Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Invalshoek 1 bij Matteüs 26:26-35: De betekenislagen van Jezus’ woorden bij de maaltijd

Door je te verdiepen in de verschillende betekenislagen van de bijzondere maaltijd die Jezus met zijn leerlingen viert, kun je in een preek ingaan op vragen als: 

  • Welke betekenis van deze maaltijd willen we vandaag voor onze gemeenschap centraal stellen?  
  • Hoe hangen Jezus’ offer en de komst van Gods Koninkrijk voor ons samen?

Jezus’ Laatste Avondmaal 

De maaltijd die Jezus vlak voor zijn kruisdood met zijn leerlingen viert kennen we ook als het Laatste Avondmaal. Het is een bijzondere maaltijd, waarbij alle elementen veelzeggend zijn. In onderstaande lopen we de verschillende betekenislagen langs.

De maaltijd 

De maaltijd in Matteüs 26 valt samen met het pesachmaal. Jezus brengt de traditie van het pesachmaal in verband met het offer van zijn leven dat het nieuwe verbond zal bezegelen. Met het pesachmaal werd de uittocht uit Egypte herdacht (vgl. Deut. 16:3). Traditioneel legt de vader van het gezin bij het pesachmaal de betekenis van de verschillende elementen van de maaltijd uit. Jezus doet iets vergelijkbaars, maar Hij geeft aan het delen van het brood en aan de beker met wijn een nieuwe betekenis. Hij verbindt ze met de vernieuwing van het verbond en de gemeenschap die zich vormt rondom de messias. Tegelijkertijd verwijst Jezus met zijn uitspraak dat Hij pas weer wijn zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader naar het feestmaal dat symbool staat voor het koninkrijk van God (Jes. 25:6-8).

Mogelijk zijn er in deze maaltijd trekken te herkennen van offermaaltijden die zowel uit de Joodse context (zie bv. Lev. 3:1-17; 6:11, 19; 7:11-21 en met name 1 Sam. 9:11-25; Sef. 1:7) als de Grieks-Romeinse context bekend zijn. Zo’n offermaaltijd draait om gemeenschap: gemeenschap met elkaar door samen te delen, en gemeenschap met God (of een god, in de Grieks-Romeinse context) omdat die maaltijd werd beschouwd als een gezamenlijke maaltijd met de godheid zelf.

Het breken van het brood 

Jezus breekt het brood, geeft het de leerlingen, en zegt: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam’ (Mat. 26:26). ‘Dit’ heeft hier betrekking op het gegeven brood: zoals Jezus het brood aan zijn leerlingen geeft, zo geeft Hij zichzelf in zijn dienende optreden en zal Hij zijn lichaam voor hen geven door te sterven aan het kruis.  

De beker met wijn 

Jezus spreekt bij de beker met wijn over ‘mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden’. Wat betekenen deze woorden? 

‘Bloed’ staat in de Bijbelse context voor ‘leven’. ‘Bloed vergieten’ wijst op een gewelddadige dood. Ongetwijfeld spreekt Jezus over de betekenis van zijn gewelddadige dood aan het kruis. In de Griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuagint) komt het ‘vergieten van bloed’ op twee manieren voor: in cultische context (m.n. Leviticus, zie b.v. Lev. 5:9, 13) vooral bij het reinigingsoffer gaat het om het uitgieten van het bloed van een offerdier over het altaar, waarbij verzoening een rol speelt. Maar vaker komt het voor in de zin van gewelddadig bloed vergieten – mensen met geweld ombrengen. 

Sommige uitleggers kiezen ervoor om zoveel mogelijk verbanden te leggen met gegevens uit het Oude Testament, en betrekken ook de offercultus bij de duiding van Jezus’ woorden. Andere uitleggers wijzen erop dat deze woorden over het verbond geheel verklaard kunnen worden door de verbinding van twee elementen: het pesachmaal roept de herinnering aan de exodus en de bijbehorende verbondssluiting op, en het vergieten van het bloed wijst op Jezus’ gewelddadige dood. 

Het is namelijk zo dat in de beschrijving van het pesachlam (Ex. 12:1-13, 21-23) het begrip ‘zonde’ geen rol speelt. Hier gaat het om een offer dat – door het bloed, de levenskracht, van het lam – de gemeenschap in de sfeer van het leven plaatst en de dood buiten houdt. Dit aspect verheldert waarom Judas vóór de maaltijd wordt uitgesloten. Jezus is hier als het ware het pesachlam dat de gemeente beschermt tegen de kwade machten en die buiten houdt. 

Uitgieten van bloed heeft een rol bij het sluiten van een verbond. In Exodus 24 wordt bij de verbondssluiting bij de Sinai ook bloed uitgegoten (Ex. 24:8). Het bloed van de offerdieren wordt in twee helften verdeeld. De ene helft wordt uitgegoten tegen het altaar. Met de andere helft wordt het volk besprenkeld. Hier draait het niet om verzoening, maar om de bekrachtiging van het verbond. Het bloed bezegelt de onverbrekelijke band tussen God en zijn volk (vgl. Zach. 9:11). 

Het gezamenlijke drinken van de wijn uit deze beker betekent dat de gemeenschap deelt in Jezus’ leven, dat door de beker met wijn tegenwoordig gesteld wordt. Daardoor wordt de wijn ‘het bloed van het verbond’, dat bezegeld wordt door Jezus’ gewelddadige dood voor velen. 

Matteüs voegt ten opzichte van Marcus toe dat Jezus’ bloed vergoten wordt ‘tot vergeving van zonden’. Hij maakt hier expliciet wat in een verbondssluiting besloten ligt. Wanneer God een nieuw verbond sluit, gaat dat gepaard met vergeving van zonden (Jer. 31:31-34). Deze toevoeging past bij het motief van vergeving in dit evangelie.  

Matteüs vertelt aan het begin van zijn evangelie hoe Jezus ‘bevrijding van zonden’ zal brengen (Mat. 1:21). Zoals God in Exodus zijn volk uit de slavernij bevrijdt, zo bevrijdt Jezus uit de slavernij van de zonde (vgl. Mat. 20:28, waar staat dat Jezus zijn leven geeft als losgeld voor velen, en Rom. 6:17-18). Vergeving speelt verder een rol in het Onzevader (Mat. 6:12) en in het verband tussen Gods vergeving en onderlinge vergeving (Mat. 6:14-15; 9:8; 18:23-35). Bij Matteüs is de gemeente een verbondsgemeenschap die gestempeld wordt door vergeving. 

Tot slot kunnen de woorden ‘voor velen’ voor ons de vraag oproepen naar de draagwijdte van het offer van Christus. Volgens sommigen moet de uitdrukking ‘voor velen’ niet als een beperking worden opgevat: Jezus stierf voor de mensen van de hele wereld (1 Joh. 2:2). Volgens anderen is Jezus gestorven voor degenen die in Hem geloven (Rom. 3:25-26). Het is echter de vraag of we dit onderscheid op de spits moeten drijven. De primaire bedoeling van ‘voor velen’ is waarschijnlijk om uit te drukken dat het lijden van deze ene mens een heilzame betekenis voor vele mensen zal hebben (vgl. Jes. 53:1-11).

Extra achtergrond: de vorm van samenkomsten van de vroege christenen 

De maaltijd zoals de vroege christenen die vierden was had trekken van de maaltijd zoals een Joodse familie die vierde op de vrijdagavond, het begin van de sabbat. De gelovigen lieten zo zien dat ze een soort familie waren, dat ze bij elkaar hoorden. Zo vormde de maaltijd ook een verenigingsmaaltijd, een in die tijd algemeen gangbare vorm van samenzijn – niet typisch Joods, Romeins of Grieks. Talloze verenigingen kwamen op een vaste dag ’s avonds bijeen om samen te eten, gevolgd door een nazit met een programma.

De vroege christenen volgden voor hun samenkomsten niet het voorbeeld van de synagoge: in de synagoge werd namelijk geen maaltijd gehouden, er werd niet gezongen (iets dat de christenen in hun samenkomst vanaf het begin wél deden) en in de synagoge stond voorlezing en uitleg van de Thora centraal. Voor zover er in de christelijke samenkomsten werd voorgelezen, was het uit brieven van de apostelen. Later kwamen daar teksten uit de profeten bij, waarin men het optreden, sterven en opstaan van Jezus herkende. Op zeker moment begon men ook uit de evangeliën te lezen.

Het is interessant dat nergens in het Nieuwe Testament staat dat bij het vieren van de maaltijd de instellingswoorden van Jezus moeten worden uitgesproken. Dat lijkt in de eerste twee eeuwen ook niet het geval geweest te zijn. In de Didache (vroege tweede eeuw) zijn dankgebeden overgeleverd die moesten worden uitgesproken bij de beker en het brood (dezelfde volgorde als in 1 Kor. 10:16, waar Paulus over de Korintische maaltijdpraktijk spreekt). We moeten dus onderscheid maken tussen de maaltijdpraktijk van de christelijke gemeenten en de herinnering aan het Laatste Avondmaal.

Artikelen 

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons