Geloof in Christus: inclusief of exclusief uitgangspunt?


Geloof in Christus: inclusief of exclusief uitgangspunt?
In mijn vorige blog ‘Moet je christen zijn om Gods wil te doen
Ik kreeg op deze blog heel wat feedback. Van gelovigen met een inclusieve of ‘progressieve’ achtergrond kreeg ik veel positieve reacties. Ze zagen in die blog een verdienstelijke theologische piste om het christelijke verhaal open te gooien en geen onderscheid of discriminatie te bepleiten ten aanzien van anders- of niet-gelovigen. Van anderen kreeg ik dan weer kritische vragen: is geloof dan niet belangrijk? In de vorige blog somde ik reeds vijf redenen op waarom geloof cruciaal blijft. Vraag beantwoord, zou u denken. Toch is hiermee de kous niet af. Van andere christenen kreeg ik de opmerking dat ‘rechtvaardiging door geloof’ niet mag vergeten worden. Hiermee verwijzen zij naar teksten van Paulus.
Vandaar deze nieuwe blog. Aan de hand van de Romeinenbrief van Paulus ga ik verder in op de noodzaak van geloof en de contradictie tussen de insteek van Paulus en zijn receptie vandaag.
Paulus: een bruggenbouwer door het geloof
In zijn Romeinenbrief tracht Paulus een brug te slaan tussen verschillende groepen. Hij probeert joodse christenen en heidense christenen te verzoenen. Hun visie omtrent de plaats van de joodse Wet (Tora) en haar verplichtingen (de besnijdenis in het bijzonder) verschilde nogal. Paulus weet een middenweg te bewandelen tussen deze twee groepen: de heidense christenen moeten zich niet onderwerpen aan de Wet, maar ze moeten wel enkele minimale vereisten volgen (geen afgoderij, ontucht, consumptie van vlees met bloed en bloed zelf; zie Handelingen 15:19-20). Paulus stelt dat iedereen die in Jezus gelooft rechtvaardiging zal krijgen.
Paulus tracht bovendien ook de joden die Jezus niet als Messias aanvaarden tot het geloof te brengen – hij was namelijk zelf voorheen een jood zonder Jezusgeloof; zelfs een christenvervolger. Een onmogelijke opdracht, zo lijkt het wel, zeker als Paulus de heidense christenen niet wil kwijt geraken.
Toch slaagt Paulus erin om de drie groepen, heidense christenen, Joodse christenen en joden, in zijn theologisch denken met elkaar te verzoenen. Hij doet dit via de wondermooie metafoor van de edele olijfboom (Romeinen 11:17-24). Een metafoor die wij misschien als problematisch ervaren, maar die door Paulus juist bedoeld is om te verbinden. Hij stelt dat het volk van God, de Joden, de edele olijfboom van de Heer is. Echter, met de komst van de Mensenzoon in de wereld gaat het geloof, en de lijn van de edele olijfboom, verder via Jezus. Joodse christenen blijven aldus als takken aan de edele olijfboom hangen. Echter, Joden die Jezus niet erkennen zijn volgens Paulus als afgebroken takken, die op de grond liggen. Toch is er hoop voor hen: zij kunnen opnieuw geënt worden op de boom, via hun geloof in Jezus. Ook voor heidense christenen geldt dezelfde belofte: hun geloof in Jezus zal hun rechtvaardigen; en als takken van een wilde olijfboom (heidense volkeren) kunnen zij op die edele olijfboom geënt worden.
Geloof in Christus is hier de lijm waarmee joden en heidense en Joodse christenen met elkaar verbonden worden. Dit is een inclusieve theologie, waarmee Paulus een ware bruggenbouwer is. Zeker in de tijd van de eerste eeuw, waar de grenzen van religie en etniciteit vaak gebetonneerd waren. Paulus zet de deur open voor de hele wereld: iedereen kan christen worden, als hij of zij in Jezus gelooft. Andere vereisten zijn niet langer van tel.
Geloof in Jezus als vereiste: compatibel met onze tijdsgeest?
Echter, in de eenentwintigste eeuw wordt Paulus’ theologie niet meer als inclusief aangevoeld. Het lijkt de deur juist te sluiten voor anders – of niet-gelovigen. De inclusieve geest waarmee Paulus zijn adagium ‘rechtvaardiging door geloof’ schreef, wordt vandaag eerder als verstikkend aangevoeld: het eisen van geloof voelt onderdrukkend aan.
Wat twintig eeuwen geleden een succesvolle, inclusieve, poging was om verschillende groepen bij elkaar te brengen, blijkt nu een argument voor eerder exclusivistische stemmen die juist geen openheid voor andere levensbeschouwingen aan de dag willen leggen.
Conclusie
Iedere mens kan vanuit zijn geschapenheid naar het beeld van God het goede doen, christenen hebben daar geen monopolie op. Toch blijkt een rechtvaardiging (het goed bevonden worden door Gods oordeel) op Bijbelse grond louter af te hangen van geloof in Christus. Echter, ook de Bijbel dient in haar historische context geplaatst te worden. Waar geloof in Christus als basis voor rechtvaardiging in Paulus’ tijd werd gezien als een inclusieve benadering, lijkt het dit vandaag niet meer te zijn.
Hoe kunnen we hiermee omgaan? Hoe valideren we ons christelijk geloof én openheid naar anderen toen? In het vak ‘Interreligieuze dialoog’ dat ik weldra doceer aan het bisdom Brugge, pleit ik voor een ‘hermeneutisch particularisme’. Maar dat is misschien iets voor een volgende blog.
Emmanuel Wybo, Theoloog en directeur van Biblia en de Bijbeldienst van het bisdom Brugge




