Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Verbond in de Bijbel

Een ‘verbond’ is een overeenkomst tussen twee partijen die elkaar onder ede beloven om zich aan bepaalde afspraken te houden. Soms zijn de beloften wederzijds, maar vaak wordt de belofte alleen door de ene partij aan de andere gedaan.

In de Bijbel is het ‘verbond’ de belangrijkste beeldspraak die gebruikt wordt om de relatie tussen God en zijn volk mee te karakteriseren. Dat blijkt ook uit de namen van de twee delen van de christelijke Bijbel: ‘Oude Testament’ en ‘Nieuwe Testament’, waarin ‘testament’ een ander woord is voor ‘verbond’.

Betekenis van de verbondssluiting

Verbondssluiting bestaat waarschijnlijk al sinds het begin van de geschiedenis. Door verbonden en verdragen werden relaties tussen groepen tot stand gebracht en gereguleerd. Een verbond kon gesloten worden tussen volken, maar ook tussen individuen. Een bekend voorbeeld van het laatste zijn de afspraken rond het huwelijk.

Onderdelen van de verbondssluiting

Het sluiten van een verbond omvatte meestal de volgende onderdelen:

  • Er is sprake van historische gebeurtenissen waardoor een relatie tussen de twee partijen tot stand is gekomen.
  • De twee partijen hebben bepaalde gemeenschappelijke ideeën, meestal op religieus gebied (bijvoorbeeld gemeenschappelijke goden).
  • Door beide partijen of door de superieure partij worden normen opgesteld voor toekomstig gedrag.
  • Er is een schriftelijke of mondelinge vorm waarin de overeenkomst wordt vastgelegd.
  • Er vindt een ritueel plaats om de belofte te bekrachtigen.

Verband met religie en wetgeving

Het sluiten van een verbond was in de oudheid vaak nauw verbonden met religie. Als het verbond verbroken werd, werd er een beroep op de goden gedaan om dat te bestraffen. Verbondssluiting stond ook dichtbij wetgeving: de verplichtingen die het verbond met zich meebracht, werden vaak wetten. In een latere periode werd het verbond puur een vorm van wetgeving.

In het Nieuwe Testament sluit Jezus een nieuw verbond met zijn volgelingen door het uitdelen van brood en wijn tijdens zijn laatste maaltijd. In de vroege kerk werd het vieren van het avondmaal, als teken van het verbond met Christus, een belangrijk ritueel.

Verbonden in het Oude Testament

Een verbond (Hebreeuws berit) is in het Oude Testament een plechtige belofte die bindend wordt gemaakt door een eed. Door een verbond ontstaat er een relatie tussen twee groepen. Die relatie wordt in goede banen geleid door de voorwaarden van het verbond – de verplichtingen die aan beide partijen of aan één van de partijen worden opgelegd.
Het verbond was, na de familie, de belangrijkste basis voor onderlinge relaties. Het speelt dan ook een fundamentele rol in de geschiedenis en godsdienst van Israël.

Verschillende vormen van het verbond

In het Oude Testament worden vier verschillende soorten overeenkomsten ‘verbond’ (berit) genoemd:

  • Soevereiniteitsverdrag: hierin zijn de verplichtingen vastgelegd die een machthebber oplegt aan een onderdaan. Een voorbeeld is het verdrag tussen de koning van Babylonië en zijn vazal, koning Sedekia van Juda (Ezechiël 17:13)
  • Verbond tussen gelijken: beide partijen binden zich door een eed. Dat doen ze bijvoorbeeld om de onderlinge vrede te handhaven of om een (militair) bondgenootschap te vormen. Voorbeelden zijn het verbond tussen Abraham en Abimelech (Genesis 21:25-32), en de bondgenootschappen van Israël en Juda met vreemde volken (zie onder andere 1 Koningen 15:19).
  • Patronaat: de superieure partij legt zichzelf een bepaalde verplichting op ten gunste van een ondergeschikte partij. Voorbeelden zijn het verbond van God met Abraham en David.
  • Een belofte onder ede: dit is een latere ontwikkeling van het verbond, waarbij slechts één partij is betrokken. Het doel is niet om een relatie tot stand te brengen tussen twee partijen, maar om de uitvoering van bepaalde verplichtingen te garanderen. Een voorbeeld is het verbond van Josia. Josia en het volk beloven onder ede aan God om zich te houden aan de geboden van het verbondsboek dat  in de tempel gevonden is (2 Koningen 23:3).

Religieuze verbonden

In het Oude Testament komen naast seculiere verbonden tussen twee (groepen) mensen ook religieuze verbonden voor. In dat geval sluit God een verbond met het volk of met een individu. Er kan daarbij onderscheid gemaakt worden tussen:

a. verbonden waarbij God een bepaalde belofte doet, zoals bij:

b. verbonden waarbij het volk bepaalde verplichtingen krijgt opgelegd, zoals bij:

  • het Mozaïsche verbond (Exodus 24)
  • het verbond van Jozua te Sichem (Jozua 24)
  • de hervorming van Josia (2 Koningen 22-23)
  • het verbond van Ezra (Nehemia 9-10)

Verbond in het Nieuwe Testament

Jezus’ laatste avondmaal

De belangrijkste plaatsen in het Nieuwe Testament waarin het verbond ter sprake komt, zijn de teksten over Jezus’ laatste avondmaal (Matteüs 26:26-29; Marcus 14:22-24; Lucas 22:19-22; zie ook 1 Korintiërs 11:23-25). Hierin wordt verteld dat Jezus brood uitdeelde aan zijn leerlingen en een beker wijn liet rondgaan, terwijl hij zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt’ (Lucas 22:20).
Jezus grijpt hier terug op oudere verbondstradities, met name uit Jeremia 31:31-34. Daar wordt gesproken over een nieuw verbond dat God op een dag zal sluiten met zijn volk.

Eed van trouw aan Christus

Het vieren van het avondmaal, in navolging van Jezus, werd een van de belangrijkste onderdelen van christelijke bijeenkomsten in de tijd van het Nieuwe Testament.
Het begrip ‘verbond’ werd in deze periode waarschijnlijk geïnterpreteerd als een eed van trouw. De meeste christenen zagen de eucharistie vermoedelijk als een ritueel waarmee men trouw zwoer aan Christus, die gestorven was voor de zonde van de mensen.

Onderwerping aan Christus’ heerschappij

Ook de Romeinen zagen de christelijke eucharistie als een eed van trouw (het Romeinse woord daarvoor is ‘sacramentum’). Dat blijkt uit een brief die de Romein Plinius de Jonge in 112 na Christus aan de Romeinse keizer Trajanus schreef.
De Romeinen zagen die eed die de christenen aflegden aan een ander dan aan de keizer, als een gevaar voor de politieke stabiliteit. Ten onrechte, want de christelijke eed had geen politiek karakter. Door deze eed onderwierpen gelovigen zich aan de heerschappij van Christus, maar dat was een hemelse en geen wereldse heerschappij.

Lichaam van Christus

Door deel te nemen aan de eucharistie werden gelovigen samen het lichaam van Christus in deze wereld. Ze vormden samen een gemeenschap van mensen met allerlei verschillende achtergronden, verenigd door gemeenschappelijke waarden. Die waarden waren niet alleen geestelijk, maar ook ethisch: ze hadden gevolgen voor het gedrag van de gelovigen, voor hoe ze leefden en omgingen met de medemensen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons