Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vraagt God in Micha 6:8 nederigheid, ootmoed of iets anders?

Bob Becking

Theoloog en filosoof Thomas Quartier vertelde in een vorig nummer van dit tijdschrift dat de woorden uit Micha 6:8 hem door de toenmalige abt waren aangereikt bij zijn intrede in het klooster. Voor mij was dat aanleiding om opnieuw na te denken over de vertaling van met name het woord ‘nederig’ uit dit vers.

Samenvatting

Thomas Quartier schreef in het voorjaar van 2022 in dit blad een indringend spiritueel artikel over Micha 6:8. Hij gaf aan hoe deze woorden resoneerden in zijn leven als monnik en hoe dit vers een bevrijdend rustpunt vormde in de hectiek van alledag. In dit artikel pleit ik ervoor om het Hebreeuwse woord haṣnēa‘ te vertalen met ‘weloverwogen’ in plaats van met ‘nederig’.

Ik zie Micha 6:8 als een uitspraak waarmee de profeet reageert op de reactie van de Israëlieten. Hij neemt stelling tegen de wijze waarop de Israëlieten willen omgaan met hun schuldbesef. Dat blijkt uit het verband. In Micha 6:1-5 heeft de profeet duidelijk gemaakt dat God het goede met Israël voorheeft. Uittocht uit Egypte, doortocht door de woestijn en intocht in Kanaän worden gepresenteerd als momenten van goddelijke goedheid. Israël heeft die goedheid echter beantwoord met een van God afgewend leven. Micha doet Israël beseffen dat het volk schuldig staat. In Micha 6:6-7 reageert Israël daarop met een serie vragen. Het lijkt alsof de schrijver met de stilte van de witregel na vers 5 de lezer tot een bepaald besef wil brengen: Israël zat fout en de schuld ligt bij het volk. De Israëlieten willen het goedmaken. Ze willen het goedmaken met duizenden rammen en tienduizenden oliebeken. Ze zijn zelfs bereid een kind aan God te offeren. Dat is buiten elke verhouding. Israëls voorstel is overdreven en buitenproportioneel.

Marchanderen met te grote offers is een menselijke neiging. De term ‘marchanderen’ ontleen ik aan het werk van Kübler-Ross over de stadia van de rouwverwerking. In nood en uitzichtloosheid gaan mensen onderhandelen met God of de behandelende arts en doen dan geloften die vaak buitensporig zijn. Zo ook Israël. Maar dwars tegen deze menselijke neiging in, stelt de profeet een alternatief. Dat is Micha 6:8.

Micha 6:8 biedt dus een fundamentele omschakeling. Wat God van mensen vraagt, is nuchtere eenvoud. In reactie op het voorstel van de mensen meldt de auteur dat ze goed weten wat God van hen wil. Ze weten al hoe ze met elkaar, met zichzelf en met God moeten leven. Het gezegde in Micha 6:8 is geen pasklaar antwoord of een duidelijk ethisch principe. Hier wordt geen pasklare moraal bestaande uit een set regeltjes geboden, maar een verwijzing naar een grondhouding. Veel mensen hebben de neiging om – als het om moraliteit of ethiek gaat – meteen in regels en voorschriften te denken over wat wel en niet mag. Micha doet dat niet. De profeet verwijst naar een manier van leven. Hij biedt de ondersteunende balken van moraliteit. Waar het om gaat is liefdevolle solidariteit en gemeenschapszin. De lezers van deze tekst worden uitgenodigd om bedachtzaam en in voortdurend gesprek met hun geweten te leven. Moreel gedrag zou een leven moeten zijn in verantwoordelijkheid voor Gods schepping (zoals bijv. beschreven in de Ethiek van Dietrich Bonhoeffer). Of om hetzelfde punt anders te formuleren: het gelaat van de ander – en vooral de penê yhwh, ‘aangezicht van JHWH' – doet een beroep op mij om te leven vol respect voor de ander en verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. Micha zegt het in een drieslag:

8Er is jou, mens, gezegd wat goed is,

je weet wat de HEER van je wil:

niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten

en nederig de weg te gaan van je God.

Micha 6:8NBV21Open in de Bijbel

Ik heb enige moeite met de manier waarop het laatste zinsdeel doorgaans wordt vertaald. In het Hebreeuws staat hier het woord haṣnēa‘. Naar de vorm is dit een infinitief absoluut. Syntactisch functioneert de vorm als een bijwoordelijke bepaling bij het werkwoord ‘gaan’. De wortel ṣn‘ wordt traditioneel opgevat als een uitdrukking van een vorm van nederigheid, zoals ook uit de voorbeelden van Quartier blijkt. Reeds in 1976 merkte Van der Woude echter op dat het woord moet worden opgevat als een term uit de wijsheid. Het gebruikte werkwoord is ook te vinden in teksten als Spreuken 11:2; Sirach 16:25; 35:3 en 42:8.

In Spreuken 11:2 wordt ṣānûa‘ traditioneel met ‘ootmoedig’ of een variant daarvan vertaald. Zie bijvoorbeeld de NBV21:

2Hoogmoed leidt tot schande,

wijsheid maakt een mens bescheiden.

Spreuken 11:2NBV21Open in de Bijbel

Deze vertaling lijkt ingegeven door het contrast met zādôn, hier met ‘hoogmoed’ vertaald. Zelfingenomen hooghartigheid staat inderdaad haaks op nederigheid. Het woord zādôn kan echter ook met ‘onnadenkende eigendunk’ worden vertaald. Dan staat het woord tegenover ‘weloverwogen’. Tuinstra kiest voor ‘intellectuele terughoudendheid, bedachtzaamheid of bezonnenheid’ als vertaling van ṣānûa‘ in Spreuken 11:2. In de Wijsheid van Jezus Sirach komt het volgende vers voor:

25Ik zal weloverwogen onderricht geven,

nauwgezet kennis overdragen.

Sirach 16:25NBV21Open in de Bijbel

De Hebreeuwse tekst heeft voor het tweede versdeel: wbhṣn‘ ’ḥwh d‘y. De Oudgriekse vertaling heeft dit weergegeven met: kai en akribeiai apangelō epistēmēn. Het nomen akribeiai betekent ‘met precisie/ gedisciplineerd/weloverwogen’. Dit alles ondersteunt de gedachte dat een vertaling met ‘voorzichtig/bezonnen/weloverwogen’ de voorkeur verdient boven de traditionele weergave ‘nederig’. Reeds de Vulgata vertaalde met et sollicitum ambulare cum Deo tuo, ‘zorgzaam te wandelen met je God’. Ook Theodotion (asphalizesthai) en Quinta (phrontizein) hebben in Micha 6:8 een woord in de betekenis van ‘verstandig/zorgzaam’.

Kortom: Israël wordt door Micha geadviseerd verstandig te wandelen, na te denken alvorens te handelen. Bij jezelf te rade gaan wat in de gegeven situatie het beste is om te doen. Gezien de parallellen in het vers moeten deze overwegingen verankerd worden in ‘rechtvaardigheid’ en ‘vriendelijkheid’. Naar mijn opvatting is er dus in de brontekst geen aspect van ‘ootmoed’ of ‘nederigheid’ te vinden. Micha spoort niet aan om ‘te volgen zonder vragen’. Hij roept op tot weloverwogen gedrag dat het recht en de trouw dient.

Naar twee zaken ben ik benieuwd: zullen de toekomstige vertalers van het NBG deze uitleg in een revisie opnemen? En: hoe zal Thomas Quartier tegen deze uitleg aankijken in de ruimte van zijn monastieke bestaan?

Prof. Dr. Bob Becking is voormalig predikant van de Nederlands Hervormde Kerk en emeritus hoogleraar Bijbelwetenschappen van de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Later dit jaar verschijnt van hem een commentaar op het Bijbelboek Micha in de serie ‘Anchor Yale Bible’.

Bronvermelding

Bob Becking, 'Vraagt God in Micha 6:8 nederigheid, ootmoed of iets anders?' in: Met Andere woorden 42/1 (2023), 51-54.

Gerelateerde Bijbelgedeelten

Micha 6.8 - Micha 6.8

Vakblad Met andere woorden

Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.

Lees meer

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons