Context en aantekeningen bij Lucas 10:25-37
Hier vind je informatie over de context van Lucas 10:25-37 en aantekeningen bij de tekst.
Het Evangelie volgens Lucas als geheel
Meer over de opbouw, stijl, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Lucas vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Lucas
Dit evangelie is opgebouwd in vier hoofdgedeeltes:
Jezus’ geboorte en kinderjaren | |
Jezus’ optreden in het Judese land | |
Jezus’ reis naar Jeruzalem | |
Jezus in Jeruzalem |
Lucas schreef volgens veel uitleggers tegen het einde van de eerste eeuw, in de periode dat de verwoesting van Jeruzalem nog nadreunde en tot grote spanningen leidde in en rond Joodse gemeenschappen. Hij wil met Lucas-Handelingen uitleggen dat Jezus Christus de vervulling is van Gods belofte aan Israël, maar ook hoe het komt dat de meeste Joden Hem niet hebben aanvaard en het evangelie juist veel niet-Joodse aanhangers in de hele wereld heeft gekregen. Lucas’ werkwijze is dat hij zijn verhaal vormgeeft rond hem bekende overleveringen, maar daar een eigen ordening aan geeft. Het doel is om de boodschap van het evangelie te versterken (zie Luc. 1:1-4).
Voor een beschouwing over het Evangelie volgens Lucas als geheel, zie dit artikel van Arco den Heijer, ‘Het Evangelie volgens Lucas in het Jubeljaar van de Hoop’
Plek van deze passage in het geheel
De passages in dit deel van het evangelie volgen elkaar vaak zonder duidelijke samenhang op. Een verband met het voorafgaande zou kunnen zijn, dat Jezus’ vaststelling dat de heilstijd is aangebroken (Lucas 10:17-24) bij een wetgeleerde de vraag oproept hoe je deel krijgt aan het eeuwige leven. Dit gesprek (10:25-29, 36-37) omlijst de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (10:30-35). De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan werkt van het dubbelgebod alleen het gebod tot naastenliefde uit.
Opbouw en kern van de passage
Deze passage bestaat uit een dialoog tussen Jezus en een wetgeleerde (10:25-29, 36-37) waarbinnen Jezus het verhaal over de barmhartige Samaritaan vertelt (10:30-35). De dialoog begint in v. 25 en wordt afgesloten in v. 37b. De eerste vraag van de wetgeleerde wordt in v. 25 gesteld en krijgt in v. 26-27 antwoord, afgesloten met ‘doe dat’ in v. 28. Zijn tweede vraag (v. 29) wordt verhalenderwijs beantwoord met de parabel van de Samaritaan (v. 30-37a).
De kernboodschap valt uiteen in twee punten die overeenkomen met de twee vragen van de wetgeleerde. De eerste boodschap is dat men door het liefhebben van God en de naaste deel krijgt aan het eeuwige leven. Lucas maakt duidelijk dat deze christelijke grondregel de Tora als fundament heeft. De tweede boodschap is dat ‘naaste zijn’ inhoudt dat je barmhartigheid en medeleven toont aan wie op je pad komt. Barmhartigheid is belangrijker dan de vraag wie bij de ‘goede’ groep hoort.
Deze bekende gelijkenis wordt verschillend uitgelegd. In dit MAW-artikel
Uitgelicht
Soms wordt gezegd dat de priester en de Leviet uit angst voor rituele onreinheid om de gewonde man heenlopen. Maar dat klopt niet. Zelfs de hogepriester mocht zich volgens rabbijnse bronnen verontreinigen door een lijk te begraven als niemand anders dat kon doen. Bovendien kwam de priester uit Jeruzalem, hij ging er niet naartoe. Het risico om door opgelopen onreinheid niet in de tempel dienst te kunnen doen, speelt hier dus geen rol. Hun nalatigheid kwam voort uit onverschilligheid of uit angst om zelf overvallen te worden.
Eigen accenten Lucas, in vergelijking met Matteüs en Marcus
Lucas 10:25-37 heeft parallellen in Marcus 12:28-34 en Matteüs 22:34-40. Lucas wijkt op verschillende manieren af van parallelle passages. Lucas’ versie is uniek door de toevoeging van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.
Het verslag van Lucas is gestructureerd als een onderrichtende dialoog in plaats van een confronterend debat zoals bij Matteüs. Bovendien benadrukt Lucas de verbinding tussen het liefhebben van God en de naaste als een weg naar het eeuwige leven, een thema dat niet zo prominent aanwezig is in de parallelle passages bij Matteüs en Marcus.
Aantekeningen
Bij vers 25
Het enig noodzakelijke
- wetgeleerde: Een toradeskundige en voor Lucas de negatieve tegenspeler van Jezus (zie Luc. 7:30; 11:45-46,52; 14:3). Dit is een favoriet woord van Lucas, dat hij gebruikt bovenop het verhaal van Marcus dat hij overgeleverd heeft gekregen. Een verder verschil is dat Jezus bij Matteüs en Marcus zelf het antwoord geeft op de vraag, terwijl Jezus in Lucas een wedervraag stelt. De wetgeleerde wordt door Jezus geacht zelf het antwoord te weten op zijn eigen vraag.
- op de proef wilde stellen: De wetgeleerde weet het antwoord al en wil vaststellen of Jezus daarmee instemt.
- deel te krijgen aan het eeuwige leven: In rabbijnse bronnen wordt ook gesproken over het verwerven van het eeuwige leven door het ontvangen van onderwijs van de Tora. Sommige vertalingen kiezen hier voor de specifieke vertaling ‘het eeuwige leven beërven’ (bijv. HSV), maar het betreffende Griekse woord werd ook meer algemeen gebruikt als ‘verkrijgen’, ‘ontvangen’.
- wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven: Op deze vraag laat Jezus de wetgeleerde het antwoord geven, terwijl Hij in Lucas 18:18 op een dergelijke vraag zelf het antwoord formuleert. Op de nieuwe vraag van de wetgeleerde in 10:29 antwoordt Jezus met de gelijkenis van de Samaritaan, die eindigt met een wedervraag. Opnieuw geeft de wetgeleerde het goede antwoord en opnieuw krijgt hij de opdracht dit in praktijk te brengen.
Bij vers 26-27
- Heb de Heer (…) verstand: Liefde voor God die het menselijk bestaan in al zijn aspecten betreft. Lucas noemt hier niet een deel van de Tien Geboden, maar noemt de samenvatting van de wet zoals die in Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18 te vinden is (vgl. 22:5). Hart verwijst naar de wil en emoties; ziel naar bewuste vitaliteit en spirituele gevoeligheid; kracht naar persoonlijke energie; geest naar intelligentie. Samen staat dit voor de totaliteit van het persoonlijke leven. Zie ook dit artikel in de Wetenschapsbijbel over de samenhang tussen lichaam en geest.
- uw naaste als uzelf: Binnen het hellenistisch jodendom was er al het streven om de Tora samen te vatten in twee hoofdpunten, vroomheid richting God en gerechtigheid richting mensen. De manier waarop Lucas deze tweedeling uitdrukt door specifiek deze twee geboden (Deut. 6:5 en Lev. 19:18) samen te voegen, is uniek.
Bij vers 28
- doe dat en u zult leven: Het verband tussen het doen van Gods geboden en leven komt herhaaldelijk terug in het Oude Testament (Lev. 18:5; Deut. 4:1; Ezra 19:29; Ezech. 18:21-22; 20:11) en wordt door Jezus bekrachtigd.
Bij vers 29
- wilde zijn gelijk halen: Na de testvraag, waarop de wetgeleerde zelf het antwoord moest geven, bedenkt de wetgeleerde een andere vraag. Je naaste liefhebben is theoretisch mooi, maar wie valt er in de praktijk binnen die categorie? Jezus beantwoordt de vraag niet met een definitie van ‘de naaste’ als een objectieve, vastomlijnde categorie, maar met een verhaal over een ontmoeting die uitmondt in het betoon van barmhartigheid.
- Wie is mijn naaste: In de oudere uitleg werd deze passage soms gebruikt om christelijk universalisme tegenover Joods chauvinisme te zetten. Het idee is dan dat Joden alleen hun mede-Joden als ‘naaste’ zagen, en dat Jezus het begrip ‘naaste’ uitbreidt. Waarschijnlijk ligt het anders. Het gebod in Leviticus 19:18 je naaste lief te hebben als jezelf heeft betrekking op Israël als heilig volk, waartoe volgens Leviticus 19:34 ook de inwonende vreemdelingen gerekend worden. De wetgeleerde werpt dus de vraag op wie er in de context van dat gebod tot de categorie ‘naaste’ gerekend moeten worden. Daaruit kun je niet afleiden dat Joden toentertijd altijd van een beperkte definitie van ‘naaste’ uitgingen. Ook in rabbijnse bronnen komt de opvatting voor dat 'je naaste' uit Leviticus 19:18 niet zonder meer samenvalt met iemand van de eigen groep, maar dat iemand zich door zijn handelen als naaste toont. In onze tekst wil de wetgeleerde het Jezus moeilijk maken en vraagt welke categorie mensen in het dagelijks leven onder het begrip ‘naaste’ valt.
Bij vers 30
- Van Jeruzalem naar Jericho: Circa 28 km, met een steile afdaling. De stad Jericho in de tijd van Jezus was gesticht door Herodes de Grote. Het lag in de buurt van de plek waar de stad Jericho lag die we kennen uit het Oude Testament.
Bij vers 31
- Kwam langs: Lett.: ‘daalde af’, wat aangeeft dat hij niet op weg was naar Jeruzalem maar er vandaan kwam, want Jeruzalem ligt veel hoger dan Jericho. De richting is van belang. Stel dat hij op weg was naar Jeruzalem om dienst te doen in de tempel, dan had hij zich zorgen hebben kunnen maken over zijn rituele reinheid wanneer hij de Samaritaan zou helpen. Maar dat is dus niet aan de orde.
- met een boog om hem heen: Een veelgehoorde (maar onjuiste) uitleg is dat de priester en de Leviet met een boog om de man heen lopen omdat ze bang zijn ritueel onrein te worden doordat ze een dode aanraken. Priesters mochten in beginsel geen lijk aanraken (Lev. 21). Maar respectvolle omgang met de doden was voor Joden zeer belangrijk (zie Tobit 1:16-20). Volgens rabbijnse bronnen mocht in geval van nood zelfs de meest gewijde persoon—de hogepriester of een nazireeër—een lijk begraven. Ook dit was een noodgeval. Wat de priester en Leviet ontbreekt is het medelijden dat de Samaritaan wel heeft (vers 33).
Bij vers 32
- Leviet: De Levieten waren verantwoordelijk voor de materiële diensten in de tempel (Num. 1:50).
Bij vers 33
- Samaritaan: De klassieke trits in Joodse verhalen was (1) een priester, (2) een Leviet, (3) een Israëliet. Jezus’ verhaal lijkt die bekende drieslag te volgen, maar in plaats van een Israëliet voert Jezus een Samaritaan op. Dat gaat tegen alle verwachtingen in. In Lucas 9:52-53 is verteld over de spanning tussen Joden en Samaritanen (zie ook Joh. 4:9). Samaritanen zijn de inwoners van Samaria, de hoofdstad van het vroegere noordelijke koninkrijk Israël dat in 722 v.Chr. werd veroverd door Assyrië. Ze hadden een eigen heilige plaats op de berg Gerizim, een eigen priesterschap, en een eigen Tora. De Samaritanen dienden dezelfde God als de Joden en stonden volgens Joodse bronnen daarom dichter bij hen dan andere volken. Het grote geschilpunt betrof de juiste cultus: vindt die plaats in Jeruzalem of in Samaria? In het verhaal staan dus twee categorieën mensen tegenover elkaar: enerzijds de mensen die dienden in de tempel van Jeruzalem, van wie het lidmaatschap van het volk van God boven elke twijfel was verheven, en anderzijds iemand die misschien claimt bij het volk van God te horen, maar van wie die identiteit hevig betwist wordt.
- medelijden: Het werkwoord dat hier gebruikt wordt (splanchnizomai) komt driemaal voor in Lucas. Zelf krijgt Jezus medelijden als Hij ziet hoe een moeder, een weduwe uit Naïn, haar enige zoon, die gestorven is, uitdraagt (Luc. 7:13). Hetzelfde woord wordt ook gebruikt bij de vader uit de gelijkenis van de verloren zoon, als hij zijn zoon ziet terugkeren (Luc. 15:20). Omdat het Griekse werkwoord is afgeleid van het woord voor ‘ingewanden’, wordt soms gekozen voor ‘met innerlijke ontferming bewogen worden’. In dit artikel legt Gert Knepper uit dat je dan de concrete betekenis (‘medelijden hebben’) vermengt met etymologie (de herkomst van een woord).
Bij vers 34
- olie: Een verzachtend middel (Jes 1:6).
- wijn: Als een ontsmettingsmiddel.
- over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier: Een opvallend vergelijkbaar motief staat in 2 Kronieken 28:8-15, waar Samaritanen de wonden van Israëlitische gevangenen verzorgen, hen kleden en op ezels terugbrengen naar Jericho (zie vooral 2 Kron. 28:15).
Bij vers 35
- denarie: Het dagloon van een landarbeider.
- op mijn terugreis: De daad van de Samaritaan toont de reikwijdte van zijn hulp: hij stopt op een gevaarlijke weg; hij geeft het nodige uit zijn eigen bezittingen en van zijn eigen geld; en hij stelt zich garant voor de toekomstige kosten met het risico dat die hoger uitpakken dan verwacht.
Bij vers 36
- Wie (…) de naaste geworden: Weer laat Jezus de wetgeleerde zelf het antwoord geven. De vraag van Jezus is anders geformuleerd dan die van de wetgeleerde. ‘Wie is mijn naaste?’ wordt ‘Wie is de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ Het verschil zit in het werkwoord: in plaats van de ‘naaste’ als statische en vastomlijnde groep te zien, ontstaat een ‘naaste’ door het eigen handelen.
Bij vers 37
- De man: Het antwoord ‘de man die hem barmhartigheid heeft betoont’ is opvallend geformuleerd. Waarom zegt hij niet ‘de Samaritaan’? Sommige uitleggers zeggen dat de wetgeleerde het woord ‘Samaritaan’ niet over zijn lippen kan krijgen. Volgens een andere uitleg is het punt juist dat de naaste gedefinieerd wordt aan de hand van zijn daden. Het doet er niet toe dat het een Samaritaan was, het doet ertoe dat hij barmhartigheid betoonde. Dát maakt hem tot de naaste van de gewonde man.
- Barmhartigheid: Het Griekse eleos (‘barmhartigheid’) speelt bij Lucas een belangrijke rol. Menselijke barmhartigheid is geworteld in Gods barmhartigheid en is zichtbaar in Jezus zelf. Het hangt nauw samen met het vervullen van verbondsbeloften, zoals bezongen bij Maria en Zacharia (Luc. 1:50, 54, 72, 78). Jezus zelf benadrukt het belang van barmhartigheid (Luc. 6:36, daar met een ander Grieks woord), dat zijn oorsprong vindt in de barmhartigheid van God zelf.
- Doet u dan voortaan net zo: De toehoorders krijgen de rol van de barmhartige Samaritaan toegewezen. Dit komt overeen met de wisseling van lijdend voorwerp (object) naar handelend persoon (subject) in de gouden regel uit Lucas 6:31: ‘Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.’
Bron: Studiebijbel in Perspectief
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Bron: Willibrordvertaling editie 2012
Bron: Willibrordvertaling editie 2012, aangepast
Achtergrondinformatie
Bijbel Basics
Bijbel Basics item bij deze tekst: De apostelen in de gevangenis
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina naar:
- het Evangelie volgens Lucas als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- de eigen accenten van Lucas in vergelijking met Matteüs en Marcus
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen
