Is dit het einde?


In een eerder bericht
Bij het vijfde zegel in 6:8-11 zagen we de martelaren die hun oog op God hielden. Nu, bij het zesde zegel, zien we de tegenovergestelde groep. Zij werden in 6:10 ‘de mensen die op aarde leven’ genoemd. Zelfs wanneer de situatie heel ernstig is, proberen ze zich nog voor God te verstoppen (vers 15) en vragen zij de bergen en de rotsen om hen te verbergen voor God (vers 16). Alsof dat zou kunnen!
Het zesde zegel
De opening van het zesde zegel laat zien dat God niet vrijuit laat gaan wie zijn naam misbruiken (Exodus 20:7). In de verzen 12-14 wordt zijn ingrijpen beschreven in apocalyptische termen. Laat deze beelden even op je inwerken. Wat hier wordt beschreven kan toch alleen maar het einde van de wereld zijn?
De onheilsbeelden komen uit profetische gedeelten zoals Ezechiël 32:7 en 38:19-22; Joël 2:10, 3:4 en 4:15, en Amos 8:8-9; de reacties erop zijn ook ontleend aan de profeten, zoals Jesaja 2:10, 19 en Hosea 10:8. Ze lijken op de woorden van Jezus in Marcus 13:24-25. De gedachte dat in Gods eindoordeel aardbevingen een grote rol zullen spelen, heeft Johannes eveneens overgenomen uit de Schriften (bijvoorbeeld Jesaja 13:13; 24:18-21).
Het einde van alles
Wanneer de vaste orde van de schepping zo verstoord wordt, moet dat wel het einde van alles veroorzaken. Dat denken in elk geval ook de zondige mensen op aarde, zoals blijkt uit hun reacties in de verzen 15-17. Vers 15 noemt zeven groepen die samen de hele mensheid aanduiden; de term ‘koningen van de aarde’ (zie NBG51 en HSV; vgl. 16:14; 17:2, 18; 18:3, 9; 19:19; 21:24) is gebaseerd op Psalm 2 en duidt op de machthebbers van de huidige wereldorde. Altijd waren zij tegen God in opstand. Nu grijpt Hij in.
Ondanks dat deze mensen wel begrijpen dat het God zelf is die nu ingrijpt, proberen ze toch nog te vluchten. Maar sinds Genesis 3:8-9 kunnen we weten dat we ons voor God niet kunnen verstoppen. Toch is dat vaak ook onze eerste reactie als er iets mis is tussen Hem en ons, denk ik.
In wat ze zeggen, hebben deze mensen wel gelijk. Ze spreken over ‘de toorn van het lam’ en zeggen dat ‘de grote dag van hun toorn’ is aangebroken (17).
Het valt op dat Johannes niet schrijft over de toorn van God, maar over de toorn van het lam! Het lam treedt op als leeuw. Jezus brengt niet alleen Gods liefde op aarde, maar ook het oordeel over de zonde. Dit oordeel is geen uiting van haat, maar van gerechtigheid.
Het antwoord op de vraag, wie kan bestaan voor deze toorn (vers 17) is overigens natuurlijk: niemand. Nergens in Openbaring vinden we ook maar de suggestie van een gelijke strijd.
Gods overwinning is zeker
Het lijkt erop dat het boek Openbaring hier gaat eindigen. De jongste dag is beschreven, het oordeel vindt plaats. De nieuwe aarde moet wel komen want de oude is onbewoonbaar. We verwachten dat het zevende zegel ons het einde aller dingen zal laten zien.
Dit betekent dat wat er verder nog volgt in het boek – en we zijn nog niet op de helft! – moet voorafgaan aan het laatste oordeel zoals hier beschreven. De inhoud van Openbaring blijkt dus niet in chronologische volgorde te staan! Dat maakt ons lezen er niet eenvoudiger op! We hebben geen spoorboekje in handen. Maar Gods overwinning is zeker.
Dr. Pieter J. Lalleman



