Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Invalshoek 2 bij Johannes 13:1-17: De tijd is gekomen

Door je te verdiepen in hoe Johannes het planmatig karakter van Jezus’ kruisdood benadrukt, kun je in een preek ingaan op vragen als: 

  • Hoe beleven wij de invloed van goed en kwaad, van God en zijn tegenstander in ons leven? 
  • Hoe zit het met keuzevrijheid?

Wat betekent ‘de tijd is gekomen’?

Jezus’ kruisdood is geen ongeluk

In het Evangelie volgens Johannes wordt diverse keren aangegeven dat Jezus’ tijd nog niet (zie Joh. 2:4; 7:6-8; 8:20) of juist wel (Joh. 12:23-27; 13:1; 17:1) is gekomen. Met ‘de tijd’ (of: het moment of ogenblik, zie aantekening bij vers 1) doelt Johannes, zoals het in 12:23 staat, op het moment ‘… dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven.’

Met ‘tot majesteit worden verheven’ doelt Johannes op de ‘hoge plaats’ die Jezus zal krijgen. Bij Johannes verwijst dat naar het kruis én naar de hemel. In de andere evangeliën is de opstanding van Jezus Gods antwoord op zijn dood aan het kruis. Johannes vertelt het anders: God heeft Jezus macht over leven en dood gegeven. Jezus geeft zijn leven niet alleen, Hij neemt het ook weer terug. Het sterven van Jezus was meteen ook zijn overwinning. Wat Johannes betreft hangt hoe iemand dit ziet af van geloof: wie niet vanuit het geloof kijkt, ziet de gekruisigde Jezus; wie vanuit het geloof kijkt, ziet dat Jezus op de hemelse troon gaat zitten.

Vanuit deze gedachte benadrukt Johannes, mede door te spreken over ‘de tijd’, dat Jezus’ kruisdood geen ongeluk is maar deel uitmaakt van Gods plan, deel is van de vervulling van de Schriften (Joh. 2:17; 3:14; 13:18; 15:25; 19:24-37). Johannes tekent Jezus daarbij als heer en meester over zijn leven (Joh. 13:3, 27), niemand kan het Hem ontnemen: Hij geeft het zelf wanneer zijn tijd gekomen is (Joh. 19:30). Daarmee is dit echter nog geen gemakkelijke of vanzelfsprekende weg, zo zegt Jezus in Johannes 12:27:

27Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben ik juist gekomen.

Johannes 12:27NBVOpen in de Bijbel

De rol van de duivel en van Judas 

In dit alles spelen de duivel en Judas een eigen rol. Het Griekse woord diabolos dat in deze passage vertaald is met ‘duivel’ betekent meer letterlijk ‘kwaadspreker’. Waarschijnlijk klinkt hier de betekenis mee van het Hebreeuwse woord satan: ‘tegenstander’. De duivel staat namelijk voor alles wat Jezus niet is: hij was ‘vanaf het begin’ (de schepping) een ‘moordenaar’ (zie 1 Joh. 3:8-12), terwijl Jezus het leven geeft; hij is een ‘aartsleugenaar’, terwijl Jezus de waarheid is en spreekt; hij spreekt namens zichzelf (‘zoals hij is’), terwijl Jezus namens de Vader spreekt (Joh. 14:10).

In het Evangelie volgens Johannes wordt Judas getekend als instrument van de duivel (Joh. 6:70-71, zie ook 12:4-6; 13:11, 21-30; 18:3-6 en vgl. Mat. 16:23, waar Jezus Petrus als Satan aanspreekt). Dit wil echter niet zeggen dat Judas niet handelde uit vrije wil, maar dat uit zijn daden blijkt dat hij geïnspireerd is door de duivel (vgl. Joh. 8:44).

Het blijft gissen wat zijn precieze motieven waren om Jezus uit te leveren. Het is ook grammaticaal lastig om de precieze betekenis van het tweede deel van vers 2, over de duivel en Judas, vast te stellen. Een werkvertaling zou kunnen luiden: ‘(…) de duivel had intussen in het hart geworpen dat Judas (de zoon) van Simon Iskariot Hem zou uitleveren.’ Wordt bedoeld dat de duivel het plan had opgevat om Judas Jezus uit te laten leveren, of liet de duivel in Judas het plan opkomen om Jezus te uit te leveren? Grammaticaal lijkt het eerste het geval te zijn, maar inhoudelijk ligt het tweede meer voor de hand (zie bijvoorbeeld Joh. 13:27, waar staat: ‘Op dat moment nam de duivel bezit van Judas’, en in Joh. 6:70 wordt Judas een duivel genoemd). De meeste Bijbelwetenschappers gaan ervan uit dat de informatie grammaticaal op een niet geheel correcte wijze in dit vers terechtgekomen is. Nagenoeg alle Bijbelvertalingen kiezen daarom voor de tweede, inhoudelijk voor de hand liggender optie.

Jezus versus Judas

Opvallend is dat in Johannes 13:1-20 in elk onderdeel van het verhaal naar Judas verwezen wordt: in vers 2, in vers 11 en in de verzen 18-19. Dit versterkt het contrast dat al in de verzen 1-3 aan de orde wordt gesteld. Aan de ene kant staat Judas, die zich laat bespelen door de sinistere plannen van de duivel en Jezus gaat uitleveren aan de ongelovige machthebbers. Hij verraadt zijn vriend. Aan de andere kant staat Jezus, die zich uit liefde de ultieme vriend betoond (zie voor het thema ‘vriendschap’ ook Joh. 10:11-18; 15:9-17). De kruisdood is geen ongeluk en betekent niet het succes van de duivel: Jezus kiest soeverein (zonder beïnvloeding door anderen, zie vers 3: ‘alle macht’) voor de weg van de liefde tot het uiterste.

Artikelen

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons