Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
22 januari 2024Jean-Jacques Suurmond

Jeremia, ‘meneer Overal Paniek’

De profeet Jeremia leefde in een tijd die in zekere zin op de onze leek. Het was de achtste eeuw vóór Christus en de ene grote crisis volgde op de andere. Jeremia maakte mee hoe Israël zich losmaakte uit de macht van Assyrië, daarna hoe het slachtoffer werd van de heerszuchtige ambities van Egypte en Babylonië, en tot slot hoe het zichzelf dreigde te vernietigen in een roekeloze poging om zich van Babylonië te bevrijden.

Jeremia profeteert tegen de politieke en religieuze spelletjes die Israël naar de afgrond voerden (hoofdstuk 19-20). En hoe! Hij koopt een lendendoek die als waardeloos vod het volk van God verbeeldt. Hij sjouwt door de straten met een juk om de komende ballingschap te symboliseren. Hij smijt een aarden kruik stuk om te laten zien hoe het Jeruzalem zal vergaan als de stad niet naar hem luistert.

Doemdenker

De klap van die kruik is nauwelijks weggestorven, of hij wordt wegens opruiing opgepakt. De priester Paschur laat hem in de tempel in het blok slaan, waarin Jeremia staande en kromgebogen de nacht moet doorbrengen. De volgende dag zegt hij tegen Paschur: ‘De Heer noemt jou niet langer Paschur, maar “Magor-Missabib” – wat betekent: “Overal paniek”.’ De priester zal daarop met schouderophalen gereageerd hebben. Jeremia had al zo vaak ‘overal paniek!’ geroepen dat het zijn spotnaam was geworden: ‘Kijk, daar heb je meneer Overal Paniek.’ Het volk stak voor het naderende gevaar liever zijn kop in het zand, en vond hem maar een irritante doemdenker.

Waarom bleef hij alarm roepen terwijl er toch niemand luisterde? Iets groter dan hemzelf dreef hem voort. Vaak genoeg verzette hij zich, kreeg hij er schoon genoeg van. Maar steeds weer blijkt God hem te sterk (20:9):

9Als ik denk: Ik wil Hem niet meer noemen,

niet meer spreken in zijn naam,

dan laait er in mijn hart een vuur op,

dan brandt het in mijn gebeente.

Ik doe moeite om het in bedwang te houden,

maar ik kan het niet.

Jeremia 20:9NBV21Open in de Bijbel

Dat vuur is de brand van Gods liefde. Het maakt dat Jeremia in voortdurende tweestrijd verkeert. Zo vaak als hij kritisch tegenover Israël staat, zo vaak ook vereenzelvigt hij zich ermee. Het ene moment komt hij als een priester voor zijn volk op, dan weer geselt hij het met striemende woorden.

Ook maar een mens

Jeremia is ook maar een mens, ook maar een Israëliet die zich het meest identificeert met zijn eigen vlees en bloed, land en cultuur. Hij vecht voortdurend tegen zichzelf. Beter gezegd: hij ervaart dat God in hem vecht – tegen zijn natuurlijke neigingen in. Daardoor blijft hij preken tegen de instituten van politiek en religie, tegen het paleis en de tempel. Die zijn volgens hem even nuttig als een kapotte kruik zolang men niet wandelt in het licht van Gods waarheid. Maar soms wordt zijn tweestrijd hem teveel en wenst hij dat hij maar dood was.

Tweestrijd, twijfel, onzekerheid, perioden van somberheid zijn op zichzelf geen tekenen van ongeloof. Vaak zijn ze juist het gevolg van Gods werkzaamheid in ons hart. De strijd tegen politieke en religieuze illusies begint heel dicht bij huis: onder onze eigen huid. Juist Jeremia’s erkenning dat hij van nature geneigd is om net zo te denken als het kortzichtige volk, alsof Israël niets zou kunnen overkomen, maakt hem tot een groot profeet. Juist omdat hij zijn land zo liefheeft, is hij kritisch – allereerst op zichzelf.

Wie was Jeremia in de Bijbel?

Jeremia is al voor zijn geboorte door God als profeet uitgekozen. Zelf vindt Jeremia dat hij nog te jong is als God hem roept. Maar God zegt dat hij niet bang hoeft te zijn: hij staat naast hem. Hij leeft en werkt voor en na de val van Jeruzalem (587 voor Christus) in Juda.

Overwonnen vijanddenken

‘Als profeet voor alle volken heb ik je aangewezen,’ zegt God (1:5). Door Jeremia’s innerlijke tweestrijd wordt zijn hart pijnlijk verruimd en zijn nationalistische horizon verbreed. Hij gaat de wereld zien vanuit Gods perspectief: die is niet alleen Heer van Israël, maar van alle landen. Jeremia noemt de vijand, de koning van Babel, zelfs ‘dienaar van de Heer’ (25:9). Dat wordt hem door zijn chauvinistische landgenoten niet in dank afgenomen. Ze vluchten naar Egypte, en nemen Jeremia mee.

Wie de vijand ‘een dienaar van de Heer’ noemt, heeft zijn vijanddenken overwonnen. Dat betekent niet dat je goedpraat wat een vijand aan kan richten. Het houdt in dat we kiezen voor het liefdesvuur van de God voor alle volken, om de brand van een grote crisis te voorkomen.

Jean-Jacques Suurmond is emeritus-predikant van de Protestantse Kerk in Nederland en coach.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons