart beurtelings momenten van herkenning en vervreemding. Dat ouders bezorgd zijn om hun kinderen die een grote reis maken herkennen we, de vreugde die om een pasgetrouwd stel hangt ook. Maar de manier waarop het huwelijk tussen Tobias en Sara tot stand komt niet. Ik noemde al de patriarchale setting ervan. Maar er is nog iets wat ons bevreemdt: het endogame karakter van dit huwelijk. Met dit woord bedoelen de antropologen ‘trouwen binnen de familie’. Het komt in het Midden-Oosten nog steeds voor. De ouders zoeken een geschikte huwelijkskandidaat voor hun dochter bij voorkeur in de familiekring. Een neef bijvoorbeeld. De voordelen zijn dat het bezit binnen de familie blijft en dat men de levenssfeer en de codes van de schoonfamilie al kent. De nadelen ervan hoef ik westerlingen niet uit te leggen.
In het boek Tobit gaat het ook zo. Tobias krijgt het expliciet van zijn vader te horen, voor hij op reis gaat: ‘Trouw alleen met iemand uit de familie van je vader. Kies beslist geen vrouw van buiten de stam van je vader, want wij stammen af van profeten’ (4:12
Aanvankelijk stelden we voor ‘Vanaf nu ben ik je moeder en is Sara een zus voor je’, een tekst die in cultureel opzicht vervreemdend kan zijn voor de huidige lezer. Om deze meer tegemoet te komen is het woordje ‘als’ ingevoegd.
Het endogame karakter van de tekst wordt in de NBVR consequenter tot uitdrukking gebracht. Edna, Sara’s moeder, zegt bij haar afscheid van het bruidspaar tegen haar schoonzoon Tobias: ‘Vanaf nu ben ik je moeder en is Sara je vrouw’ (10:12
In de NBVR hebben we familierelaties of relaties waarvoor familietermen gebruikt worden, duidelijk willen laten uitkomen. Dat is soms lastig omdat het in het Nederlands ook niet potsierlijk moet klinken. Tobit 7:11
Letterlijke vertaling
Neem je zuster. Vanaf nu ben jij haar broer en zij jouw zus;
NBV
Neem haar tot vrouw. Vanaf nu ben jij haar man en is zij jouw vrouw;
NBVR
Neem haar, je verwante, tot vrouw. Vanaf nu zal jij voor haar als een broer zijn en zij voor jou als een zus;
Het gaat hier om de vraag hoe je het Griekse woord adelfos vertaalt. Als familieverhoudingen in Tobit belangrijk zijn, is dit woord het ook. Het is het gangbare woord voor ‘broer’. In het Nieuwe Testament wordt het ook vertaald met ‘broeders’, de geestelijke broers, allen die tot geloof in Israëls God en de messias Jezus zijn gekomen. Maar dat speelt in Tobit nog niet. Israëlieten behoren tot één grote familie, want volgens de oerverhalen stammen ze allemaal af van Jakob. De bloedband is bepalend. Als je dan ook nog van dezelfde stam of familie bent, geldt dat nog sterker. Regelmatig noemen de figuren in het boek Tobit elkaar adelfos. Hoe doen we dat recht, zonder dat dat in de Nederlandse context klef of merkwaardig gaat klinken? Niet door vanuit een vast principe dit woord altijd met ‘broer/broeder’ te vertalen, maar door naar bevind van zaken te handelen. In 7:1
NBV
Ze groetten hem, waarop hij hen teruggroette en hen hartelijk welkom heette.
NBVR
Ze groetten hem, waarop hij teruggroette: ‘Hartelijk welkom, broeders, moge het jullie goed gaan’.
Zo gebruikt Tobit in 5:14
Motiefwoorden en concordantie
Matthijs de Jong, ‘Revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling. Waarom en hoe?’ in: Met andere woorden 36/2 (november 2017), 22-36, m.n. 28.
Matthijs de Jong stelt in een artikel over de revisie van de NBV dat motiefwerking een belangrijk principe is bij de herziening: ‘Daarmee leggen we in de revisie nadruk op een aspect dat altijd al deel van de NBV-vertaalmethode was, maar dat het in de vertaalpraktijk soms heeft afgelegd tegen contextuele variatie.’ Hiermee willen we recht doen aan bijbelse teksten als literatuur. Een voorbeeld uit Tobit vinden we in 11:9
Het motief ‘zien’ komt ook al voor in 5:10, ook al wordt daar een ander werkwoord gebruikt, blepô.
Een ander motief vinden we al vóór de reis van Tobias. Moeder Anna is erg bezorgd over haar zoon die op reis gaat. Maar Tobit zegt: ‘Wees niet bang’ (5:21
Nog een voorbeeld levert de naam van de engel: Rafaël, een Hebreeuwse naam met de betekenis ‘God geneest’. Het is niet toevallig dat juist deze engel en niet Gabriël of Michaël naar de aarde wordt gestuurd. In de tekst wordt dan ook een aantal keer het verband tussen de engel en zijn genezende werk gelegd. Daarom zegt de NBVR in 3:17
Concordantie helpt ook om een inclusio zichtbaar, of beter: hoorbaar te maken. Een inclusio is een stijlmiddel dat vroeger gebruikt werd en nog steeds populair is om het begin en het eind van een tekst te markeren. Journalisten maken er in artikelen vaak gebruik van, dominees doen het in hun preken en bijbelschrijvers deden het ook al. Zo begint Tobit met te vertellen dat hij onder koning Salmanassar in ballingschap werd weggevoerd naar Assyrië, en eindigt het boek met de mededeling dat de inwoners van Nineve door koning Achiacharus van Medië in ballingschap zijn weggevoerd.
NBV
1:2 Tobit werd tijdens de regering van Salmanassar, de koning van Assyrië, vanuit Tisbe in ballingschap gevoerd.
14:15 Voor zijn dood maakte hij nog mee dat Nineve ten onder ging en dat de inwoners door Achikar van Medië gevangen werden genomen en naar Medië werden gevoerd.
NBVR
1:2 Tobit werd tijdens de regering van Salmanassar, de koning van Assyrië, vanuit Tisbe in ballingschap weggevoerd.
14:15 Voor zijn dood maakte hij nog mee dat Nineve ten onder ging en dat haar inwoners door koning Achiacharus van Medië in ballingschap naar Medië werden weggevoerd.
De Griekse tekst die in de NBV en de NBVR gebruikt wordt, heeft hier geen Achikaros (= Achikar), zoals in 14:10, maar Achiacharos.
Dit zouden we de toepassing van het ius talionis kunnen noemen: oog om oog, tand om tand, ballingschap om ballingschap. Hier moet je niet variëren, want de woordherhaling heeft een functie, ook als de woorden ver uit elkaar staan. Vlak voor het einde van het boek, in 14:10b,
Doordat Achikar altijd anderen hielp, kon hij ontkomen aan de dodelijke valstrik die Nadab voor hem had gezet. En het was Nadab zelf die in die dodelijke valstrik trapte en ten onder ging.
Hier geldt: wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
De mate waarin concordant vertaald moet worden is moeilijk in algemene regels te bepalen. Absoluut concordant is geen enkele vertaling, ook de Naardense Bijbel of de Statenvertaling niet. Dat zou ook tot onzin leiden. Hoe lastig het kan zijn, blijkt bijvoorbeeld uit 13:18
Concordantie in NBV en NBVR
Concordantie is in de NBV een erkend maar problematisch vertaalprincipe. De regel luidt: ‘Geen woordvariaties ter verfraaiing toepassen; niet één en hetzelfde woord op verschillende manieren weergeven als de context dezelfde is (de beperkte concordantie).’ Dat dit uitgangspunt als lastig ervaren is blijkt als daarnaast een concurrerend principe erkend wordt, namelijk dat het Nederlands binnen dezelfde context meer woordvariatie toepast dan de brontalen van de Bijbel doen. Veelzeggend is ook de uitspraak van T. Mewe en S. van der Lingen bij het werk aan de NBV: ‘Over de invulling die aan het begrip “beperkte concordantie” moet worden gegeven, wordt binnen het projectteam tot op de dag van vandaag geredetwist.’ Dat redetwisten is bij de voorbereiding van de NBVR niet verstomd. Wel is de uitkomst, zoals boven al gebleken is, meer ten gunste van de concordantie uitgevallen. Met goede redenen zoals hopelijk uit de genoemde voorbeelden is gebleken.
‘Het eigene van de Nieuwe Bijbelvertaling’, Werk in uitvoering 3, 221-261, m.n. 232.
‘Het eigene van de Nieuwe Bijbelvertaling’, Werk in uitvoering 3, 221-261, m.n. 233.
Tamara Mewe en Saskia van der Lingen, ‘Concordantie, wat is dat?’ in: Met andere woorden 20/3 (september 2001), 35-41, m.n. 40, noot 2.
Intertekstualiteit
Soms is een vertaling die op zich goed is, veranderd ter wille van de intertekstuele verbanden. Dat zijn verbanden die de overeenkomst tussen twee of meer teksten binnen een bestaand corpus uitdrukken. Vaak refereren bijbelse teksten aan vroegere Schriftwoorden. Een voorbeeld: in 3:10 zegt de wanhopige Sara dat ze zich toch maar niet verhangt. Ze wil dat haar vader niet aandoen ‘op zijn oude dag. Hij zal nog van verdriet sterven’ (NBV). Maar wie de brontekst preciezer volgt kan een mooi verband leggen met Genesis 37:35
Conclusie
Wat is de winst van de revisie van Tobit? Gezocht is naar een vertaalstijl die past bij het genre van het boek en het in literair opzicht tot zijn recht laat komen. Door sterkere explicatie van de tijdsaanduidingen en gebruik van concordantie is een wezenlijke trek van de plot meer naar voren gekomen: Tobit en Sara hebben parallelle levens, en dat helpt om de verhaallijn op te sporen.
De NBVR heeft minder dan de NBV geschroomd om de familiaal-patriarchale setting van het boek expliciet te maken. Dat betekent dat de vaders en de broeders duidelijker in beeld gebracht worden. Niet vanuit een patriarchale ideologie, maar om het boek voor zichzelf te laten spreken.
Bij deze revisie hebben we ook nadrukkelijk gezocht naar herkenbare motieven in het boek en geprobeerd om die in de vertaling even herkenbaar te houden. Concordantie was ook hierbij een belangrijk hulpmiddel.
De eindconclusie kan eenvoudig en kort zijn: de NBVR is geen nieuwe vertaling, maar een revisie van een bestaande vertaling. In deze herziening zijn de uitgangspunten van de NBV niet minder strikt toegepast dan in de NBV zelf, maar heeft de afweging van de verschillende vertaalprincipes soms wel tot andere uitkomsten geleid.
De auteur dankt Matthijs de Jong voor het meedenken, vanaf het begin van dit artikel tot en met de afronding ervan.
Dr. Sam Janse is nieuwtestamenticus, kenner van de deuterocanonieke boeken en emeritus predikant te Ameide. Hij maakt deel uit van het team dat de deuterocanonieke boeken reviseert.
Bronvermelding
Sam Janse, ‘Een nieuwe kijk op een patriarch. Tobit als illustratie van de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling’ in: Met Andere Woorden 37/2 (november 2018), 6-23.
Geraadpleegde literatuur
- J.P. Fokkelman, Vertelkunst in de Bijbel. Een handleiding bij literair lezen, Zoetermeer 1995.
- H. Gross, Tobit – Judit (Neue Echter Bibel 19), Würzburg 1987
- V.P. Hamilton & R.F. Collins, ‘Marriage’, Anchor Bible Dictionary 4 (1992), 559-572.
- R. Hanhart, Tobit (Septuaginta VIII,5), Göttingen 1983.
- S. Janse, De apocriefen. Inleiding op de deuterocanonieke boeken, Zoetermeer 2009.
- Matthijs de Jong, ‘Revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling. Waarom en hoe?’ in: Met andere woorden 36/2 (november 2017), 22-36.
- R.J. Littman, Tobit. The Book of Tobit in Codex Sinaiticus (Septuagint Commentary Series), Leiden enz. 2008.
- Tamara Mewe en Saskia van der Lingen, ‘Concordantie, wat is dat?’ in: Met andere woorden 20/3 (september 2001), 35-41.
- U. Margolin, ‘Simultaneity in Narrative
’ in: The Living Handbook of Narratology (Interdisciplinary Center for Narratology, University of Hamburg) (geraadpleegd 03-09-2018). - C.A. Moore, ‘Tobit, Book of’, Anchor Bible Dictionary 6 (1992).
- C.A. Moore, Tobit. A New Translation with Introduction and Commentary (The Anchor Bible 40A), New York enz. 1996.
- N. Poulssen, Tobit (Boeken van het Oude Testament VI,2), Roermond 1968.
- ‘De NBV onderweg’ in: Werk in uitvoering 2, NBG/KBS 2000, 363-392.
- ‘Het eigene van de Nieuwe Bijbelvertaling’, Werk in uitvoering 3, NBG/KBS 3003, 221-261.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.