Matteüs 2:13-23 – Preekinspiratie
Waar gaat het om in dit gedeelte?
Matteüs vertelt hoe in een wereld vol dreiging en duisternis God een weg van bescherming, verborgenheid en vervulling baant. Een weg waarop de messias zijn plaats vindt te midden van verdrukking.
Klik om deze passage te lezen in de NBV21
Hier
En wanneer je een Plus-account hebt, vind je hier
Invalshoeken voor de verkondiging
- De kindermoord in Betlehem is een diep tragisch moment, maar Matteüs laat zien dat zelfs in het diepste lijden Gods plan doorgaat. Aan het einde van het jaar kunnen we terugkijken op pijn en verlies, maar ook op Gods aanwezigheid daarin. Deze tekst kan helpen om te midden van verdriet en pijn toch ook uit te zien naar Gods aanwezigheid.
- Jezus groeit op in Nazaret, een plaats zonder status. Matteüs benadrukt dat dit geen toeval is: de Messias komt niet in glorie, maar in verborgenheid. Dit past bij het einde van het jaar: een moment van bezinning, waarin we ons afvragen waar God was in het gewone, het onopvallende. De preek kan uitnodigen tot herwaardering van het kleine en stille.
- Jozef en Maria zijn voortdurend onderweg: van Betlehem naar Egypte naar Nazaret. Hun reis weerspiegelt hoe God leidt, ook als de weg onzeker is. Het doet denken aan het Bijbelse oermotief van Abraham die op reis wordt gestuurd door God en gaat. Allerlei Bijbelse figuren treden in zijn voetsporen en dat geldt ook voor Jozef. Op de drempel van een nieuw jaar kunnen we ons laten inspireren door hun vertrouwen. Ondanks alle onzekerheden het nieuwe jaar in mogen we weten dat het kind ‘God met ons’ meereist, waar we ook gaan.
Context en aantekeningen bij Matteüs 2:13-23
Het boek Matteüs als geheel
Meer over zaken als de historische context, opbouw, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Matteüs vind je in deze Inleiding bij het Evangelie volgens Matteüs
Plek van deze passage in het geheel
Matteüs 2:13-23 vormt het slot van het kindheidsverhaal in het evangelie naar Matteüs en heeft een belangrijke functie binnen het geheel van het evangelie. Het is onderdeel van een grotere passage, waarin de magoi, de magiërs, via koning Herodes in Jeruzalem naar Betlehem gaan om Jezus te aanbidden. Herodes en ‘heel Jeruzalem met hem’ schrikken (vs. 3) wanneer de magoi komen, want een nieuwe koning is natuurlijk een bedreiging voor de zittende orde, zeker vanwege de titel ‘koning van de Joden’ die geassocieerd werd met de messias die zou komen. Nadat Herodes de hogepriesters en schriftgeleerden heeft geraadpleegd en zo hoort dat de messias in Betlehem geboren zou worden, stuurt hij de magoi op pad om een ‘nauwkeurig onderzoek’ in te stellen, dat aan hem te rapporteren, ‘zodat ook ik erheen kan gaan om het te aanbidden’ (vs. 8). De ster die de magiërs leidt, gaat hen voor naar Betlehem, waar ze Jezus vinden en Hem eer bewijzen (vs. 9-11).
In een droom (de tweede van vijf dromen in Mat. 1 en 2) krijgen de magiërs een aanwijzing dat ze niet naar Herodes terug moeten gaan (wat de lezer extra aanleiding geeft om Herodes te wantrouwen), waarop ze via een andere weg naar huis terugkeren. Matteüs 2:13-23 sluit daarop aan, met dromen als middel van goddelijke openbaring: het gezin vlucht naar Egypte, komt terug uit Egypte, en vestigt zich in Nazaret.
In tegenstelling tot Lucas vinden we in Matteüs geen verhaal van Jezus als een ouder kind (Jezus in de tempel). In Matteüs 3 wordt Jezus als volwassene via Johannes de Doper geïntroduceerd en begint zijn publieke optreden.
Opbouw en kern van de passage
Matteüs 2:13-23 kan in drie delen worden opgedeeld, alle rond vervullingscitaten. Dat is een typisch stijlkenmerk van Matteüs: zo verbindt hij gebeurtenissen uit het leven van Jezus met profetieën uit de (Griekse) Bijbel.
- Vers 13-15: Vlucht naar Egypte. Jozef krijgt in een droom de opdracht om met Maria en Jezus naar Egypte te vluchten. Hosea 11:1: ‘Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.’
- Vers 16-18: Kindermoord in Betlehem. Herodes laat alle jongetjes in Betlehem doden. Matteüs verbindt dit met Jeremia 31:15 in vers 18: ‘Er klinkt een stem in Rama, geween en luid geklaag. Rachel beweent haar kinderen en wil niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’
- Vers 19-23: Terugkeer en vestiging in Nazaret. Na Herodes’ dood keert de familie terug, en vestigt zich uiteindelijk in Nazaret in Galilea. Matteüs zegt erbij: ‘Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeten: “Hij zal Nazoreeër genoemd worden.”’
Matteüs 2:13-23 laat zien hoe Jezus vanaf zijn vroege kindertijd wordt bedreigd en vervolgd, wat vooruitwijst naar het lijden dat zijn hele leven zal kenmerken. Het is dan ook opvallend dat Jezus ‘koning van de Joden’ wordt genoemd. Jezus is dat bij geboorte al, maar Herodes de Grote alleen door de gratie van de keizer. De titel ‘koning van de Joden’ is ook het opschrift boven het kruis en is ook de aanklacht. Deze titel is zowel bij Jezus’ geboorte als bij zijn latere leven een reden om hem te willen vermoorden. Jezus’ komst roept direct conflict op met aardse machten, zoals koning Herodes, en tegelijkertijd vervult Jezus in deze gebeurtenissen meerdere oudtestamentische profetieën. Zijn leven wordt vanaf het begin geleid door goddelijke openbaring, vooral via dromen aan Jozef. Matteüs presenteert Jezus als de messiaanse vervulling van de Schrift en als een nieuwe Mozesfiguur: uit Egypte geroepen (zoals Mozes wegtrekt), beschermd tegen een moordzuchtige koning (de farao; kindermoord), en uiteindelijk gevestigd in Nazaret. Deze perikoop onderstreept Matteüs’ theologische visie op Jezus als de nieuwe Mozes en bereidt de lezer voor op zijn publieke optreden vanaf hoofdstuk 3.
Aantekeningen per vers
Bij vers 13
- de wijk genomen: Het Griekse anachoreō, ‘wijken’, sluit aan bij vers 12, waar dit werkwoord gebruikt wordt om te beschrijven hoe de magiërs naar hun eigen gebied gaan.
- Jozef (…) droom: Er is een sterke gelijkenis tussen de Jozef uit Genesis en de Jozef uit Matteüs. In het bijzonder de rol van dromen. Jozef, Jakobs zoon, droomt zelf en legt dromen uit (Gen. 37, 39-50) en handelt ernaar. Jozef in het Bijbelboek Matteüs wordt door vier goddelijke dromen geleid en handelt er ook naar. Jozefs verhaal in Genesis is de opmaat voor de reis naar Egypte, waar Jozef met Maria en Jezus ook naartoe uitwijkt.
- engel van de Heer: Deze goddelijke figuur verschijnt telkens aan Jozef. In de Hebreeuwse Bijbel komt deze figuur heel vaak voor. In apocalyptische literatuur zijn engelen vaak degenen die profetieën, visioenen en goddelijke aanwijzingen doorgeven.
- Maak je gereed en vlucht: De engel begint precies als in 2:20.
- het kind: Jezus wordt in Matteüs 2 steevast ‘het kind’ genoemd, gevolgd door ‘zijn moeder’.
- Egypte: Het beeld van Egypte is ambigu. Het is vooral negatief bekend vanuit Exodus 1-15 als bedreigende macht. Maar wie breder in het Oude Testament kijkt, ziet dat er nog een ander perspectief op Egypte is: een toevluchtsoord (Gen. 12:10-20; 1 Kon. 11:40; 2 Kon. 25:26; Jer. 26:21; 43:1-7; 2 Mak. 5:8). Zo functioneert het ook in dit verhaal. In Egypte vinden Jozef, Jezus en Maria bescherming. In de tijd van Jezus’ geboorte was het een Romeinse provincie, sinds 30 v.Chr., na Augustus’ overwinning op Marcus Antonius.
- Ombrengen: Herodes de Grote (73 v.Chr.-4 n.Chr.) wil Jezus doden. Dat is niet verwonderlijk, aangezien de claim van een nieuwe koning zijn positie bedreigt. Als we het Griekse tiktō (geboren) in Matteüs 2:2 zo lezen dat Jezus is geboren als koning van de Joden, dus die titel als recht bij geboorte draagt, schept dat een sterk contrast met Herodes, die helemaal niet als Jood was geboren, maar de titel koning van de Joden van de keizer had gekregen. Herodes stond bekend om zijn wrede gedrag: hij liet meerdere familieleden vermoorden, onder wie zijn vrouw Mariamne en drie van zijn zonen, uit angst voor samenzweringen. De Romeinse keizer Augustus zou over hem hebben gezegd: ‘Het is beter om Herodes’ varken te zijn dan zijn zoon,’ een cynische verwijzing naar Herodes’ Idumese achtergrond en zijn bereidheid om zijn eigen kinderen te doden.
Bij vers 14
- Jozef maakte zich gereed: Evenals in 1:24 doet Jozef wat de engel van de Heer opdraagt, waardoor hij als een model voor gelovigen fungeert.
- nacht: de nacht is bij uitstek de tijd om te vluchten.
Bij vers 15
- waar hij bleef tot de dood van Herodes: Jozef bleef daar tot de dood van Herodes (4 n.Chr.), wat betekent dat Jezus een tijd lang in Egypte heeft gewoond. In de latere Joodse literatuur worden Jezus’ wonderen en zijn overtuigingskracht soms geduid als magie, die Jezus in Egypte zou hebben geleerd. In de eerste eeuw stond Egypte bekend als bakermat van de magie.
- bij monde van de profeet: Het vervullingscitaat komt uit Hosea 11:1. Daar verwijst de terugkeer van de zoon naar Israël. Het is een terugblik op de uittocht uit Egypte: God bevrijdde Israël uit slavernij. Matteüs legt de tekst typologisch uit. Waar Hosea sprak over Israël als Gods zoon die uit Egypte werd geroepen, ziet Matteüs in Jezus de vervulling van dat patroon: Hij is het ware Israël dat Gods weg volmaakt gaat.
Bij vers 16
- werd hij verschrikkelijk kwaad: Deze beschrijving typeert Herodes de Grote goed. Uit andere bronnen weten we dat Herodes uitzonderlijk kwaad kon worden en een wrede heerser was die moord niet schuwde (zie aantekening bij vs. 13). Matteüs benoemt dat Herodes uit woede, uit emotie, handelt en dat is geen compliment: een vorst hoorde (en hoort) weloverwogen te handelen, niet uit emotie.
- gaf hij opdracht (…) alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen: Zoals de farao in Exodus ten tijde van Mozes’ geboorte Hebreeuwse jongetjes doodt (Ex. 1:15-22), zo gaat Herodes over kinderlijkjes om zijn macht te behouden. Hij beslist over leven en dood in een woedeaanval. Deze gebeurtenis is niet bekend vanuit andere bronnen, maar gezien het karakter van Herodes niet ondenkbaar. Door de gelijkenis met de farao wordt de vergelijking tussen Mozes en Jezus nog sterker.
Bij vers 17-18
- Zo ging in vervulling: Matteüs gebruikt Jeremia 31:15 om het verdriet in Betlehem te duiden, waarbij Rachel symbool staat voor Israël, die rouwt over haar kinderen. Hoewel Jeremia spreekt over ballingschap met uitzicht op herstel, past Matteüs deze tekst toe op de kindermoord – een situatie van verlies zonder directe hoop. Zo transformeert hij een troosttekst tot een rauwe echo van wanhoop. Rama was ook de plaats waar ballingen werden verzameld voordat ze naar Babylon werden gedeporteerd in 586 v.Chr. (Jer. 40:1). De naam roept de herinnering op aan de ballingschap en terugkeer. Maar ook zou de verwijzing naar Rachel ingegeven kunnen zijn doordat in de Joodse traditie het graf van Rachel en Betlehem met elkaar in verbinding waren gebracht: Rachel was ‘een uur of twee van Efrat’ (het huidige Betlehem) begraven (gebaseerd op Gen. 35:16-20 en 48:7).
Bij vers 19
- Nadat Herodes gestorven was: Herodes stierf in 4 n.Chr. Volgens Flavius Josephus stierf hij na een langdurige en ondraaglijke ziekte die gepaard ging met koorts, braken, zweren en enorme lichamelijke aftakeling (Antiquitates 17.8).
Bij vers 20
- zij die het kind om het leven wilden brengen: Opvallend is dat Matteüs spreekt van een meervoud. Herodes handelt niet alleen, anderen zoeken Jezus te doden vanaf zijn geboorte. Dit ademt het verhaal van Mozes, zie Exodus 4:19: ‘De HEER zei Mozes nog in Midjan dat hij veilig naar Egypte kon terugkeren, aangezien iedereen die hem naar het leven had gestaan gestorven was.’
Bij vers 21
- Jozef maakte zich gereed: Met dezelfde bewoordingen als in vers 14 gehoorzaamt Jozef de goddelijke aanwijzing.
Bij vers 22
- Archelaüs: Herodes’ zoon Archelaüs was de oudst overgebleven zoon van Herodes. Herodes had in zijn testament zijn rijk verdeeld onder zijn drie nog levende zonen: Archelaüs, Antipater en Filippus. Archelaüs regeerde als ‘etnarch’ (een treetje lager dan koning) van 4 tot 6 n.Chr. Maar vanwege zijn impopulariteit wegens wanbestuur, anti-Tora-sentimenten en overmatig geweld trok een delegatie Joden naar keizer Augustus om hem te laten afzetten. Dat lukte: Archelaüs werd verbannen naar Vienna (Frankrijk). Daarna werd Judea een Romeinse provincie, onder bestuur van een prefect (zoals Pontius Pilatus).
- durfde niet naar Judea te gaan: De appel valt niet ver van de boom. Archelaüs lijkt in veel opzichten op zijn vader. Jozef durft het niet aan om zich in zijn gebied te vestigen.
- week hij uit naar Galilea: Het gebied van Galilea werd na Herodes’ dood door Herodes Antipas bestuurd. Hij is vooral bekend van het feest waarop hij onder de indruk raakt van zijn dansende dochter en aan haar wens voldoet om Johannes de Doper te doden. Dat hij door emotie werd geleid en in dat opzicht op zijn vader leek, spreekt niet in zijn voordeel. Later kreeg Herodes Antipas een conflict met de Nabatese koning Aretas IV. Antipas was getrouwd met Aretas’ dochter, maar hij verstootte haar om te kunnen trouwen met Herodias. Dit leidde tot een militair conflict waarbij Aretas Antipas versloeg.
Bij vers 23
- Nazaret: voor meer info over de stad, zie deze pagina over Nazaret
. - Zo moest in vervulling gaan: Matteüs leidt hier een citaat in, maar er is geen profetie in de Hebreeuwse Bijbel te vinden die letterlijk zegt dat de messias uit Nazaret zou komen (zie onder).
- Door de profeten: Dit kan slaan op meerdere teksten die de messias als veracht en nederig voorstellen, passend bij Nazaret als onbeduidende plaats.
- Nazoreeër: Matteüs verwijst mogelijk naar Jesaja 11:1, waar de Messias een ‘twijg’ (nètser) wordt genoemd, wat in het Hebreeuws ongeveer hetzelfde klinkt als ‘Nazaret’. Zie ook de pagina Wat is een Nazoreeër?
.
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Advent en Kerst 2025 - Wees welkom! Of toch niet ...
Ga op deze pagina naar:
- invalshoeken voor de verkondiging
- het Evangelie van Matteüs als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen
