Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Lucas 20:9-19

Hier vind je informatie over de context van Lucas 20:9-19 en aantekeningen bij de tekst.

Het Evangelie volgens Lucas als geheel

Meer over de opbouw, stijl, centrale thema's en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Lucas vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Lucas. Dit evangelie is opgebouwd in vier hoofdgedeeltes:

1:1-2:52

Jezus’ geboorte en kinderjaren

3:1-9:50

Jezus’ optreden in het Judese land

9:51-19:28 

Jezus’ reis naar Jeruzalem

19:29-24:53 

Jezus in Jeruzalem

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Lucas schreef volgens veel uitleggers tegen het einde van de eerste eeuw, in de periode dat de verwoesting van Jeruzalem nog nadreunde en tot grote spanningen leidde in en rond Joodse gemeenschappen. Hij wil met Lucas-Handelingen uitleggen dat Jezus Christus de vervulling is van Gods belofte aan Israël, maar ook hoe het komt dat de meeste Joden Hem niet hebben aanvaard en het evangelie juist veel niet-Joodse aanhangers in de hele wereld heeft gekregen. Lucas’ werkwijze is dat hij zijn verhaal vormgeeft rond hem bekende overleveringen, maar daar een eigen ordening aan geeft. Het doel is om de boodschap van het evangelie te versterken (zie Luc. 1:1-4).

Voor een beschouwing over het Evangelie volgens Lucas als geheel, zie dit artikel van Arco den Heijer, ‘Het Evangelie volgens Lucas in het Jubeljaar van de Hoop’.

Plek van deze passage in het geheel

Lucas 20:9-19 staat in het deel van dit evangelie waarin Jezus dagelijks onderwijs geeft in de tempel (Luc. 19:47-21:38). In de eerste helft van hoofdstuk 20 is er steeds sprake van een confrontatie van Jezus met tegenstanders, waarbij het volk nadrukkelijk aanwezig is. Het volk is op de hand van Jezus, terwijl de religieuze elite Hem liever kwijt dan rijk is.

Opbouw en kern van de passage

De passage Lucas 20:9-19 begint met de vertelling van een gelijkenis aan het volk (vers 9-16a). Na een geschrokken reactie van de luisteraars verwijst Jezus naar de Schrift om de gelijkenis te duiden (vers 16b-18). Ten slotte vermeldt Lucas dat de schriftgeleerden en hogepriesters Jezus direct willen doden omdat ze snappen dat Jezus het over hen heeft (vers 19).

De gelijkenis heeft duidelijk betrekking op de Joodse leiders. Het volk begrijpt dat en schrikt van de aangekondigde straf. Jezus maakt vervolgens duidelijk dat Gods genade is gebonden aan de houding tegenover Jezus: Hij is óf de hoeksteen waarop alles gebouwd is, óf Hij is een steen waarop of waaronder je verpletterd wordt.

Uitgelicht

Uit de tweede eeuw is er een positieve variant op de gelijkenis van de wijnbouwers bekend. Deze wordt ingeleid als een gelijkenis over het vasten, dat hier in de lijn van Jesaja verstaan wordt als het zich houden aan Gods geboden.

[De engel spreekt:] ‘Luister naar de gelijkenis die ik je ga vertellen over het vasten. Iemand had veel slaven en een stuk land. Op een gedeelte daarvan plantte hij een wijngaard. Toen hij wilde vertrekken, koos hij een zeer betrouwbare en gewaardeerde slaaf uit, riep hem bij zich en zei: “Ik draag deze wijngaard, die ik heb geplant, aan je over. Omhein hem, maar doe er tot ik terugkom verder niets aan! Als je déze opdracht nakomt, zal je als vrij man bij me mogen wonen.” Toen de heer weg was nam de slaaf de leiding over de wijngaard en omheinde die. Toen dat klaar was, zag hij dat de wijngaard vol onkruid stond. Hij dacht: “Ik heb de opdracht van de heer uitgevoerd. Nu zal ik de wijngaard omspitten, en als hij klaar is zal hij veel mooier zijn. Zonder onkruid zal hij niet meer verstikt worden en meer vrucht geven.” Hij begon de wijngaard om te spitten en verwijderde het onkruid. De wijngaard werd erg mooi en bloeide prachtig. Na enige tijd kwam de eigenaar terug en zag dat de wijngaard niet alleen goed omheind was, maar ook goed verzorgd, met de wijnstokken in bloei. Toen verheugde hij zich over het werk van de slaaf. Hij riep zijn geliefde zoon, de erfgenaam, en zijn vrienden bij zich. Hij zei tegen hen: “Ik heb deze slaaf vrijheid beloofd als hij mijn opdracht zou uitvoeren. Dat heeft hij gedaan en bovendien heeft hij goed werk aan de wijngaard verricht. Dat bevalt mij zeer. Ik wil hem mede-erfgenaam maken, samen met mijn zoon, want hij heeft het goede idee dat hij had niet opzijgezet, maar ten uitvoer gebracht.” De zoon was het hier van harte mee eens.’

Bron: Pastor van Hermas 55:1-8. Vertaling A.F.J. Klijn, aangepast en ingekort.

Eigen accenten Lucas, in vergelijking met Matteüs en Marcus

Parallel hiermee: Matteüs 21:33-46 en Marcus 12:1-12.

  • Lucas laat in vers 9 de toespeling op de wijngaard van Jesaja 5:2 weg, terwijl deze in Marcus en Matteüs de vergelijking tussen de wijngaard en Israël onmiskenbaar maakt. Lucas spreekt slechts van drie knechten (vers 10-12), Marcus en Matteüs van talloze knechten, die bovendien gewelddadiger worden behandeld. Op die manier legt Lucas de focus op de pachters, en veel minder op de wijngaard en de knechten.
  • De geschrokken uitroep van het volk (vers 16) komt alleen bij Lucas voor.
  • De parallelle uitspraak in Lucas 19:18 en Matteüs 21:44 ontbreekt in Marcus. Omdat herkomst uit een andere bron onwaarschijnlijk is, is het (binnen de zogeheten tweebronnenhypothese) aannemelijk dat Lucas en Matteüs gebruikmaakten van een versie van Marcus die licht afweek van de versie die wij kennen.

Aantekeningen

Bij vers 9

9Hij vertelde de menigte de volgende gelijkenis: ‘Een man legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers, waarna hij voor geruime tijd op reis ging.

Lucas 20:9NBV21Open in de Bijbel

  • wijngaard: De wijngaard is in het Oude Testament vaak een beeld voor Israël (bijv. Jes. 5:1-7; Ps. 80:9-14). In de gelijkenis is God de eigenaar, die uiteindelijk zijn zoon, Jezus, stuurt naar de wijnbouwers, de Joodse autoriteiten (Luc. 20:19). Bij Lucas is de duidelijke verwijzing naar Jesaja 5 van Marcus en Matteüs weggelaten, waardoor Israël naar de achtergrond schuift. Niet de wijngaard zal worden verwoest (zoals in Jesaja), maar de leiders krijgen straf. Dit correspondeert met de context waarin het volk niet het probleem is (zoals in Jesaja 5) maar de leiders. Sommige uitleggers betrekken de wijngaard op de tempel, die volgens Lucas het centrum zal vormen van Gods nieuwe wereld.

  • voor geruime tijd op reis ging: Het is ook mogelijk te vertalen: ‘voor geruime tijd het land verliet’. In dat geval woont de eigenaar niet bij de wijngaard maar is hij een investeerder op afstand.

Bij vers 10-12

10Toen de oogsttijd was gekomen, stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers mishandelden hem en stuurden hem met lege handen weg. 11Daarna stuurde hij een andere knecht. Ook die werd afgeranseld, en nadat ze hem hadden vernederd stuurden ze ook hem met lege handen weg. 12De eigenaar stuurde toen een derde knecht, maar ook die werd afgetuigd en de wijngaard uit gegooid.

Lucas 20:10-12NBV21Open in de Bijbel

  • een knecht (…) een andere knecht (…) een derde knecht: Het drietal maakt duidelijk dat het met elke knecht op dezelfde manier zal aflopen: het zet een patroon neer. Bij Marcus en Matteüs zijn de talloze knechten een duidelijke toespeling op de profeten. Dat is bij Lucas ook goed mogelijk, maar de nadruk ligt op het hardnekkige gedrag van de wijnbouwers.

  • met lege handen: In de Bijbel is weggestuurd worden met lege handen een zware vernedering (Luc. 1:53) of een grof gebrek aan barmhartigheid (bijv. Deut. 15:9). Ook kun je niet met lege handen bij iemand verschijnen, zeker niet voor de HEER (bijv. Ruth 3:17; Ex. 34:20). De reden dat de wijnbouwers de pacht niet willen afdragen is onduidelijk. Vanuit de context van die tijd is dit een realistisch scenario. Pachters konden bijvoorbeeld vanwege een misoogst de pacht niet opbrengen of meenden dankzij de grote afstand van de eigenaar tot het landgoed hun gang te kunnen gaan. In deze gelijkenis staat het recht van de eigenaar niet ter discussie.

Bij vers 13

13Toen zei de eigenaar van de wijngaard: “Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon naar hen toe sturen, voor hem zullen ze toch wel ontzag hebben.”

Lucas 20:13NBV21Open in de Bijbel

  • mijn geliefde zoon: Nadat hij de profeten heeft gestuurd (de ‘knechten’; zie Luc. 6:22-23; 11:47-51), stuurt God zijn geliefde Zoon (vgl. Luc. 3:22). Het geduld van de eigenaar van de wijngaard is bijna stuitend. Hier lijkt daarom niet langer de verhaallogica sturend voor de vertelling, maar de toepassing op het lot van Jezus.

Bij vers 14

14Toen de wijnbouwers hem zagen, overlegden ze met elkaar: “Dat is de erfgenaam! Laten we hem doden, dan is de erfenis voor ons.”

Lucas 20:14NBV21Open in de Bijbel

  • erfgenaam: Op Jezus overgedragen zou dit kunnen wijzen op Jezus als de ‘Zoon van de Allerhoogste’: ‘God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven’ (Luc. 1:32).

  • erfenis: De erfenis heeft waarschijnlijk betrekking op ‘het volk van Jakob’ (Luc. 1:33), Gods volk. De wijnbouwers beschouwen de wijngaard in feite als hun eigen bezit en bedenken een list om dat rechtens voor elkaar te krijgen. De juridische basis van de redenering van de wijnbouwers is twijfelachtig, maar van belang is dat zij het zelf geloven.

Bij vers 15

15En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen?

Lucas 20:15NBV21Open in de Bijbel

  • En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem: In Marcus 12:8 is de volgorde omgekeerd. Lucas heeft dit waarschijnlijk gewijzigd om de gelijkenis beter aan te laten sluiten op de dood van Jezus buiten Jeruzalem.

Bij vers 16

16Hij komt zelf, hij doodt de wijnbouwers en geeft de wijngaard aan anderen.’ Toen de mensen dit hoorden, zeiden ze: ‘Dat nooit!’

Lucas 20:16NBV21Open in de Bijbel

  • anderen: In Lucas 22:29-30 benoemt Jezus de apostelen tot leiders over Israël.

  • Dat nooit: Waarvan het volk precies schrikt, is onduidelijk. Gezien het vervolg lijkt de schrik gericht op de strafexpeditie van de eigenaar. Het volk lijkt de bedreiging die Jezus uitspreekt in de richting van de Joodse leiders te hebben begrepen. Onder de bestraffing van de leiders zal het hele volk te lijden hebben (zie Luc. 21:20-24, waar duidelijk naar de verwoesting van Jeruzalem wordt verwezen).

Bij vers 17

17Maar Hij keek hen aan en vroeg: ‘Wat betekent dan wat er geschreven staat: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden”?

Lucas 20:17NBV21Open in de Bijbel

  • steen: Jezus identificeert zich met de zoon uit de gelijkenis door over zichzelf te spreken als een steen. In het Hebreeuws lijken de woorden voor ‘zoon’ (ben) en ‘steen’ (ʾeben) sterk op elkaar.

  • hoeksteen: Jezus citeert Psalm 118:22, een tekst die een messiaanse weerklank heeft gekregen. De hoeksteen is de belangrijkste steen in een bouwwerk, omdat hij het gewicht van twee muren draagt en het uitgangspunt van het bouwwerk is. De verworpen profeet Jezus is die hoeksteen. Dit psalmvers was voor Jezus’ volgelingen een vroege bewijstekst; zie Handelingen 4:11; Efeziërs 2:20; 1 Petrus 2:6‑7. Psalm 118 is onderdeel van het halleel (Hebreeuws voor ‘lofprijzing’) (Ps. 113-118), dat in de rabbijnse literatuur in verband wordt gebracht met feestdagen.

Bij vers 18

18Iedereen die over die steen struikelt, valt te pletter, en degene op wie die steen valt, wordt vermorzeld.’

Lucas 20:18NBV21Open in de Bijbel

  • Vaak wordt bij deze spreuk naar Jesaja 8:14-15 verwezen: De HEER als steen des aanstoots, door wie Israëls leiders ten val komen en vermorzeld worden. Ook wijst men op Daniël 2:34-35, 44-45, waar een steen (Gods koninkrijk) een groot beeld (de wereldse koninkrijken) verplettert. Een andere uitleg veronderstelt dat deze uitspraak teruggaat op een spreekwoord over een pot of kruik: of die nu te pletter valt op een steen of wordt vermorzeld onder een steen, de pot of kruik gaat eraan door de botsing met de steen.

Bij vers 19

19De schriftgeleerden en hogepriesters, die begrepen dat Jezus deze gelijkenis met het oog op hen verteld had, wilden Hem op dat moment laten grijpen, maar ze waren bang voor de reactie van het volk.

Lucas 20:19NBV21Open in de Bijbel

  • De schriftgeleerden en hogepriester doen precies wat de wijnbouwers in de gelijkenis deden. In deze passage van het evangelie is de dreiging vanuit de leiders steeds aanwezig, zie Lucas 19:47-48. Merk op dat in Lucas de farizeeën niet genoemd worden onder de leiders die verantwoordelijk zijn voor Jezus’ dood. Zij spelen in dit evangelie een minder negatieve rol dan bij Marcus en Matteüs.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons