De waterkelder
Een waterkelder of waterreservoir was een ruimte die diende om er regenwater in op te slaan voor de droge maanden van het jaar. Meestal was zo’n kelder uitgehakt in de rotsen, maar soms werd er ook een bestaande grot gebruikt. Een waterkelder kon wel 6 meter in doorsnede zijn en 6 meter diep, soms zelfs groter.
Locatie
Soms was een waterkelder buiten de stad gemaakt, op een plek waar makkelijk water kon worden opgevangen. In plaatsen waar veel mensen woonden, was de waterkelder onder de huizen.
Materiaal
Er werd voor een waterkelder speciaal een harde steensoort uitgezocht zodat het water er niet uit kon weglekken. In later tijden werd de binnenkant van de kelder bedekt met een laagje pleister om hem waterdicht te maken en scheuren te dichten. In Jeremia 2:13
Gebruik
Het water kon van bovenaf uit de kelder geput worden. Maar vaak waren er ook treden uitgehakt, zodat men naar het water toe kon gaan.
Wanneer er water in de kelder stroomde, kwamen er ook deeltjes vuil en aarde mee. Die bleven op de bodem liggen en vulden de waterkelder langzaam op met een laag modder. In zo’n modderige kelder wordt volgens het verhaal in Jeremia 36:6