Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Opstanding van Jezus

Voor de vroege kerk is de opstanding van Jezus een van de meest belangrijke onderwerpen. In het Nieuwe Testament komt het dan ook veel terug in de geschriften. Jezus is verworpen door een belangrijk deel van zijn Joodse volksgenoten en gekruisigd door de Romeinen. Maar door de opstanding maakt God duidelijk dat Jezus helemaal bij hem hoort.
In de geschriften van het Nieuwe Testament wordt overal gesproken over de opstanding van Jezus, maar op verschillende manieren. Hoe jonger de geschriften zijn, hoe concreter de opstanding van Jezus beschreven wordt.

Een belijdenis

Een aantal leerlingen heeft na de kruisiging van Jezus ervaren dat hij niet dood is, maar leeft. In het Nieuwe Testament wordt verschillend over die ervaring gesproken. De oudste getuigenissen van het geloof dat Jezus is opgestaan, zijn te vinden in de brieven van Paulus. Het gaat om korte belijdenissen, bijvoorbeeld ‘God, die Jezus heeft opgewekt uit de dood.

Verschijningen

Later wordt ook gesproken over verschijningen. De oudste tekst daarover staat in 1 Korintiërs 15:4-8:

dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was.’  

Een leeg graf

In de evangeliën worden de verschijningen van Jezus uitgebreider beschreven. Daar wordt ook het lege graf van Jezus voor het eerst genoemd. In Marcus en Matteüs wordt de opgestane Jezus op spirituele wijze voorgesteld. In Lucas en Johannes wordt juist de lichamelijkheid van Jezus benadrukt.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.3
Volg ons