Verzegeld en beschermd


Johannes brengt flink spanning in het boek Openbaring. Of misschien is het beter om te zeggen: de Heer die hem de visioenen laat zien, weet hoe je je publiek kunt boeien. Zeven zegels heeft het boek in de handen van het Lam (5:1, 5; 6:1). Zes ervan zijn verbroken in hoofdstuk 6 en dus verwacht je nu, aan het begin van hoofdstuk 7, de opening van het zevende zegel. Maar dat gebeurt pas in 8:1. Het verhaal wordt onderbroken, de spanning loopt op. Hoofdstuk 7 blijkt een soort intermezzo te zijn waarin niet veel actie zit. De betekenis is er niet minder om.
Hoofdstuk 6 eindigde in 6:17 met wat een retorische vraag leek te zijn: Wie kan de toorn van God en het lam doorstaan? Hoofdstuk 7 geeft het antwoord op deze vraag. Zulke mensen zijn er. Johannes hoort over een groep van 144.000
Wat betekent het zegel?
Een volgende keer meer over deze identiteit; deze keer vragen we ons af waardoor de gelovigen de toorn van God kunnen doorstaan. Het antwoord daarop is volgens vers 3 dat zij worden verzegeld. Pas nadat ze zijn verzegeld, mogen de geweldige krachten losbreken die in de verzen 1-2 worden genoemd. Wat is deze verzegeling, die ook in 9:4 wordt genoemd als bescherming van de gelovigen? Zoals zo vaak in Openbaring komt het antwoord uit de Schriften maar zonder dat Johannes ons dat vertelt.
Het beeld van de verwoestende wind uit de vier windstreken (7:2) is ontleend aan de Hebreeuwse Bijbel: aan Jeremia 4:11-12, 49:36 en 51:1-2, maar vooral ook aan Zacharia 6:1-8, waar het voorkomt samen met de vier gekleurde paarden die de inspiratie vormden voor Openbaring 6:1-8
Verzegeling in het Oude Testament
Het beeld van de verzegeling is ontleend aan Ezechiël 9:1-6. Zoals in Ezechiëls tijd diegenen veilig waren die een merkteken hadden ontvangen, zo worden in Openbaring Gods dienaren gespaard wanneer zij het zegel hebben ontvangen. In Ezechiël wordt dat merkteken een tav genoemd, dat is een Hebreeuwse letter die oudtijds als een kruis werd geschreven.
Ezechiël 9, op zijn beurt, is gebaseerd op Exodus 12, waar we lezen hoe God straffend door Egypte ging (zoals in Ezechiël de zes mannen), maar niet strafte in huizen waar het bloed van een lam op de deurpost was gestreken.
Lees meer over het Joodse Pesach
Een andere beschrijving van wat er op het voorhoofd van de 144.000 gelovigen staat, vinden we in Openbaring 14:1. Daar is het de naam van het lam ‘en die van zijn Vader’. Beide gedeelten zeggen hetzelfde. Uiteraard nemen we ze niet letterlijk. Gelovigen lopen niet letterlijk met een kruisje op hun voorhoofd, ook niet in de toekomst. God beschermt zijn mensen. Ook de doop wordt een zegel genoemd (2 Korintiërs 1:22; Efeziërs 1:13 en 4:30).
Gods tegenstander, door Luther ‘de aap van God’ genoemd, is nooit origineel. Openbaring 13:16 vertelt dat ook hij een merkteken bedenkt om op de voorhoofden (of handen) van zijn volgelingen te zetten. Je draagt dus het ene zegel of het andere.
Wij zijn van Hem
Het zegel en de naam van God lijken een dubbele betekenis te hebben: ze zijn zowel een soort eigendomsbewijs als een teken van Gods goedkeuring. In elk geval laat Openbaring 7 zien dat Gods naam de gelovigen beschermt. Niets kan ons scheiden van de liefde van God!
Dr. Pieter J. Lalleman



