Een naaste ben je niet, je wordt het
Lucas 10
De bekende parabel van de barmhartige Samaritaan onthult een wereld van ontmoeting. Zijn wij, toehoorders van het verhaal, bereid ons eigen leven te laten onderbreken door het lijden van de ander? Durven wij onze comfortabele bubbel te verlaten en anderen een hand te reiken? De Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas noemt dit het appèl van het gelaat: in het gezicht van een kwetsbare of lijdende medemens lees je de oproep om in te grijpen. Deze oproep komt van diep vanbinnen.
Lijden wringt
Het lijden en ongeluk van anderen wringt vaak bij onszelf. Het is makkelijker om er met een boog omheen te lopen, dan een ander hulp aan te bieden en in te gaan op het appèl van het gelaat. Toch roept het lijden van onze naaste ons op om onze verantwoordelijkheid op te nemen, om te doen wat we kunnen. Deze oproep raakt ons in ons diepste mens-zijn: durf je in relatie te treden met de medemens in nood, durf je die ongemakkelijke ontmoeting aan te gaan?
De priester en de Leviet in de parabel durfden dit in ieder geval niet. Twee vooraanstaande figuren in de Joodse samenleving van die tijd, die anderen vertellen wat ze moeten doen om tot God te komen, bieden een naaste geen hulp. Waarom gingen ze niet in op het appèl van het gelaat? Waren ze onverschillig tegenover het lijden van de man? Hadden ze geen tijd, zin of geld? Of werden ze gehinderd door de strenge reinheidswetten van die tijd? Aanraking van een gewond lichaam, met bloed en zweet bedekt, zou hun voorname handen onrein kunnen maken. Al deze mogelijke verklaringen onthullen een rigide kijk op God. De priester en Leviet lieten zich niet bewegen door het gebod om je naaste lief te hebben als jezelf.
Bereid te helpen
Wij kunnen God enkel ten volle ontmoeten als we bereid zijn om onze medemens te helpen en durven erkennen dat we allen één zijn als mensen die geschapen zijn naar het evenbeeld van God zelf. Die horizontale en verticale liefde vormen samen een eenheid: wanneer de ene de andere in de weg staat door een gebrek aan ontmoeting, is meebouwen aan het rijk van God niet mogelijk.
Nadat Jezus de parabel van de barmhartige Samaritaan heeft verteld, stelt Hij opnieuw een vraag aan de wetgeleerde: ‘Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ (Lucas 10:36
Wie is je naaste?
Wie je naaste is, hangt niet af van iemands lidmaatschap van een bepaalde groep. Elkaars naaste zijn is niet afhankelijk van vastgelegde criteria zoals geloof, ras, overtuiging, sociale klasse – voeg daar vandaag de dag ook geslacht, geaardheid en aanvaarding van westerse waarden aan toe. Je wordt namelijk elkaars naaste in de concrete ontmoeting met elkaar. Jezus gebruikt in zijn vraag aan de wetgeleerde ook het werkwoord ‘worden’: mensen zíjn geen naasten van elkaar, maar wórden het. Door de concrete inzet voor anderen en het navolgen van de Wet kunnen we elkaars naaste worden. Ontmoeting en verbondenheid moeten worden gerealiseerd, het is er niet zomaar.
Dit is duidelijk een andere boodschap dan die van heel wat exclusivistische groeperingen die tegenwoordig actief zijn. Eisen dat anderen zich conformeren aan de eigen waarden, identiteit of cultuur, brengt mensen niet bij elkaar. Alleen het openbreken van het hokjesdenken en het actief samenbrengen van mensen kan ons naasten van elkaar maken. Dit vergt, net zoals in het geval van de barmhartige Samaritaan, moed, zweet en inzet.
Emmanuel Wybo is theoloog en directeur van de Bijbeldienst van het Bisdom Brugge. Ook leidt hij Biblia, het Bijbels Belevingscentrum in Brugge.