Mensenzoon
In de evangeliën spreekt Jezus geregeld over zichzelf als ‘de Mensenzoon’.
Mensenzoon, of een zoon van een mens
Het Hebreeuwse ben adam of het Aramese bar enasj betekende oorspronkelijk een vertegenwoordiger van het mensdom, gewoon een mens dus. Sommige passages in de evangeliën zou je zo kunnen lezen (bijvoorbeeld Marcus 2:10
Mensenzoon als messiaanse titel
In de meeste evangelieteksten is ‘de Mensenzoon’ een titel, en niet ‘gewoon’ een mens. De achtergrond van deze titel ligt in de joodse apocalyptiek
Een tekst als Marcus 14:62
Verdere ontwikkeling van de titel
De ideeën over de Mensenzoon werden in het vroege christendom verder ontwikkeld. Ideeën dat de Mensenzoon moest lijden en zou opstaan (bijvoorbeeld Marcus 8:31
‘De Mensenzoon’ heeft in de andere evangeliën dezelfde betekenis gekregen als de messias
Mensenzoon en Zoon van God
Het is niet gemakkelijk om het onderscheid te zien tussen ‘Mensenzoon’ en ‘Zoon van God