Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
25 april 2024

7 Bijbelse koningen

Koningen spelen al eeuwenlang een belangrijke rol als leiders van een volk. Ze zijn daarin soms allesbepalend, maar niet altijd even succesvol. Dat zien we ook in de Bijbel, waar God het ondanks alles telkens weer blijft proberen met koningen.

Saul

21Vervolgens liet hij de families van de stam Benjamin aantreden en het lot viel op de familie van Matri. Uiteindelijk viel het lot op Saul, de zoon van Kis. Ze gingen naar hem op zoek, maar ze konden hem niet vinden. 22Daarom raadpleegden ze nogmaals de HEER: ‘Waar is de man die ontbreekt?’ ‘Daar is hij,’ zei de HEER. ‘Hij houdt zich schuil tussen de bagage.’

1 Samuel 10:21-22NBV21Open in de Bijbel

Lange tijd hadden de Israëlieten geen koning. Omdat andere volken er wel een hadden en de Israëlieten weinig vertrouwen hadden in de zonen van de profeet Samuel, vroegen ze aan Samuel om toch maar een koning te benoemen. God wijst Saul aan als koning, maar zelf moet hij zijn koningskwaliteiten misschien nog ontdekken; de mensen moeten hem eigenhandig uit zijn verstopplek trekken.

David

7Welnu, zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden. 8Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, Ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld. Nu zal Ik je naam vestigen als een van de groten der aarde.

1 Kronieken 17:7-8NBV21Open in de Bijbel

Saul wordt opgevolgd door koning David, die onder andere bekendstaat om zijn vele overwinningen. Toch waren dit niet zíjn overwinningen; het is God die zijn vijanden voor hem uitschakelt en die hem vervolgens belooft dat zijn koningschap zal blijven voortduren in zijn nakomelingen. Dat gaat niet zonder slag of stoot; David begaat grote fouten (bijvoorbeeld met Batseba en Uria, 2 Samuel 11), maar komt toch telkens weer bij God terug.

Salomo

1Van Salomo.

Geef, o God, uw wetten aan de koning,

uw gerechtigheid aan de koningszoon.

2Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,

uw arme volk naar recht en wet.

Psalmen 72:1-2NBV21Open in de Bijbel

Psalm 72 is volgens het opschrift een psalm van Salomo, de koning die bekendstaat om zijn wijsheid. Die wijze houding klinkt door in heel Psalm 72, waarin de spreker God om leiding vraagt en ook verwoordt dat het Gods volk is waarover de koning is aangesteld. Hoewel Salomo ook zeker niet perfect is – hij vereert vreemde goden – wordt hij wel geroemd om zijn nederigheid en inzicht.

Zimri

18Toen Zimri begreep dat de stad zou worden ingenomen, trok hij zich terug in het versterkte gedeelte van het paleis en stak hij het paleis in brand. Zo kwam hij om het leven, 19omdat hij gezondigd had door te doen wat slecht is in de ogen van de HEER. Hij had immers het voorbeeld van Jerobeam gevolgd door net zoals hij de Israëlieten tot zonde aan te zetten.

1 Koningen 16:18-19NBV21Open in de Bijbel

Na de regering van koning Salomo valt het rijk uiteen in het tienstammenrijk (Israël) en het tweestammenrijk (Juda). Met name Israël heeft een reeks koningen die God niet gehoorzaamt. Het is bijna een refrein: ze deden ‘wat slecht is in de ogen van de HEER’. In 1 Koningen 16 wordt daar nog meermaals aan toegevoegd: ‘zijn gedrag was nog slechter dan dat van zijn voorgangers’. Ook Zimri komt voor in deze opsomming; hij regeert slechts zeven dagen, voor hij zijn eigen paleis in brand steekt.

Achab

16Obadja zocht Achab op en vertelde hem dat Elia eraan kwam. Achab ging Elia tegemoet, 17en zodra hij hem in het oog kreeg riep hij uit: ‘Bent u daar eindelijk, u die Israël in het ongeluk stort?’ 18Elia antwoordde: ‘Niet ik stort Israël in het ongeluk, dat doet u zelf, u en het koningshuis van uw vader, omdat u de geboden van de HEER naast u hebt neergelegd en de Baäls bent gaan vereren.

1 Koningen 18:16-18NBV21Open in de Bijbel

Achab is de overtreffende trap in het lijstje met koningen dat van kwaad tot erger ging. Hij is een notoire Baälvereerder die zijn vrouw Izebel haar gang laat gaan bij de vervolging van Gods profeten. Achab maakt hierbij nogal eens een denkfout; zo denkt hij dat zijn tegenspoed de schuld is van de profeten, terwijl hij dit toch echt zelf over zich afroept.

Hizkia

5Hizkia stelde zijn vertrouwen in de HEER, de God van Israël. Nooit, noch voor noch na zijn tijd, is hij geëvenaard, door geen van de koningen van Juda. 6Hij was de HEER toegedaan en heeft zich nooit van Hem afgekeerd; hij hield zich aan de geboden die de HEER aan Mozes heeft gegeven. 7De HEER stond hem bij, zodat Hizkia alles wat hij ondernam tot een goed einde bracht. Hij kwam in opstand tegen de koning van Assyrië en weigerde nog langer diens vazal te zijn.

2 Koningen 18:5-7NBV21Open in de Bijbel

Juda heeft door de jaren heen een aantal slechte, maar ook goede koningen. Dat werkte vervolgens twee kanten op: als de koning zich volledig op God richt, kan God zijn werk doen en gaat het het volk voor de wind.

De hoogste koning

8God is koning van heel de aarde.

Zing een feestelijk lied.

9God heerst als koning over de volken,

God zetelt op zijn heilige troon.

10De vorsten van de volken zijn bijeen

in het gevolg van Abrahams God.

Zijn schildwachten zijn ze op aarde.

Hoog is Hij verheven.

Psalmen 47:8-10NBV21Open in de Bijbel

Elke koning, hoe goed of slecht ook, legt uiteindelijk rekenschap af aan die ene allerhoogste koning: God zelf. Hij is hoog verheven boven zelfs de grootste wereldleiders en Hem komt alle eer toe.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons