Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
10 juli 2023Jean-Jacques Suurmond

Jobs levensles: ‘Waarom ik?’

Door Jean-Jacques Suurmond

Jobs tegenspoed is spreekwoordelijk. Zijn kinderen kwamen om, zijn knechten waren dood, zijn vrouw riep ten einde raad: ‘Vervloek God, en sterf!’ Zittend in stof en vuil, probeert hij met een potscherf de ellende van zich af te schrapen. Wat Job krombuigt tot een vraagteken, is het raadsel: 'Waarom moet juist míj, een goed en rechtvaardig mens, dit allemaal overkomen?'

Drie vrienden weten het antwoord wel. Elifaz, Bildad en Zofar zoeken hem op en zitten zeven dagen zwijgend neer. Hadden ze het daarbij maar gelaten, want hun kijk op God is even simpel als onwaar: God beloont de goeden en straft de kwaden. ‘Dit onheil, beste Job’, zeggen ze, ‘moet dus wel een straf zijn, een teken dat jouw leven ergens niet deugt. Vooruit, biecht maar op!’

Boos valt Job tegen hen uit: ‘Met jullie zal de wijsheid uitsterven!’ (12:2). Hij verdedigt zijn onschuld, een pleidooi dat tot een hoogtepunt komt in hoofdstuk 31. Struikelend over zijn zinnen, somt hij zijn goede daden op. Dit heeft hij niet verdiend. Hij daagt God uit, zeggend dat hij graag diens aanklacht tegen hem zou bezitten. Want daar zal zó weinig in staan dat hij die als een blinkend sieraad op zijn jas zou spelden.

Onthullend is dit. Als ‘aanzienlijkste man van het Oosten’ was hij gewend dat er niets gebeurde buiten hem om. Opgesloten in zijn verdriet, denkt hij dan ook dat alles wat hem overkomt iets met hém te maken zou hebben. Maar zo vergroot hij alleen maar zijn wanhoop en pijn.

Goudglans

Want God beloont niet altijd de goeden, en de kwaden straft Hij niet altijd. Deze ‘voor-wat-hoort-wat-theologie’ vinden we ook bij een nieuwe vriend, Elihu, die nu het toneel betreedt. Er is wel een belangrijk verschil: voor deze Elihu is het leven belangrijker dan de leer. Zijn naam is de enige Israëlitische naam in het boek. Hij wordt geïnspireerd door de Geest, de ‘Adem van de Ontzagwekkende’. De jonge Elihu is zo’n enthousiast type dat maar door blijft kwekken, maar waarvan je niettemin vermoedt dat hij wel eens een belangrijk inzicht in het geloof zou kunnen hebben. Hij getuigt over dromen en visioenen in de nacht, hij hoort God spreken in zijn hart en hij looft Hem. Opvallend is dat dat hij een persoonlijke relatie met Job aangaat. Hij is de enige die Job bij zijn naam noemt. Anders dan de andere vrienden, stelt hij zichzelf aan Job gelijk en deelt zijn eigen bange twijfels: ook hij kent die ‘nooit aflatende strijd’ in je binnenste (33:19). Met zijn pastorale houding bereidt hij de weg voor iets nieuws: de Eeuwige daagt als ‘goudglans’ in de donkere wolken.

Daarmee verschuift alles, een omkering van perspectief: van ik naar de ander, van Job naar God. Job vraagt niet meer, hij wordt door de Schepper bevraagd: ‘Waar was jij toen ik de aarde grondvestte? Toen ik de dageraad ontbood? Toen ik het monster Behemot schiep?’ (hoofdstuk 38-41). De onverstoorbare, voor de mens ongrijpbare gang van de wilde dieren, het ritme van het opgaan en ondergaan van de zon, totaal buiten hem om, bewerkt een vreemde bevrijding bij Job. Het verlost hem van de obsessie dat het monster van zijn leed iets met hém te maken zou hebben. Rampen gebeuren gewoon, zoals soms de zon verduisterd wordt door de maan of een voet de eieren van een struisvogel vertrapt.

Alles is genade

De kwellende vraag ‘waarom?’ glijdt van hem af. Want: ‘waarom niet?’ Job is het centrum van de kosmos niet. Hij heeft geen recht op voorspoed, op gezondheid, of zelfs op zijn eigen leven. Hij heeft nergens recht op: alles is genade. En Job roept tegen God:

‘Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd’.

Job 42:5

Buigend voor Gods objectieve genade, die hij nu helderder ziet dan ooit, wordt Jobs bestaan weer opgericht. Hij krijgt weer bezittingen en kinderen. Zijn nieuwe dochters zijn zelfs de mooiste van het land, getooid met de namen Tortel, Kaneelbloesem en Poederdoos.

Soms, als hij in de avondkoelte zit op zijn terras en kijkt naar het vrolijke gezelschap van zijn familie en vrienden, voelt de oude Job weer even die snijdende potscherf van het verleden. Voor zijn geestesoog flitsen de gezichten van zijn verloren kinderen en omgekomen knechten voorbij. Een golf van ontroering en mededogen welt in hem op, waarin hij de hele wereld wel zou willen omarmen. Dan staat hij ineens op, heft het glas en roept tot de verraste aanwezigen: Lechajjiem! – op het leven!

Jean-Jacques Suurmond is emeritus-predikant van de Protestantse Kerk in Nederland en coach.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons