Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Een briefwisseling over homoseksualiteit (2)

Respectvol luisteren naar de ander, ook als die met een open Bijbel tot een andere visie komt dan jij – kunnen we dat nog, nu de conflicten vaak zo hoog oplopen? We vroegen twee mensen om het te proberen. Mariecke van den Berg, bijzonder hoogleraar Feminisme en christendom, vervolgt deze briefwisseling over homoseksualiteit en homoseksuele liefdesrelaties. Theoloog en docent semitische talen Wolter Rose reageert.

De grote verscheidenheid aan mannelijkheid en vrouwelijkheid

Mariecke van den Berg

Beste Wolter,

Fijn dat onze briefwisseling nu echt van start is gegaan! Dank je wel voor wat je deelde in je eerste brief, die ik met veel belangstelling heb gelezen.

Alternatieve mannelijkheid

In relatie tot de keuzes die je als student maakte met betrekking tot seks, alcohol en vlees, moest ik meteen denken aan een recent artikel van de hand van theoloog Marco Derks. De student Wolter zou vast waardering hebben voor zijn analyse van de samenhang tussen mannelijkheid, homoseksualiteit, religie en vegetarisme. Het betoog van Derks is dat je als christen, homoseksueel (m) en vegetariër op allerlei manieren niet voldoet aan de in onze westerse maatschappij geldende normen van mannelijkheid. Maar je laat juist zien dat het ook anders kan, dat er alternatieve vormen van mannelijkheid mogelijk zijn die gebaseerd zijn op andere waarden dan – bijvoorbeeld – die van de man als ‘jager’. Het lijkt er dus op dat je destijds keuzes maakte die je niet alleen met betrekking tot seksualiteit, maar ook in relatie tot gender, stevig plaatsen in de tegencultuur die je zo waardeert aan het vroege christendom. Dat vind ik een boeiende weg om te gaan die, vermoed ik, veel mensen aan het denken zet. Mij in elk geval wel.

Verrassing

In deze briefwisseling hebben we het vervolgens natuurlijk vooral over de rol die de Bijbel speelt in de keuzes die we maken en de wegen die we gaan. In dat licht vind ik het boeiend om te lezen over de ‘hermeneutiek van de verborgen schat’ die je hanteert. Wat me er in aantrekt is in de eerste plaats dat aspect van ‘verborgen zijn’. Het heeft iets van verrassing: je weet nog niet wat je gaat aantreffen als je je spade in de grond steekt. Dat vraagt om goed en herhaaldelijk zoeken en graven: datgene wat waardevol is aan de tekst, ligt er niet zomaar bovenop, maar bevindt zich vaak onder de oppervlakte. In jouw exegese van de uitspraken van Jezus over echtscheiding, krijgen die bijvoorbeeld een extra dimensie door ze in gesprek te brengen met het scheppingsverhaal uit Genesis en met Romeinen 1.

Verloren stemmen van vrouwen

In de tweede plaats doet jouw benaming voor je hermeneutische benadering sterk denken aan een methode die gesuggereerd werd door feministisch theologe Elaine Wainwright, die een ‘hermeneutiek van de verloren munt’ hanteerde. Deze hermeneutiek, waar ik me vaak in herken, haakt aan bij de parabel uit Lukas 15:8-9 waar een vrouw één van haar tien munten kwijtraakt en met vriendinnen en buurvrouwen feestviert als ze die na een intensieve zoektocht weer heeft gevonden. Als feministisch hermeneutisch principe slaat dat dan – en hier zit er een spanning tussen onze voorkeursbenaderingen – op het herontdekken of herwaarderen van de stemmen van vouwen in de Bijbel en niet per se op het koningschap van Christus waar jij op bent gestuit. Het gaat om het blootleggen van datgene wat is ondergesneeuwd in een tekst die door mannen is geschreven, die vaak ook over mannen gaat en meestal ook een mannelijk lezerspubliek veronderstelt.

Herkenning en vertegenwoordiging

In de queer theologische benaderingen waar ik de vorige keer over schreef zie je soms eenzelfde soort hermeneutiek. Dan gaat men bijvoorbeeld op zoek naar wat Susannah Cornwall Bijbelse ‘queer ancestors’ noemt, queer voorouders. Dat zijn personages die op de één of andere manier niet goed pasten binnen toen geldende normen van heteroseksualiteit of gender. Een mooi voorbeeld vind ik het werk van theoloog Lewis Reay over de figuur van de eunuch als ‘transcestor’, een ‘transgender anscestor’. Reay ging op zoek naar eunuchen in de Bijbel en kwam uit op een indrukwekkende lijst van personen die soms een belangrijke sleutelrol hebben in de geschiedenis van God met mensen. Als je zelf transgender bent, zoals Reay, is het een enorme opluchting om in de Bijbel mensen aan te treffen die op jou lijken in hun anders-zijn. Om jezelf vertegenwoordigd te zien, voorzien te worden van een (Bijbelse) geschiedenis.

Dat ik bij deze theologie een bepaalde ontroering ervaar, zoals jij wanneer Jezus het opneemt voor mensen die er voor kiezen om niet te trouwen, zegt denk ik veel over waar ik naar zoek als ik ga graven. Eerlijk gezegd is dat niet zozeer naar een moraal, een antwoord op de vraag naar ‘wat mag er?’ Ik zoek eerder naar representatie, vertegenwoordiging, bestaansrecht voor mensen uit de vroegere en hedendaagse marges: ‘wie mag er?’

Verscheidenheid of eenduidigheid?

Vanwege die insteek kom ik niet zo snel uit bij iets als ‘de christelijke seksuele moraal’. Vanuit die kleinere verhalen, en soms ook vanuit een queer benadering van de ‘grote verhalen’ (zoals dat van Jezus), twijfel ik sterk aan het bestaan van zo’n eenduidige moraal. Als ik de Bijbel lees zie ik eerder een enorme verscheidenheid aan mannelijkheid en vrouwelijkheid, aan familievormen, keuzes met betrekking tot wel of geen partner hebben (een keuze die voor mannen vaak ook weer anders lag dan voor vrouwen, trouwens). En ook in de manier waarop de Bijbel door de traditie heen werd geïnterpreteerd, zie ik een te grote verscheidenheid om van een eenduidige moraal te kunnen spreken.

Verrast?

Dat brengt me op een vraag die in me opkwam bij het lezen van jouw brief. Als jij gaat ‘schatgraven’, wat wil het dan zeggen dat jouw schat ‘verborgen’ is? Ik bedoel daarmee het volgende: uit de manier waarop je over de ‘verborgen schat’ schrijft, spreekt in mijn beleving een sterke verwondering en een groot ontzag voor wat (Wie) je aantreft. Wat ik er niet zo in zie, is dat element van verrassing of onzekerheid over wat zich onder de oppervlakte bevindt. Het is alsof je de schat inmiddels wel zo’n beetje gevonden hebt en niet echt meer verder hoeft te graven. Mijn vraag zou dan zijn: wanneer was je voor het laatst echt verrast en merkte je dat er grondig werd gemorreld aan een idee dat je had? Of: wanneer werd je onzeker van wat je aantrof? Ik bedoel dit in het algemeen, maar gezien de thematiek van deze briefwisseling zou ik vooral benieuwd zijn naar of je weleens een dergelijke ervaring hebt met betrekking tot je opvattingen over wat er in de Bijbel staat over (homo)seksualiteit.

Ten slotte: je vroeg me om iets te delen over mijn droom. Die lijkt wel wat op die van jou; hij heeft ook sterk betrekking op de kerk (ik vind jouw term, ‘christelijke geloofsgemeenschappen’, breder en mooier). Ik heb vooral een uitgesproken wens voor de volgende generatie, de jongeren die nu opgroeien in de kerk. Voor hen hoop ik dat het ‘klaar’ is nu, het idee dat homoseksualiteit iets is om mee te worstelen. Ik wens ze een relaxte kerk toe, waar hun liefde wordt geaccepteerd en waar ze kunnen steunen op de voorbeeldfiguren die ik zelf moest missen. Een generatie die de vrijheid voelt om de Bijbel weer met nieuwe ogen te benaderen, met lucht en ruimte om te mogen bestaan, mét hun seksualiteit. Dat er altijd een plaats is voor hun ‘wie’. Dat is mijn droom.

Prof.dr. Mariecke van den Berg is universitair hoofddocent aan de faculteit Religie en Theologie van de VU in Amsterdam en bijzonder hoogleraar Feminisme en christendom aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Tempelprostitutie en knapenschenders

Wolter Rose

Beste Mariecke,

Dank voor jou reactie op mijn eerste brief, waarin ik vooral mijn eigen hermeneutiek heb uitgelegd, de ‘hermeneutiek van de verborgen schat’. In deze tweede brief wil ik graag ingaan op een aantal specifieke punten die uit jouw brieven naar voren komen.

Allereerst: wat een lieve opa! Mooi om te zien hoe hij gastvrijheid vooropzet. Daar kunnen we allemaal wat van leren. Misschien was je opa wel meer queer dan hij en jij in eerste instantie dachten, schrijf je. Al lezend rees bij mij de vraag: hoe queer ben ik eigenlijk? Daar ga ik over nadenken. Je hoort er in mijn laatste brief meer over. In deze brief reageer ik eerst op een ander punt in die eerste brief, en vervolgens op een opmerking uit je tweede brief.

Ik ben het met je eens wanneer je in je eerste brief zegt dat we kritisch moeten kijken naar ‘de vanzelfsprekende selectie van “homoteksten”’. Inderdaad: de Bijbel heeft veel meer te bieden. Uit die selectie noem je vervolgens onder meer ‘teksten over tempelprostitutie en knapenschenders’. Wat mij betreft kunnen we daar een stap verder zetten. Van die teksten zou ik willen beweren dat we ons serieus af moeten vragen of er zulke teksten zijn! Dat vraagt natuurlijk om toelichting.

Wat betreft teksten over tempelprostitutie zal ik kort zijn. Het probleem is, zoals Peggy Day schrijft, ‘dat alle niet-bijbelse bronnen uit het oude Nabije Oosten en de klassieke wereld die eerder als primair bewijs voor de praktijk werden genoemd, op verschillende gronden in diskrediet zijn gebracht.’ Ik schreef er al eens eerder over, en ga dat niet herhalen.

Afscheid van ‘knapenschenders’

Ik concentreer me op het woord ‘knapenschenders’ (1 Kor. 6:9) en het voorafgaande woord ‘schandknapen’. Ook die woorden zijn in het gesprek over Bijbel en homoseksualiteit inmiddels niet meer onomstreden. Terecht wordt in een toelichting opgemerkt dat de weergave in de Nieuwe Bijbelvertaling (2004: ‘schandknapen en knapenschenders’) ‘een te specifieke invulling van het Grieks’ is. Het spijt me te moeten zeggen: ik vrees dat hetzelfde geldt voor de weergave die de NBV21 nu gekozen heeft: ‘mannen die zich prostitueren of die andere mannen misbruiken’.

Eén van de criteria bij de revisie die leidde tot NBV21 is een ‘breed wetenschappelijk draagvlak’. Bij de toelichting van 1 Korintiërs 6:9 wordt dat principe helaas niet waar gemaakt. Bij de daar genoemde ‘recente studies’ ontbreken studies die erop wijzen dat het voorzover we weten nieuwe woord dat Paulus gebruikt een opvallende gelijkenis vertoont met een zinsnede uit de Griekse vertaling van Leviticus 18:22.

De rol van de historicus

Een voorbeeld van zo’n ontbrekende recente studie is het Paulus-boek van de onlangs overleden Bijbelwetenschapper Ed Sanders. Hij maakt een scheiding te maken tussen zijn rol als historicus en zijn rol als pleitbezorger voor homoseksuele priesters en leken. Sanders beseft: ‘Veel goede kerkmensen hebben de wens dat Paulus homoseksualiteit niet als zodanig veroordeeld zou hebben, omdat zijn veroordeling vaak op homoseksuelen vandaag wordt toegepast.’

Zijn onderzoek leidt hem als historicus tot de conclusie dat er bij Paulus in Romeinen 1 en 1 Korintiërs 6 sprake is van een algemene afwijzing van gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer. Vervolgens voelt hij zich als modern christen vrij om afstand te nemen van Paulus’ afwijzing (dezelfde twee stappen maakt Bernadette Brooten, een feministische en lesbische nieuwtestamentica).

Sanders schrijft over de twee veelbesproken woorden in 1 Korintiërs 6:9: ‘De betekenis van deze woorden zou niet ter discussie mogen staan, al zijn er natuurlijk mensen die betwisten wat evident is.’ Hij concludeert, o.a. op basis van de gelijkenis met de zinsnede uit Leviticus 18:22:

22Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk.

Leviticus 18:22NBV21Open in de Bijbel

De interpretatie die Sanders voorstelt, wordt gedeeld door verschillende andere bijbelwetenschappers. Ongeacht of je het ermee eens bent of niet, deze interpretatie had in de opsomming van recente studies in de toelichting op de weergave in NBV21 niet mogen ontbreken.

Een algemene afwijzing

Als je heel precies wilt zijn, zou de vertaling dan zoiets worden als: ‘de passieve en de actieve partner bij mannen die naar bed gaan met mannen’. Korter: ‘mannen die naar bed gaan met mannen’. Deze interpretatie komt dus ergens anders uit dan wat de toelichting op de weergave in de NBV21 stelt, ‘dat het hier niet zonder meer gaat over seks tussen mannen’. ‘Niet zonder meer’ — daarmee bedoelt de toelichting ‘dat er een aspect van uitbuiting of misbruik aan kleeft.’ Volgens Sanders en anderen formuleert Paulus wel degelijk een algemene afwijzing van gelijk-geslacht seksueel verkeer. Daarbij is het opvallend dat Paulus op het punt van morele verantwoordelijkheid geen onderscheid maakt tussen beide partners in gelijk-geslacht seksueel verkeer. Dat is anders dan wat we gewend zijn in de Grieks-Romeinse wereld, waar, in de woorden van Sanders: ‘iedereen neerkeek op “zachte” volwassen mannen, maar de actieve mannen die hen penetreerden zich gewoon normaal gedroegen.’

De ontdekking van Gods glorie

In je tweede brief schrijf je naar aanleiding van wat ik zeg over mijn hermeneutiek van de verborgen schat: ‘Het is alsof je de schat inmiddels wel zo’n beetje gevonden hebt en niet echt meer verder hoeft te graven.’ Op een bepaalde manier geeft dat mijn beleving goed weer. Tegelijk kan er ook een misverstand insluipen.

Ik denk dat ik inderdaad de schat heb gevonden (en niet maar zo’n beetje…). Het is voor mij zoiets als de ontdekking van Gods glorie (vrij naar Harry Mulisch). Misschien wel mijn favoriete Bijbelwoord is deze lange zin van de apostel Paulus: ‘Want de God die heeft gezegd: “Uit de duisternis zal licht schijnen,” heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn »glorie«, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus’ (2 Kor. 4:6; ik geef de voorkeur aan het woord glorie waar de NBV21 ‘luister’ heeft).

Wat mij niet meer loslaat is die grote boog die Paulus tekent, waarin begin en bestemming met elkaar verbonden worden: de schepping van het licht aan het begin, en het gezicht van de Zoon van God, een stralend gezicht, als bestemming. En het besef dat als je dit hebt ‘gezien’, dat je dan weet je wat ultieme grootheid is (dat wordt er, als ik het goed begrepen heb, met het woord glorie bedoeld). Het is stamelen, ik besef het.

Een aha-erlebnis

Het misverstand is de gedachte dat als je dit eenmaal gezien hebt, er daarna niets meer te ontdekken valt. Nu begint het pas! Als ik in dit licht de Bijbel lees, heb ik met een bepaalde regelmaat een ‘aha-erlebnis’: een moment waarop ik ontdek: kijk, hier heb je het ook! Op de ochtend van de dag dat ik deze woorden schrijf was dat in de profetieën van Jesaja. Ik las een passage waar Gods ‘arm’ een symbool is van zijn kracht en tegelijk een teken van zijn koestering en zorgzaamheid, als een herder die een kudde weidt (40:10-11). Een verrassende combinatie: noem het kracht en tederheid — zo’n combinatie is een beproefd middel in het spreken van profeten en apostelen om iets van die ultieme grootheid (‘glorie’) van God zichtbaar te maken, in dit geval zo dat al wat leeft het ziet (40:8).

Beste Mariecke, ik hoop dat we afscheid kunnen nemen van schandknapen en knapenschenders, en verder dat ik iets van mijn ontdekkersvreugde heb kunnen delen. Je houdt nog een brief van mij te goed waarin ik iets zeg over of ik net als jouw opa meer queer ben dan ik en jij in eerste instantie denken.

Een hartelijke groet,

Wolter

Dr. Wolter Rose is hoofddocent semitische talen en culturen aan de Theologische Universiteit Kampen|Utrecht.

Bronvermelding

Mariecke van den Berg, 'De grote verscheidenheid aan mannelijkheid en vrouwelijkheid' in: Met Andere Woorden 42/online (27 maart 2023).

Wolter Rose, 'Tempelprostitutie en knapenschenders' in: Met Andere Woorden 42/online (27 maart 2023).

Deze blog is geplaatst op 27 maart 2023.

Vakblad Met andere woorden

Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.

Lees meer

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons