Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Handelingen 6:1-7

Hier vind je informatie over de context van Handelingen 6:1-7 en aantekeningen bij de tekst.

Het boek Handelingen als geheel

Het boek ‘De handelingen van de apostelen’ is een boek over het begin en de ontwikkeling van de christelijke kerk. Lees hier meer over de inhoud en de opbouw van het boek.

Wilbert Dekker schreef een verdiepend artikel bij het boek Handelingen: De geloofwaardigheid van het evangelie en zijn verkondigers als sleutel tot het boek Handelingen.

Plek van deze passage in het geheel

Handelingen 2-7 beschrijft het vroegchristelijke leven in Jeruzalem in vier cycli. Centraal staan de tekenen en wonderen en de gebeurtenissen die daarop volgen, aangevuld met opmerkingen van Lucas over groei (2:47; 4:4; 5:13-14; 6:7) en verhalen over het gemeenschapsleven (2:43-46; 4:32-5:11; 6:1-6). De eerste cyclus gaat over de komst van de Geest (2:1-47). De tweede cyclus (3:1-5:11) focust op Petrus en Johannes, de derde (5:12–42) op alle apostelen, en de vierde (6:8–8:1) op Stefanus. De diaconale taken en namen die beschreven worden in deze perikoop (6:1-7), komen alleen hier voor. Alleen Stefanus en Filippus keren terug in Handelingen als wonderdoeners en predikers. Van de weduwen en de overige vijf mannen lezen we niets meer.

Opbouw en kern van de passage

In vers 1 wordt het probleem van de ontevredenheid bij de Griekstalige weduwen aan de orde gesteld. In vers 2-6 wordt daarop actie ondernomen door de apostelen en worden zeven wijze mannen aangesteld voor de tafeldienst. Vers 7 beschrijft het resultaat: de verbreiding van Gods woord en toename van het aantal leerlingen.

Uitgelicht

De achterstelling van Griekstalige weduwen geeft de apostelen en de gemeenschap aanleiding om zeven mannen te kiezen die de taken van de apostelen overnemen. Het is opvallend dat deze zeven allemaal Griekse namen hebben, wat erop duidt dat de Griekstalige groep binnen de vroegste kerk niet alleen serieus werd genomen, maar ook leiderschap kreeg toevertrouwd. De christelijke beweging richtte zich al vroeg op een bredere, inclusievere gemeenschap, waarbij het leiderschap niet beperkt bleef tot de oorspronkelijke groep.

Aantekeningen

Bij vers 1

Conflict binnen de gemeente en verdere groei

1Toen het aantal leerlingen toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Hebreeuwssprekenden verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld.

Handelingen 6:1NBV21Open in de Bijbel

  • ontevredenheid (…) verweten: Dit ‘klagen’ (in het Grieks gongusmos) doet denken aan het volk Israël in Numeri 11. Ook zij klaagden over het voedsel (Num. 11:1, 4, 13), waarop de HEER tegen Mozes zegt dat hij zeventig oudsten bijeen moet brengen als opzichters over het volk. De HEER draagt een deel van Mozes’ geest over op de oudsten (Num. 11:24-25).
  • Griekstaligen: Joden uit de diaspora die Grieks als moedertaal hadden. Wellicht keken de oorspronkelijke inwoners van Jeruzalem, die Hebreeuws of Aramees spraken, op hen neer. Kennelijk werkte dit onderscheid ook in de christelijke gemeenschap door.
  • Hebreeuwssprekenden: De term Hebraioi verwijst tegenover ‘Griekssprekenden’ naar een groep die de inheemse taal spreekt. In de NBV is dit woord vertaald met ‘Arameessprekenden’, een gebruikelijke invulling vanuit het gegeven dat Aramees de gangbare taal was. Maar sinds de vondst van Dode Zeerollen is bekend dat Hebreeuws in de eerste eeuw nog steeds gesproken werd in Judea. Verderop in Handelingen spreekt Paulus de inwoners van Jeruzalem toe in het Hebreeuws (Hand. 21:40; 22:2) en in Paulus’ visioen spreekt de stem tot hem in het Hebreeuws (Hand. 26:14). Hebreeuws is in Handelingen de taal die verbonden is met Jeruzalem, de tempel en God. Om deze redenen is in de NBV21 gekozen voor ‘Hebreeuwssprekenden’.
  • weduwen: Weduwen leidden vaak een onzeker bestaan. De wet schreef voor om voor hen te zorgen (Ex. 22:21; Deut. 10:18). In Lucas zijn weduwen ook een voorbeeld in het geven (Luc. 21:2) en volharding (2:37; 18:3, 5). De behandeling van de Griekstalige weduwen vormt de aanleiding voor de actie van de apostelen, maar deze weduwen komen hierna niet meer voor in het verhaal van Handelingen.
  • achtergesteld: Het verwaarlozen van weduwen, die de armen in het algemeen representeren, is in strijd met het ideaal van de gemeenschappelijkheid van alle goederen (Hand. 4:32-37).
  • dagelijkse ondersteuning: Dit kan voedselhulp of financiële steun zijn geweest. Het Griekse woord diakonia komt ook voor in vers 4, waar het met ‘verkondiging’ is vertaald, en komt overeen met het Griekse werkwoord diakonein in vers 2, waar het vertaald is met ‘zorg dragen voor’. Vanwege de aanwezigheid van dit woord en het soort dienst dat van de zeven mannen wordt gevraagd, wordt deze passage vaak gezien als de instelling van de functie van diakenen (diakonoi).

Bij vers 2

2Daarop riepen de twaalf apostelen de voltallige gemeenschap van leerlingen bijeen en zeiden: ‘Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord.

Handelingen 6:2NBV21Open in de Bijbel

  • de twaalf apostelen: Nu het gaat over de inrichting van de gemeenschap, wordt het voltallige college van apostelen weer expliciet genoemd (vgl. Hand. 1:26).
  • dat wij de zorg (…) maaltijden: Letterlijk ‘dat wij de tafels dienen’ (zie ook de aantekening bij vers 1, ‘dagelijkse ondersteuning’). Het woord voor ‘tafel’ kan ook ‘maaltijd’ of ‘bank (voor geld)’ betekenen. Aangezien de apostelen waarschijnlijk geen letterlijke tafelbedienden waren en het probleem te maken heeft met de verdeling van geld en goederen, doelt Lucas op de herverdeling die was verbonden aan de dagelijkse maaltijden (Hand. 2:44-46). Tot op dit moment hadden de apostelen de verantwoordelijkheid om geld en bezit over de hele gemeenschap te verdelen (4:35; 5:1-2). Deze taak zou hen echter voor een deel afhouden van het gebed en het onderwijs.

Bij vers 3-4

3Kies daarom, broeders en zusters, uit uw midden zeven wijze mannen die goed bekendstaan en vervuld zijn van de Geest. Aan hen zullen we deze taak opdragen, 4terwijl wij ons zullen wijden aan het gebed en aan de verkondiging van het woord van God.’

Handelingen 6:3-4NBV21Open in de Bijbel

  • Kies daarom, broeders en zusters: De NBV21 vertaalt ‘broeders en zusters’, omdat in vers 2 en 4 nadrukkelijk gesproken wordt over de voltallige gemeenschap, mannen en vrouwen. Of ze in het kiezen dezelfde rol hadden, is onzeker. Duidelijk is dat de keuze voor de zeven mannen gedragen wordt door de hele gemeenschap.
  • zeven wijze mannen: Die in staat zijn om een situatie goed in te schatten en de juiste beslissingen te nemen. De reden voor het aantal mannen is onbekend.
  • die goed bekendstaan: Mannen van goede reputatie. Ook verderop in Handelingen wordt de goede reputatie van iemand genoemd, namelijk van Timoteüs (16:2) en Ananias (22:12).
  • vervuld (…) van de heilige Geest: Hier geeft dit een permanente toestand aan, een karaktereigenschap van iemand die volledig aan de Heer toebehoort (hetzelfde geldt voor 6:5; 7:55; 11:24; 13:52; Luc. 4:1; Ef. 5:18).
  • Aan hen zullen wij deze taak opdragen: Als de gemeenschap zeven mannen uitgezocht heeft, zullen de apostelen hen aanstellen voor hun taak. Zoals Jezus de twaalf koos, zo kiezen de gemeenschap en de twaalf nu de zeven.
  • wijden aan het gebed: Zoals in Handelingen 1:14, waar Lucas de beginsituatie schetst na de hemelvaart. In het Evangelie volgens Lucas beginnen belangrijke momenten vaak met Jezus’ gebed (Luc. 3:21; 6:12; 9:18; 9:28; 22:39-42).
  • verkondiging: Of: ‘dienst’ (van het woord). Het onderwijs wordt evenals het verschaffen van materiële hulp voorgesteld als een ‘dienst’. Zie de aantekening bij vers 1, ‘dagelijkse ondersteuning’. De voorgestelde werkverdeling lijkt niet lang te worden volgehouden. Van geen van de zeven wordt verteld dat hij voedsel uitdeelt. Twee van hen, Stefanus en Filippus, bidden en preken, taken die aan de apostelen zijn toegewezen. Het is voor Lucas vooral belangrijk dat het gebed en de dienst van het woord van God aan de ene kant en de ondersteuning van de gemeenschap aan de andere kant elkaar niet in de weg zitten maar elkaar versterken.

Bij vers 5

5Alle leerlingen stemden met dit voorstel in. Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië.

Handelingen 6:5NBV21Open in de Bijbel

  • alle leerlingen: Opnieuw wordt de hele gemeenschap genoemd om het unanieme karakter van deze beslissing te onderstrepen.
  • stemden (…) in: Letterlijk ‘vonden het goed’; dit spiegelt ‘Het is niet goed’ uit vers 2.
  • Ze kozen: De zeven medewerkers van de apostelen dragen allen Griekse namen; ze behoren naar alle waarschijnlijkheid tot de groep van de Griekstaligen en hebben binnen die groep gefunctioneerd als leiders.
  • Stefanus: Wordt door twee eigenschappen gekarakteriseerd: ‘diepgelovig’ en ‘vervuld van de heilige Geest’. Dit gaat een rol spelen in en het vervolg (zie Hand. 9:8-10).
  • Filippus: Komt in Handelingen 8 terug als eerste die het evangelie buiten Judea en Jeruzalem verkondigt; dus niet als iemand die zorgdraagt voor maaltijden en ondersteuning, maar als prediker en doper. Zo strikt was de taakomschrijving dus niet. Het valt overigens niet uit te sluiten dat het daar om Filippus de apostel gaat. Zie ook deze toelichting over Filippus.
  • Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië: In Openbaring 2:6, 15 wordt naar de Nikolaïeten verwezen, maar omdat Nikolaüs een veelvoorkomende naam is, is een verband niet aannemelijk. Zie ook deze toelichting op de term Nikolaïeten. Verder wordt hij proseliet genoemd (vgl. Hand. 2:11 en 13:43), letterlijk ‘erbij gekomene’, een niet-Joodse bekeerling tot het Jodendom. Hij komt uit de Syrische hoofdstad Antiochië, na Jeruzalem de belangrijkste stad voor het vroege christendom. Veel Joden vluchtten ernaartoe na Stefanus’ dood (11:19), en zij krijgen als eersten bericht over de uitkomst van het apostelconvent (15:22-29). Dat in de rij met namen ook een proseliet van buiten Jeruzalem voorkomt, is belangrijk voor Lucas, die in Handelingen laat zien hoe de werking van het evangelie over landsgrenzen heengaat en weerspiegeld wordt in de samenstelling van het gemeenschapsbestuur. Zie ook deze toelichting over Antiochië.

Bij vers 6

6Ze lieten deze mannen plaatsnemen voor de apostelen, die een gebed uitspraken en hun daarna de handen oplegden.

Handelingen 6:6NBV21Open in de Bijbel

  • gebed uitspraken: De apostelen doen datgene waar ze zich nu aan toe willen wijden: gebed.
  • de handen oplegden: Dit ritueel komt al voor bij wijdingen in het Oude Testament, zoals in Deuteronomium 34:9. Daar luistert het volk naar Jozua, die door Mozes de handen werd opgelegd. Opvallend is daar dezelfde combinatie van handoplegging met vervuld zijn van de geest (van wijsheid). In het Nieuwe Testament is het een teken van aanstelling in goddelijke dienst (1 Tim. 4:14; 5:22; 2 Tim. 1:6) en ontvangen gelovigen onder handoplegging de Geest (Hand. 8:8; 19:6). Zie ook deze toelichting over handoplegging.

Bij vers 7

7Het woord van God vond steeds meer gehoor, zodat het aantal leerlingen in Jeruzalem sterk groeide; ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof.

Handelingen 6:7NBV21Open in de Bijbel

  • aantal leerlingen (…) sterk groeide: Nogmaals wordt benadrukt dat het aantal leerlingen sterk groeide. Eerder deed Lucas dat al in Handelingen 2:47; 4:4; en 5:14. Lucas geeft hiermee aan dat het een goed besluit is geweest.
  • grote groep priesters: Veel priesters waren sadduceeën. Eerder werden deze geschetst als de tegenstanders van de apostelen (Hand. 5:17), maar ook zij voegen zich bij de gelovigen (Hand. 2:41; 4:4; 5:14). Lucas laat zo zien dat de aantrekkingskracht van het evangelie onverminderd is, ook voor Joden die vanouds in Jeruzalem woonden.
  • aanvaardde het geloof: Lett. ‘werd gehoorzaam aan het geloof’. Traditioneel wordt onderscheiden tussen de inhoud van het geloof (fides quae) en het geloof waarmee men gelooft (fides qua), waarbij Lucas hier dan op het eerste zou duiden. Volgens nieuwere inzichten kan geloof ook staan voor geloofstrouw. Dan betekent de uitdrukking dat de priesters gehoorzaam werden aan de trouw die het volgen van Christus vraagt.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons