Context en aantekeningen bij Lucas 20:27-38
Hier vind je informatie over de context van Lucas 20:37-38 en aantekeningen bij de tekst.
Het evangelie volgens Lucas als geheel
Meer over de opbouw, stijl, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Lucas vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Lucas
Dit evangelie is opgebouwd in vier hoofdgedeeltes:
Jezus’ geboorte en kinderjaren | |
Jezus’ optreden in het Judese land | |
Jezus’ reis naar Jeruzalem | |
Jezus in Jeruzalem |
Lucas schreef volgens veel uitleggers tegen het einde van de eerste eeuw, in de periode dat de verwoesting van Jeruzalem nog nadreunde en tot grote spanningen leidde in en rond Joodse gemeenschappen. Hij wil met Lucas-Handelingen uitleggen dat Jezus Christus de vervulling is van Gods belofte aan Israël, maar ook hoe het komt dat de meeste Joden Hem niet hebben aanvaard en het evangelie juist veel niet-Joodse aanhangers in de hele wereld heeft gekregen. Lucas’ werkwijze is dat hij zijn verhaal vormgeeft rond hem bekende overleveringen, maar daar een eigen ordening aan geeft. Het doel is om de boodschap van het evangelie te versterken (zie Luc. 1:1-4).
Voor een beschouwing over het Evangelie volgens Lucas als geheel, zie dit artikel van Arco den Heijer, ‘Het Evangelie volgens Lucas in het Jubeljaar van de Hoop’
Plek van deze passage in het geheel
Lucas 20:27-38 maakt deel uit van Jezus’ onderricht in de tempel in Jeruzalem (tot en met 21:38). Dit onderricht is begonnen na de tempelreiniging (19:47) en is gericht aan de menigte, vaak naar aanleiding van vragen die door de Jeruzalemse leiders zijn gesteld. Hoofdstuk 20 begint met een vraag van de hogepriesters, schriftgeleerden en de oudsten van het volk over waar Jezus zijn gezag vandaan haalt. Dit thema vinden we eerder in het hoofdstuk wanneer, weliswaar door anderen, Jezus wordt gevraagd naar zijn bevoegdheid om in de tempel te onderwijzen (20:1-8) en ook wanneer de schriftgeleerden en hogepriesters hem de vraag stellen of men belasting aan de keizer moet betalen (20:20-26). In die laatste passage noemen ze hem ‘meester’ (20:20), evenals in vers 28 Wanneer Jezus een wedervraag stelt die zijn vragenstellers niet beantwoorden, onderwijst hij het volk met de gelijkenis van de slechte wijnbouwers (20:9-19). In de verzen daarna wordt Jezus de vraag de vraag gesteld of het geoorloofd is belasting aan de keizer te betalen (20-26). Deze verhalen waarin Jezus bevraagd wordt, vormen de achtergrond van Lucas 20:27-38, waarin Jezus opnieuw bevraagd wordt. Na deze passage volgt een waarschuwing om het gedrag van bepaalde schriftgeleerden en een korte reflectie over een weduwe geld in de offerkist gooit. Het laatste onderwijs in de tempel gaat over de komst van de Mensenzoon (21:5-36).
Opbouw en kern van de passage
De kern van de passage is de vraag: is Jezus als een goede, gezaghebbende schriftgeleerde in staat de opstanding vanuit de Tora te verdedigen? De casus die de sadduceeën Jezus voorleggen is ten diepste de vraag of Jezus als leraar, als Bijbeluitlegger, wel het juiste gezag heeft. Jezus wordt dus benaderd als een leraar, een schriftgeleerde, maar deugt zijn gezag?
Lucas typeert de Sadduceeën met een kort bijzinnetje: ‘die ontkennen dat er een opstanding is’ (vs. 27). Bovendien legden zij de nadruk op de Tora, de eerste vijf boeken van Mozes. Jezus gelooft dat er wél een opstanding is. De sadduceeën menen dat de opstanding incompatibel is met de Mozaïsche huwelijkswetten.
Centraal staat de vraag: volg je Mozes, of niet? Jezus weerlegt eerst de veronderstelling van de sadduceeën dat het huwelijk nog geld in de opstanding. Jezus verschuift de focus, want het punt is niet het huwelijk, maar dát er een opstanding is. Jezus geeft een schriftbewijs, maar daaronder ligt iets wezenlijks: de opstanding is gefundeerd in God zelf, in hoe hij is. Want God is de God van de levenden.
Uitgelicht: Waar gaat de discussie om?
De discussie hier draait niet om de vraag hoe het precies zit met de opstanding van de doden, maar of Jezus Mozes wel op de juiste manier interpreteert. Jezus’ antwoord is helder: de sadduceeën interpreteren Mozes verkeerd.
Eigen accenten Lucas, in vergelijking met Matteüs en Marcus
Lucas 20:27-38 is ook in de andere synoptische evangeliën te vinden (Marcus 12:18-27 en Matteüs 22:23-33). De passages in de andere evangeliën komen sterk overeen, maar er zijn toch enkele verschillen.
- Lucas schrijft in zijn inleiding op de passage: ‘Enkele sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is, kwamen naar hem toe (…)’. Lucas zet de positie van de sadduceeën absoluter neer dan Marcus en Matteüs. Zo is het duidelijk dat hun vraag eigenlijk geen vraag is.
- Alleen Lucas spreekt over ‘wie waardig bevonden is’ om deel te hebben aan de opstanding. Hij noemt hen ‘kinderen van God’ en ‘kinderen van de opstanding’; een dubbele identiteit die hun nieuwe status benadrukt.
- Marcus en Matteüs beginnen beiden met een scherpe correctie: ‘Dwaalt u niet? U kent de Schriften niet en de macht van God evenmin.’ Dit legt de nadruk op Jezus’ gezag als uitlegger van de Schrift en op het onbegrip van zijn tegenstanders. Maar Lucas vermijdt directe polemiek. Lucas zegt niet expliciet dat de sadduceeën dwalen. Lucas’ toon is meer onderwijzend dan confronterend – passend bij zijn bredere portret van Jezus als profetische leraar.
- Alle drie zeggen dat mensen in de opstanding ‘als engelen’ zijn, maar alleen Lucas verbindt dit met het niet kunnen sterven: ‘Zij kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn als engelen’.
Aantekeningen
Bij vers 27
Onderricht in de tempel
- Enkele sadduceeën: De sadduceeën waren een groep in Jeruzalem die tot de elite behoorde. Ze waren aan de tempel verbonden en bestonden voornamelijk uit priesters. Ze hadden veel overeenkomsten met een andere priesterlijke groep, de beweging van Qumran – ook wel essenen genoemd. De sadduceeën stonden op gespannen voet met de farizeeën, die meer invloed bij het volk hadden. Sadduceeën zagen de Tora, de vijf boeken van Mozes als belangrijkste onderdeel van de Hebreeuwse bijbel. Zie dit artikel voor de theologie van de sadduceeën
en dit artikel voor informatie over de sadduceeën in het algemeen - die ontkennen dat er een opstanding is: Sadduceeën verwierpen het idee van een lichamelijke opstanding (Handelingen 4:1-2; 23:6-10) of ze ontkenden wellicht dat daarover iets in de Tora te vinden was. Het idee van de opstanding van de doden wordt voor het eerst genoemd in de zgn. ‘Apocalyps van Jesaja’ (Jesaja 26:19) en in Daniël 12:2-3.
Bij vers 28
- Meester: Sommige sadduceeën zien Jezus als leraar, wiens gezag ze kunnen betwisten of bevragen. Lucas schildert Jezus meermaals af als leraar of onderwijzer (Lucas 4:15-21; 5:1-3; 10:25-37; 11:1-13; 20:1).
- Mozes heeft ons (…): De sadduceeën verwijzen hier naar Deuteronomium 25:5: ‘Wanneer twee broers bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder dat hij een zoon heeft, dan mag zijn weduwe niet de vrouw worden van iemand buiten de familie. Haar zwager moet met haar slapen; hij moet haar tot vrouw nemen en de zwagerplicht tegenover haar vervullen.’ Het traktaat Jevamot uit de Misjna behandelt dit onderwerp uitgebreid. Deze wet was bedoeld om weduwen te beschermen en de naam en het bezit van de overleden echtgenoot in stand te houden.
Bij vers 29
- zeven broers: Het is onduidelijk waarom de sadduceeën zeven broers opvoeren. Er is echter een opvallende overeenkomst met het boek Tobit 3 en 6-8. Een vrouw trouwt zeven keer, maar telkens sterft haar man tijdens de huwelijksnacht door een demon. Wanneer ze met Tobit trouwt, wordt ze bevrijd.
- kinderloos: In het Joodse denken was kinderloosheid een teken van kwetsbaarheid en onzekerheid over de toekomst. Dit benadrukt dat menselijke pogingen om het leven veilig te stellen (door wet of traditie) uiteindelijk beperkt zijn. Jezus’ antwoord verschuift het perspectief: ware toekomst en identiteit liggen niet in nageslacht of aardse structuren, maar in het kindschap van God en de hoop op de opstanding (20:36).
Bij vers 33
- Wiens vrouw is ze dan (…): De sadduceeën gebruiken het farizese standpunt dat er een opstanding is om zo een (vals) dilemma te creëren: opstanding of de wet van Mozes? Dit vormt namelijk het hart van de casus. Als er een opstanding is, dan kan de wet van Mozes toch niet ook waar zijn? Ze kan natuurlijk niet de vrouw van zeven mannen zijn, want dat was ongehoord (hoewel niet expliciet verboden in de Tora).
Bij vers 34
- De kinderen van deze wereld (…): Het gebruik van ‘kinderen’ in deze passage schept een duidelijke tegenstelling. Kinderen van deze wereld en kinderen van God – van de andere, komende, wereld (20:35, 36).
- wereld: Het Grieks kan ook tijd(perk)/eeuw betekenen.
- trouwen en worden uitgehuwelijkt: Jezus duidt het huwelijk en de seksualiteit waar de sadduceeën op doelen als iets dat behoort tot deze wereld, en geeft daarmee een korte beschrijving van het primaire doel van een aards, sterfelijk leven – een visie die radicaal verschilt van hedendaagse opvattingen over de fundamentele functies van het leven.
Bij vers 35
- wie waardig bevonden is: Op welke gronden God iemand waardig bevindt, laat Jezus onbenoemd.
- de komende wereld: In het Joodse denken van Jezus’ tijd stond ‘deze wereld’ voor het huidige, vergankelijke leven, terwijl ‘de komende wereld’ werd gezien als een vernieuwde werkelijkheid waarin rechtvaardigen leven bij God, vrij van dood en lijden. De opstanding markeerde de overgang naar die nieuwe orde.
- trouwt niet en wordt niet uitgehuwelijkt: Mensen zullen niet meer sterven en daarom zal het huwelijk ook niet meer nodig zijn voor het voortbestaan van de mens.
Bij vers 36
- Zij kunnen ook niet meer sterven: Jezus benoemt de reden waarom de opgestanen niet meer sterven: ze zijn onsterfelijk. Het benadrukt het sterfelijke en vergankelijke karakter van het aardse huwelijk.
- want ze zijn als engelen: Waar Marcus zegt dat ze op engelen lijken in hun gedrag, zegt Lucas het in het Grieks iets anders: ze zijn de engelen gelijk en ondergaan dus een wezenlijke verandering.
- ze zijn kinderen van God: Letterlijk ‘zonen van God’ Dit is een Lucaanse toevoeging. Interessant is dat ‘zonen van God’ in het OT gebruikt wordt als aanduiding voor engelen (Genesis 6:1-4; Job 1:6; 2:1; Psalm 29:1; 89:6-7).
Bij vers 37
- dat heeft ook Mozes al duidelijk gemaakt: Jezus keert terug naar de schriften, naar Mozes, die voor de sadduceeën zo belangrijk is.
- in het verhaal over de doornstruik: Jezus verwijst naar het verhaal over de roeping van Mozes, waarbij God zich aan hem openbaart ‘de Heer van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob’ in een brandende braamstruik (Exodus 3:2).
- waar hij spreekt over: In Lucas’ versie is het Mozes die ‘spreekt over de Heer als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob’. Bij Marcus en Matteüs is dat de eerste persoon enkelvoud: ‘Ik ben de God van (…)’ (Marcus 12:26b; Matteüs 22:32a), zoals ook in Exodus 3 te vinden is. In Lucas ligt de nadruk op de interpretatie van de Schrift door Mozes: Mozes getuigt van God, en zo wordt Mozes – zo belangrijk voor de sadduceeën – zelf een getuige van de opstanding.
Bij vers 38
- Hij is geen God van doden, maar van levenden: Het argument luidt: Gods wezen komt enerzijds tot uiting in zijn band met de aartsvaders, anderzijds is zijn wezen het geven van leven. Als dat allebei waar is, dan moeten de aartsvaders tot leven gewekt zijn.
- want voor Hem zijn allen in leven: Alleen Lucas heeft deze zin. Sommige Bijbelgeleerden zeggen dat Lucas naar 4 Makkabeeën 7:19 verwijst: ‘omdat zij [d.i. de zuiveren van hart] geloven dat zij, net als onze aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob, niet voor God sterven, maar voor God leven’. Voor God bestaat de dood niet; als God zich verbindt aan mensen, dan blijven zij bestaan. Het is ook mogelijk deze zin te lezen als verduidelijking van de ‘levenden’ uit vers 38a.
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Over diverse joodse groeperingen in Jezus’ tijd:
Overige kernwoorden en begrippen:
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina direct naar:
- het Evangelie volgens Lucas als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- de eigen accenten van Lucas in vergelijking met Matteüs en Marcus
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen
