Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Job 42:1-6

Hier vind je informatie over de context van Job 42:1-6 en aantekeningen bij de tekst.

Het boek Job als geheel

Voor een verdiepende beschouwing bij deze serie, zie dit artikel van Matthijs de Jong: Van rouw naar troost - Een andere kijk op het lijden.

Plek van deze passage in het geheel

Job 42:1-6 sluit het poëtische gedeelte van het boek Job af. Na Gods eerste grote rede vanuit de storm (38:1-39:30) daagt Hij Job uit om Hem te antwoorden (40:1-2). Maar Job antwoordt slechts dat hij zal zwijgen (40:3-5). Daarop volgt Gods tweede grote rede vanuit de storm (40:6-41:26). Job reageert daarop in 42:1-6. Met deze woorden van Job komen de dialogen tot een eind. Daarna wordt het boek nog verhalend afgesloten, zoals het ook verhalend begon. In 42:7-10 spreekt God zich uit over Job en over zijn drie vrienden, wat correspondeert met 2:11-13. Daarna wordt Jobs verdere leven geschetst (42:11-17), wat correspondeert met 1:1-2:10.

Jobs slotwoord in 42:1-6 speelt een belangrijke rol in het boek. Na Jobs hartgrondige klacht (Job 3) gaan de drie vrienden met hem in discussie (Job 4-27). Job houdt echter zijn onschuld vol. Hij onderstreept dat krachtig in zijn slotpleidooi (Job 29-31), waarin hij tot besluit uitroept: ‘Laat nu de Ontzagwekkende antwoord geven’ (31:35). Nadat eerst een vierde vriend, Elihu, gesproken heeft (Job 32-37), kómt er inderdaad een antwoord van God vanuit de storm (Job 38-41).

De grote vraag is: Wat leert Job van dit antwoord, hoe helpt het hem, wat doet hij ermee? Jobs reactie op God in 42:1-6 is tegelijk ook de les die de lezer meekrijgt.

Opbouw en kern van de passage

In zijn slotwoord maakt Job drie dingen duidelijk:

  1. Allereerst erkent Job in vers 2 de almacht van God (en daarmee zijn eigen onmacht).
  2. Ten tweede citeert Job in vers 3 Gods eigen vraag (38:2): Job heeft zich uitgesproken over zaken die zijn begrip te boven gaan. Job beseft nu dat zijn oordeel over de rechtvaardige orde en over Gods vermeende tekortschieten ook tot de ‘wonderbaarlijke zaken’ behoren waar de mens niet bij kan. Hiermee blijft zijn onschuld staan.
  3. Ten derde spreekt Job zijn troost en ommekeer uit in vers 4-6. Hij citeert hoe God hem uitdaagt (38:3 en 40:7) maar laat weten dat hij zijn protest staakt en zal zwijgen. Omdat hij beseft dat hij als sterveling God geen partij kan bieden. Maar ook omdat hij in Gods woorden troost heeft gevonden.

Gods redes bevatten een kritische boodschap en een bevrijdende boodschap voor Job. Gods kritiek is dat Job als sterveling compleet tekortschiet in macht en in wijsheid om God te beoordelen of te bekritiseren. Maar daarin komt ook een bevrijdende boodschap mee: Jobs onschuldige lijden en Gods rechtvaardigheid kunnen naast elkaar bestaan. Dankzij dit positieve inzicht kan Job verder en kan hij de rouw over zijn verlies achter zich laten.

Uitgelicht

In de Bijbelse cultuur horen rouw en troost bij elkaar. Jobs vrienden delen eerst in Jobs rouw, daarna proberen ze hem te troosten, oftewel: zijn rouw te beëindigen. Waar de vrienden falen, brengt God de ommekeer en is Job getroost. Bijbelse troost is niet alleen iets innerlijks, maar ook concreet het beëindigen van rouw, opstaan uit het vuil en terugkeren naar het sociale leven.

Aantekeningen

Bij vers 2

2‘Ik weet dat niets buiten uw macht ligt

en geen enkel plan voor U onuitvoerbaar is.

Job 42:2NBV21Open in de Bijbel

  • Ik weet: ‘Weten’ is een sleutelwoord. In het Hebreeuws staat er een verwant woord voor ‘ik weet’ (vers 2), ‘onverstand’ en ‘bevatten’ (vers 3) en ‘zeg Mij wat je weet’ (vers 4). Job ziet in dat Gods macht en beleid onbeperkt zijn.
  • dat niets buiten uw macht ligt: Gods macht speelt een grote rol in de twee betogen van God. Daarmee staat de menselijke onmacht in contrast.
  • geen enkel plan voor U onuitvoerbaar is: Het woord voor ‘plan’ (mǝzimmâ) wordt ook in Jeremia 23:20 gebruikt voor Gods plan, verwijzend naar iets dat normaliter voor mensen verborgen is. Jobs ontzag voor God komt woordelijk grotendeels overeen met Gods vrees in Genesis 11:6. Het verhaal van Genesis 11 maakt duidelijk dat God niet wil dat de mens onbeperkte macht krijgt. Job benadrukt juist Gods onbeperkte macht en daarmee impliciet zijn eigen onmacht.

Bij vers 3

3Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken?

Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip,

over wonderen, te groot voor mij om te bevatten.

Job 42:3NBV21Open in de Bijbel

  • Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken?: Job citeert het begin van Gods betoog in Job 38. Gods eerste vraag was: ‘Wie is het die mijn besluit bedekt onder woorden vol onverstand?’ (38:2). Nu geeft Job toe: dat was ik. Gods vraag was retorisch (‘wie waagt het …’) met als onderliggende betekenis: dat gaat zo niet. Ook dat erkent Job nu.    
  • besluit: Gods besluit (ʿēṣâ) is niets minder dan Gods scheppingsontwerp, de kosmische, natuurlijke en morele orde waarin God alles zijn plek gaf en waarmee Hij alles in stand houdt (vgl. Ps. 33:11; Ps. 73:24; Jes. 25:1; 28:29; 44:7; 45:11-13; 46:9-11).
  • Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten: Deze dichtregel is in het Hebreeuws kunstig opgebouwd: ‘Zeker, ik heb me geuit – maar begrijp niet – over zaken die voor mij te wonderbaarlijk zijn – maar weet niet.’ Job heeft zich uitgesproken over zaken die voor hem te hoog gegrepen zijn.
  • Ik sprak: Dit ‘spreken’ is niet zomaar iets zeggen, maar heeft een officiële toon. Job gebruikt dit woord ook in 31:37 aan einde van zijn slotpleidooi: ‘Ik kan van al mijn gangen rekenschap afleggen. God pakt dit werkwoord op in 38:4 en 38:18, waar Hij Job uitdaagt (‘vertel het Me’) om een verklaring af te leggen over zijn inrichting van de schepping.
  • wonderen: Vgl. Job 5:9; 9:10; 10:16; 37:5, 14. Wonderen verwijst naar Gods daden: God onderhoudt de kosmische orde door hemel, aarde en zee op hun plaats te houden. Hij onderhoudt de natuurlijke orde door wind en regen, dag en nacht, zon en maan te gebieden. En God treedt moreel op, Hij grijpt straffend of bevrijdend in zoals Hij het goedacht. Job beseft dat hij niet de kennis heeft om zich over Gods handelen uit te spreken.

Bij vers 4

4U zei: “Luister, nu zal Ik spreken.

Ik zal je ondervragen, zeg Mij wat je weet.”

Job 42:4NBV21Open in de Bijbel

  • U zei: In dit vers citeert Job opnieuw Gods woorden, namelijk de woorden die God sprak in 38:3 en 40:7: ‘Ik zal je ondervragen, zeg Mij wat je weet’. Job laat hiermee zien dat hij Gods woorden ter harte neemt.

Bij vers 5

5Ik héb U horen spreken,

en nu heb ik gezien wie U bent.

Job 42:5NBV21Open in de Bijbel

  • Ik héb U horen spreken, en nu heb ik gezien wie U bent: In vers 5 vindt een omslag plaats, maar de vraag is of die al in de eerste regel begint of pas in de tweede. Vaak wordt dit vers zo opgevat: ‘Ik kende U alleen van horen zeggen, maar nu heb ik U met eigen ogen gezien.’ De vraag is of dat klopt. De eerste regel luidt letterlijk: ‘Met het horen van het oor heb ik U gehoord’. Het zóu kunnen dat Job daarmee bedoelt ‘van horen zeggen’, maar waarschijnlijk verwijst dit naar Gods woorden die Job in 4a citeert: ‘Luister, nu zal Ik spreken’. Bovendien zegt Job in 5a ‘Ik heb U gehoord’ en niet ‘ik heb over U gehoord’. Waarschijnlijk moet je de twee regels van vers 5 dus niet als contrast lezen (zoals de NBV04 dat doet), maar als een versterkende parallel: Job heeft God nu horen spreken en daarmee heeft hij God nu met eigen ogen gezien, d.w.z. van dichtbij leren kennen.  
  • gezien: In Job 19:26-27 spreekt Job haast tegen beter weten in de hoop uit dat hij ‘in dit lichaam’, dus nog tijdens zijn leven, God met eigen ogen zal zien. Job klampt zich vast aan de hoop dat God voor hem in de bres zal springen. Een theologische paradox en tegelijk op dat moment Jobs laatste houvast: dat God-als-losser het voor hem opneemt tegen God-als-tegenstander. In de ontknoping van het boek Job blijkt dat het anders heeft uitgepakt. God heeft Job laten zien dat Hij helemaal niet zijn tegenstander is. Job heeft God gezien – op een nieuwe manier leren kennen – en heeft daarmee zijn vertrouwen in God terug.  

Bij vers 6

6Daarom zal ik verder zwijgen,

nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan.’

Job 42:6NBV21Open in de Bijbel

  • Daarom zal ik verder zwijgen: Job komt tot zijn conclusie. Eerst zegt hij (letterlijk) ‘ik wijs af’. Wat hij precies afwijst moeten we aanvullen vanuit de context. Waarschijnlijk bedoelt hij zijn aanklacht tegen God. Job beseft nu immers dat het voor een mens totaal onmogelijk is om een zaak tegen God te voeren. Soms wordt dit Hebreeuwse werkwoord ook zonder object gebruikt, bijv. in Job 7:16 ‘ik kan niet meer’, ‘ik geef het op’, ‘ik geef me gewonnen’. De NBV21 kiest een korte verwoording die duidelijk maakt dat Job zijn zaak tegen God opgeeft en niet langer zal spreken.
  • nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan: Jobs laatste woorden worden traditioneel vertaald als ‘ik heb berouw, in stof en as’, maar dat is niet de beste keuze. Het werkwoord dat Job hier gebruikt betekent elders in het boek Job steeds ‘troosten’ (zie 2:11; 7:13; 16:2; 21:34; 29:25; 42:11). De drie vrienden kwamen om Job troost te bieden in zijn ellendige situatie. Ze faalden daarin totaal. Uiteindelijk vindt Job troost omdat hij inziet dat God niet zijn vijand is en dat zijn onschuld – ondanks zijn lijden – blijft staan. In de traditionele lezing staat ‘in stof en as’ los van de rest en beschrijft het de omstandigheden. Maar in het Hebreeuws zijn het werkwoord en dit voorzetsel altijd verbonden. Dat werkt als we met ‘troost vinden’ vertalen: Job is dan getroost over stof en as. Daarbij is ‘stof en as’, net als in Job 30:19, een metafoor voor zijn zware lijden, zijn kommervol bestaan.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Verdieping bij thema’s (bij dit hoofdstuk en de hele serie)

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons