Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Woordenlijst

De in de woordenlijst aangegeven omrekeningen van maten en gewichten zijn niet meer dan benaderingen, omdat de waarden vaak niet exact bekend zijn en van sommige maten en gewichten de waarde in de loop van de eeuwen veranderde.

abib - Eerste maand van de Kanaänitische en oud-Israëlitische kalender (maart/april).
adar - Twaalfde maand van de Hebreeuwse kalender (februari/maart).
Aquila - Joodse vertaler van de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks in de tweede eeuw n.Chr. Met de naam Aquila wordt verwezen naar zijn bijbelvertaling.
Areopagus - Heuvel in Athene, genoemd naar de Griekse oorlogsgod Ares; tevens de naam van de raad die daar vergaderde.
Asjera - Kanaänitische godin.
Asjerapaal - Bewerkte houten paal of beeld ter verering van de godin Asjera.
Astarte - Kanaänitische godin.

Baäl - Kanaänitische god.
ban - Term die onvoorwaardelijke wijding aan God aanduidt, waardoor iets of iemand taboe is voor menselijk contact, en vernietigd of ter dood gebracht moet worden.
bat - Inhoudsmaat (ca. 22 l).
Beëlzebul - Aanduiding van de duivel.
Behemot - Oermonster met trekken van een nijlpaard of een krokodil.
Bel - Aanduiding van de Babylonische god Marduk.
Beliar - Aanduiding van de duivel.
bul - Achtste maand van de Kanaänitische en oud-Israëlitische kalender (oktober/november).
byssus - Zeer fijn linnen.

centurio - Officier in het Romeinse leger, bevelhebber over honderd man.
Chaldeeën - Benaming voor de Babyloniërs; in het boek Daniël een bepaalde categorie waarzeggers.
chasideeën - Groepering binnen het jodendom, ontstaan in de tweede eeuw v.Chr.
cherub - Bovennatuurlijk wezen met het lichaam van een leeuw en het hoofd van een mens, met grote vleugels.
cistushars - Welriekende hars.
cohort - Onderafdeling van een legioen in het Romeinse leger die gewoonlijk uit zeshonderd soldaten bestond.

dariek - Perzische munt.
denarie - Romeinse munt.
diaspora - Het verspreid tussen andere volken of andersdenkenden wonen.
Dikè - Griekse godin van de gerechtigheid.
Dioscuren - Benaming voor de halfgoden Castor en Pollux, zonen van de Griekse god Zeus.
dioskorintios - Aanduiding van de Macedonische herfstmaand dios.
dorsslede - Houten slede op spitse punten, gebruikt voor het dorsen van graan.
drachme - Griekse munt.
dubbeldrachme - Griekse munt.
dystros - Maand van de Macedonische kalender.

efa - Inhoudsmaat (ca. 22 l).
efebenhoed - Hoed die gedragen werd door efeben, jongelingen van achttien tot twintig jaar, tijdens hun opleiding aan het gymnasium, de Griekse sportschool.
el - Lengtemaat (ca. 45 cm).
elul - Zesde maand van de Hebreeuwse kalender (augustus/september).
epicurisch - Denkend volgens de leer van de Griekse filosoof Epicurus (341–270 v.Chr.).
etanim - Zevende maand van de Kanaänitische en oud-Israëlitische kalender (september/oktober).
etnarch - Bestuurder van een volk of een etnische gemeenschap in een bepaalde regio van het Romeinse rijk.
eunuch - Hofdienaar, vaak een castraat.
ezelslast - Inhoudsmaat (ca. 220 l).

farizeeën - Groepering binnen het jodendom rond het begin van onze jaartelling.

galbanum - Welriekende hars.
Gehenna - Plaats in het dodenrijk waar zondaars hun straf ondergaan.
gera - Gewichtsmaat (ca. 0,6 g).

herodianen - Aanhangers en sympathisanten van de familie van Herodes de Grote.
Hiëronymus - Vertaler van de Bijbel in het Latijn (Vulgata). Met de naam Hiëronymus wordt speciaal verwezen naar zijn vertaling van de Psalmen.
hin - Inhoudsmaat (ca. 3,6 l).

jota - Griekse aanduiding voor jod, de kleinste letter in het Hebreeuwse alfabet.

kalmoes - Welriekende plant.
kandake - Titel van de koningin van Ethiopië.
kardemom - Specerij.
kassia - Welriekende hars.
kesita - Gewicht (hoeveelheid onbekend).
kislew - Negende maand van de Hebreeuwse kalender (november/december).
klanktaal - Aanduiding van profeteren in onverstaanbare klanken.
kolokwint - Kruipplant met bittere vruchten.
kor - Inhoudsmaat (ca. 220 l).

Leviatan - Zeemonster, meestal voorgesteld als een slang.
Lilit - Demon van de nacht, vrouwelijke spookgestalte.
litra - Gewicht (ca. 327 g).
losser - Iemand die het recht heeft om eigendom binnen de familie te houden en een als slaaf verkocht familielid vrij te kopen.

mammon - Woord voor geld of rijkdom, in het Nieuwe Testament gepersonifieerd tot een kwade bovennatuurlijke macht.
manna - Voedsel dat God de Israëlieten gaf tijdens hun omzwervingen door de woestijn.
Marduk- Babylonische god.
Mensenzoon - Een titel, ontleend aan Dan. 7:13, die Jezus in het Nieuwe Testament voor zichzelf gebruikt.
messias - Gezalfde, een titel die geworteld is in Joodse verwachtingen van een persoon die van God de volmacht heeft ontvangen om een centrale rol te spelen in de eindtijd.
metrete - Inhoudsmaat (ca. 40 l).
Milkom - Ammonitische god.
mine - Gewicht (ca. 571 g), soms als munteenheid gebruikt.
Moloch - Naam van een Ammonitische god die in verband gebracht wordt met kinderoffers.
mT - Afkorting van masoretische tekst, de overgeleverde Hebreeuwse tekst van de Bijbel.

nardus - Kostbare, welriekende olie.
nazireeër - Iemand die de gelofte aflegde om zijn leven onder bepaalde voorwaarden aan God te wijden.
nieuwemaan - De dag van nieuwemaan, waarop speciale offers werden gebracht.
nisan - Eerste maand van de Hebreeuwse kalender (maart/april).

omer - Inhoudsmaat (ca. 2,2 l).
ontmoetingstent - Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn.
orakelstenen - Voorwerpen die gebruikt werden om God te raadplegen.
ossenprik - Stok met een ijzeren punt om ossen te drijven.

Pesjitta - Oude Syrische bijbelvertaling.
pretorium - Residentie van een gouverneur, paleis.
proconsul - Titel voor gouverneurs van bepaalde Romeinse provincies, zoals Cyprus en Achaje.
procurator - Titel van de gouverneur van een Romeinse provincie.
proseliet - Iemand van niet-Joodse herkomst die zich bij het jodendom aangesloten heeft.

quadrans - Romeinse munt.
Qumran-handschrift - Hebreeuws bijbelhandschrift gevonden in de omgeving van de Dode Zee.

rabmag - Hoge functionaris aan het Assyrische en Babylonische hof.
rabsake - Hoge functionaris aan het Assyrische en Babylonische hof.
rabsaris - Hoge functionaris aan het Assyrische en Babylonische hof.
Rahab -Zeemonster, soms ook het symbool van Egypte.

sabbatsreis - Afstand die joden te voet op sabbat mogen afleggen (ca. 900 m).
sadduceeën - Groepering binnen het jodendom rond het begin van onze jaartelling.
Samaritaanse Pentateuch - Samaritaanse tekst van de eerste vijf boeken van de Bijbel.
Sanhedrin - Hoogste rechtbank en hoogste bestuursorgaan van de Joden in Jeruzalem.
satan - Aanduiding van een hemelse figuur in het Oude Testament die mensen aanklaagt bij God. Satan, met een hoofdletter, is een naam waarmee de duivel wordt aangeduid.
satraap - Titel van de gouverneurs van de provincies in het Perzische Rijk.
scharlaken - Hoogrode wollen stof of de kleur van die stof.
schepel - Inhoudsmaat (ca. 7,3 l).
schoinos - Lengtemaat (afstand onzeker).
sebat - Elfde maand van de Hebreeuwse kalender (januari/februari).
sela - Rustteken in Hebreeuwse poëzie.
Septuaginta - Oudste Griekse vertaling van het Oude Testament, gemaakt in de laatste drie eeuwen v.Chr.
simmagir - Hoge functionaris aan het Babylonische hof.
siwan - Derde maand van de Hebreeuwse kalender (mei/juni).
sjekel - Gewicht (ca. 11,4 g), later een munteenheid.
span - Lengtemaat (ca. 22 cm).
stadie - Lengtemaat (ca. 192 m).
stoïsch - Denkend volgens het stoïcisme, een benaming voor de leer van de Griekse filosoof Zeno (333–262 v.Chr.).
Symmachus - Joodse vertaler van de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks in de tweede eeuw n.Chr. Met de naam Symmachus wordt verwezen naar zijn bijbelvertaling.

tabernakel - Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn.
talent - Gewicht (ca. 34 kg), ook als munteenheid gebruikt.
Targoem - Oude Aramese vertaling van het Oude Testament.
tartan - Hoge functionaris aan het Assyrische en Babylonische hof.
Tartarus - Onderwereld, dodenrijk.
tebet - Tiende maand van de Hebreeuwse kalender (december/januari).
terebint - Boomsoort.
tetrarch - Vazalvorst in het Romeinse Rijk.
Theodotion - Joodse vertaler van de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks in de tweede eeuw n.Chr. Met de naam Theodotion wordt verwezen naar zijn bijbelvertaling.
tittel - Haakje of streepje dat deel uitmaakt van (Hebreeuws) letterteken.
toonbrood - Voor God op de daarvoor bestemde tafel neergelegd brood.
tribuun - Romeins hoofdofficier die bevel voerde over een cohort.
tunica - Romeins onderkleed.

vadem - Lengtemaat (ca. 1,85 m).
verbondstent - Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn.
Vetus Latina - Verzamelnaam van Latijnse bijbelvertalingen ouder dan de Vulgata.
Vulgata - Oude Latijnse bijbelvertaling, gemaakt door Hiëronymus aan het eind van de vierde en begin van de vijfde eeuw n.Chr.

wadi - Een dal met een droge rivierbedding in woestijnachtig gebied, dat zich in de regentijd snel met water vult.

Zee - Benaming voor het grote bronzen bekken bij de tempel.
ziw - Tweede maand van de Kanaänitische en oud-Israëlitische kalender (april/mei).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons