Hoe vertaal je een geslachtsregister in gewone taal?
Mart Jan Luteijn en Robin ten Hoopen
Veel lezers weten niet goed wat ze aan moeten met de geslachtsregisters in de Bijbel. Ze slaan die meestal over. Ook worden deze lijsten maar zelden bepreekt. Toch voegen ze iets toe aan het verhaal. Hoe komt dat tot uiting in de vertaling van de Bijbel in Gewone Taal?
Samenvatting |
Geslachtsregisters vervullen vaak een brugfunctie in een tekst. Ze verbinden verschillende verhalen met elkaar (zo is het in Genesis 5 en
Peter-Ben Smit, ‘Exegetische schets bij de stamboom van Jezus’ in: Met Andere Woorden 36/2 (november 2017), 52.
Smit, 54-56.
In Genesis vinden we vijf lange (meer dan twintig verzen) en vijf korte geslachtsregisters (minder dan tien verzen). De lange genealogieën staan in Genesis 5, 10, 11:10-26; 36 en 46:8-27, de kortere in 4:17-26; 22:20-24
Zie voor een uitgebreidere behandeling van deze geslachtsregisters: Robin B. ten Hoopen & Mart Jan Luteijn, ‘Reading Between the Lines. An Analysis of the Text Division in the Genealogies of the Book of Genesis in Three Dutch Translations’ in: G. Bady & M.C.A. Korpel (eds.), Les délimitations éditoriales des Écritures des bibles anciennes aux lectures modernes, Pericope 11, Leuven (verschijnt 2020).
In Genesis 2:4, 11:27 en 37:2 introduceert zij echter niet zozeer de nieuwe hoofdpersoon. In Genesis 11:27 en 37:2 zijn het Terach en Jakob die geïntroduceerd worden met de toledotformule terwijl de hoofdrol in de daaropvolgende passages wordt gespeeld door Abraham en Jozef. Genesis 2:4 vervult een brugfunctie tussen het eerste en het tweede scheppingsverhaal.
Hebreeuwse tekstindeling
Om grip te krijgen op de structuur van de teksten, hebben we allereerst gekeken naar de Hebreeuwse tekstindeling van de tien geslachtsregisters in Genesis. De Masoretische traditie gebruikt voor de indeling van de Hebreeuwse tekst twee tekens, de petoecha (meervoud: petoechot) en de setoema (meervoud: setoemot). Petoechot geven het einde van een regel aan en setoemot een korte onderbreking in een regel. Veelal wordt aangenomen dat deze leestekens in de Masoretische tekst corresponderen met witruimtes in de oudere Hebreeuwse handschriften en dus al een oude traditie van tekstindeling weerspiegelen. Overigens worden de petoechot en setoemot in de Hebreeuwse Bijbel niet altijd consistent ingezet. In de boeken Samuel staat er bijvoorbeeld vaak een petoecha rondom de Godsnaam, maar in andere boeken niet.
Eveline van Staalduine-Sulman, ‘Theologische petuchot en setumot in de boeken Samuël’ in: Alef Beet 22/1 (2012), 16-25.
Ook bij de geslachtsregisters in Genesis is er verschil in hoe deze leestekens functioneren in de teksten. We kunnen de tien geslachtsregisters in twee groepen onderverdelen. Er zijn twee registers (Genesis 5 en 11) met ongeveer hetzelfde grondpatroon: ze gebruiken relatief veel setoemot, en bestaan dus uit korte tekstblokjes. De overige geslachtsregisters hebben een ander grondpatroon en bevatten juist weinig petoechot en setoemot. In beide groepen zijn de teksten dus ingedeeld volgens een herkenbaar patroon, al biedt bijna elke tekst op het gevolgde patroon ook weer bepaalde, kleine variaties.
Er wordt vaak aangenomen dat Genesis 5 en 11:10-26 teruggaan op een ouder toledotboek. Zie voor een bespreking van de mogelijke redactiegeschiedenis van Genesis 5: Robin B. ten Hoopen ‘Genesis 5 and the Formation of the Pentateuch. A Redaction Historical Case Study’ in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft 129/2 (2017), 177-93.
Tekstindeling van de BGT
De BGT wil een duidelijke tekst bieden en hanteert daartoe ook bepaalde criteria voor perikopen. De perikopen in de BGT zijn kort, doorgaans tussen de twee en de zes zinnen, en bevatten idealiter slechts één hoofdpersoon of één onderwerp. Daarnaast gebruikt de BGT, als enige Nederlandse vertaling, zowel hoofdkoppen als tussenkoppen. De BGT laat zich bij de tekstindeling vaak leiden door de personages in de tekst, maar ook de structuuranalyse van het Hebreeuws heeft een belangrijke rol gespeeld. De BGT heeft nadrukkelijk een eigen vertaalstrategie gekozen: leesbaarheid en begrijpelijkheid staan voorop.
Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de Bijbel in Gewone Taal? Uitgangspunten, keuzes, dilemma’s, Heerenveen 2014, 60-61.
De hoofdkoppen zijn geschikt om grotere structuren in een Bijbelboek te benadrukken. De BGT heeft er overigens voor gekozen om de eerdergenoemde toledotformule niet consequent als structuurprincipe te zien. In ongeveer de helft van de gevallen komt de hoofdkop overeen met de benaming in de toledotformule (Genesis 5:1, 10:1, 25:19 en 36:1), in de andere helft niet (Genesis 2:4, 6:9, 11:10, 36:9 en 37:2).
In het vervolg bekijken we hoe de principes van de BGT hebben uitgewerkt in de geslachtsregisters van Genesis. Hoe verhoudt dit zich tot de Hebreeuwse tekstindeling en in hoeverre slagen de vertalers erin om de elementen die door de Hebreeuwse leestekens als relevant naar voren worden geschoven ook in de BGT goed over het voetlicht te brengen? We bekijken daarvoor Genesis 5, Genesis 10 en Genesis 46.
Voorbeeld 1: Genesis 5
De nakomelingen van Adam
De mensen die van Adam afstammen
In Genesis 5 worden de generaties van Adam tot Noach opgesomd. Hoewel dit hoofdstuk bekendstaat om zijn zeer hoge leeftijden, klinkt in het kernachtige refrein juist een nadruk op sterfelijkheid door. De tekst volgt een strak patroon dat als volgt weergegeven kan worden:
x leefde .. jaar en verwekte y.
x leefde nadat hij y verwekt had .. jaar en verwekte zonen en dochters.
Alle dagen van x waren .. jaren, en hij stierf.
Deze structuur wordt onderbroken bij Adam (5:1-3), Henoch (5:21-24) en Lamech/Noach (5:28-30). Bij de eerste drie wordt er extra informatie toegevoegd over hun leven, terwijl we in het geval van Noach niet één zoon vinden maar drie (vergelijk Terach in Genesis 11:26). In het geval van Henoch wordt verteld dat hij is weggenomen door God. Een frase die erop duidt dat hij geen reguliere dood is gestorven. De eerder genoemde petoechot en setoemot, zoals aangetroffen in de Codex Leningradensis (het Hebreeuwse handschrift waarop de Biblia Hebraica Stuttgartensia is gebaseerd, de meest gangbare editie van de Hebreeuwse Bijbel), ondersteunen deze nadruk. In de Leningradensis staan er accenttekens ter onderscheiding voor en na deze vier personages. Komt de nadruk op deze vier figuren ook terug in de BGT?
Zie voor een uitgebreidere bespreking van de opname of teleportatie van Henoch: Robin B. ten Hoopen, ‘Where Are You, Enoch? Why Can’t I Find you? Genesis 5:21–24 Reconsidered’ in: Journal of Hebrew Scriptures 18/4 (2018), 1-23.
De vertalers van de BGT hebben ervoor gekozen om het hoofdstuk in te delen in twee korte alinea’s, één lange alinea (6-20), en afsluitend vier korte. Door deze indeling komt er nadruk te liggen op de vier genoemde personages. In alle gevallen springen zij eruit en maken zij geen deel uit van de lange opsomming. Ter vergelijking: het belang van deze figuren komt in de Nieuwe Bijbelvertaling en de Willibrordvertaling minder duidelijk terug. Deze vertalingen kiezen ervoor om het hoofdpatroon van de tekst te volgen en minder aandacht te geven aan de uitzonderingen.
Wel valt op te merken dat het gevolg van de keuze van de BGT is dat de tekst een – voor de BGT – bijzonder lange alinea bevat. Hiermee wordt het uitgangspunt van de BGT om de tekst te structureren in korte alinea’s niet bereikt. In een vergelijkbaar geslachtsregister, in Genesis 10, krijgt elk geslacht juist wél een eigen regel in de BGT.
Voorbeeld 2: Genesis 10
De nakomelingen van Noach
De zonen van Noach
De mensen die van Jafet afstammen
De mensen die van Cham afstammen
De mensen die van Sem afstammen
De volken gaan overal op aarde wonen
Ook het geslachtsregister van de zonen van Noach in Genesis 10 vertelt een eigen verhaal. Dit register heeft eveneens een duidelijk patroon: een inleiding, de nakomelingen van Sem, Cham en Jafet, en een conclusie. En ook hier wijkt de lijst op verschillende punten af van het patroon. De eerste afwijking is de volgorde: in plaats van Sem, Cham en Jafet (vers 1), vinden we in de uitwerking Jafet (1-5), Cham (6-20) en Sem (21-31). Daarnaast zien we dat de nakomelingen van Jafet beperkt blijven tot vijf kleinkinderen, terwijl er bij Cham zeventien volken worden genoemd, en dat de nakomelingen van Sem tot in de zevende generatie een plaats krijgen. Het geslacht van Cham groeit dus in de breedte, dat van Sem in de diepte. De genealogie centreert zich zo rondom Sem. Hij is niet alleen de laatstgenoemde, maar ook de voorvader van Eber (vaak verbonden met de Hebreeën = Israël). Als laatste merken we op dat Nimrod, een kleinkind van Cham, een klein narratief krijgt over zijn eigenschappen (8-12), terwijl ook de Kanaänieten, als nakomelingen van Cham, extra aandacht krijgen (15-19). Deze nadruk wordt naar ons idee bevestigd door de opvallende setoema na vers 14, midden in de lijst van Cham. Hoe komen deze afwijkingen en uitbreidingen in de tekststructuur naar voren in de BGT?
Van deze passage wordt meestal aangenomen dat zij teruggaat op een andere bron (J of non-P), net als de verzen 13-19*, 21 en 24-30*. Voor een bespreking van Nimrod zie: Arie van der Kooij, ‘“Nimrod a Mighty Hunter Before the Lord!” Assyrian Royal Ideology as Perceived in the Hebrew Bible’ in: Journal for Semitics 21/1 (2012), 1-27.
Andere afwijkingen van het patroon zijn de vermelding van de Filistijnen in vers 14b, de wijze van introductie van Sem in vers 21 (vgl. Genesis 4:26), de extra informatie bij Peleg in vers 25 en de uitweiding over de woonplaats in vers 30.
De opvallende omkering in volgorde – Sem, Cham, Jafet in vers 1, Jafet, Cham, Sem in vers 2-31 – wordt in de BGT duidelijk gemarkeerd door de tussenkopjes boven vers 2, vers 6 en vers 21. Elke zoon heeft een eigen kopje, terwijl vers 1 en vers 32, als inleiding en afsluiting ook elk een eigen kopje krijgen.
Ook het verschil tussen de ‘breedte’ van Chams nakomelingen en de ‘diepte’ van Sems nakomelingen zie je terug in de BGT. De perikoop met Chams nakomelingen (6-20) bevat enkele lange alinea’s met opsommingen van afstammelingen: dit toont de veelheid van volken die afstammen van Chams zonen. Dat het nageslacht van Sem de diepte ingaat, geeft de BGT passend weer door te werken met korte alinea’s die elkaar opvolgen. Die laten het onderscheid zien tussen de ‘zonen van’ en de ‘zonen van de zonen van’.
De passage over Nimrod (8-12) neemt de BGT samen met het voorgaande (vers 7), waardoor er opnieuw een lange perikoop ontstaat. Deze keuze is consistent met de manier waarop het patroon wordt vertaald.
Over het algemeen valt op dat de BGT de Hebreeuwse tekst op hoofdlijnen nauwkeurig volgt. De nadere indeling gaat terug op de structuuranalyse en de wisseling van hoofdpersonen en is consistent.
Op deze consistentie is een uitzondering. In de BGT wordt vers 5 nadrukkelijk op Jawan betrokken (zowel in opmaak als vertaling) terwijl Jafet een onzes inziens logischere keuze is op basis van vers 20 en 31.
Voorbeeld 3: Genesis 46
De nakomelingen van Jakob en Lea
De nakomelingen van Jakob en Zilpa
De nakomelingen van Jakob en Rachel
De nakomelingen van Jakob en Bilha
Alle nakomelingen in totaal
In Genesis 46 wordt beschreven hoe de familie van Jakob op reis gaat naar Egypte. Het geslachtsregister (8-27) wordt omgeven door respectievelijk een setoema en een petoecha en daarmee duidelijk afgescheiden van de rest van het hoofdstuk. Ook in dit hoofdstuk is er een duidelijk patroon. Dat patroon centreert zich niet rondom de zonen van Jakob, maar rondom zijn vrouwen. De lijst begint bij de eerste vrouw van Jakob, Lea, en haar bijvrouw, Zilpa, en vervolgt met de zus van Lea, Rachel, en haar bijvrouw, Bilha. Het patroon wordt gekenmerkt door een wisselend gebruik van het Hebreeuwse webenee (en de zonen van) en elleh (deze)enwordt op een aantal plaatsen doorbroken. Zo vinden we een bijzin bij een zoon van Simeon, ‘de zoon van een Kanaänitische vrouw’ (10b) en wordt er bij de zonen van Juda vermeld dat er al twee zijn gestorven in Kanaän (12b). Uitgebreide informatie vinden we bij de zonen van Jozef, die in Egypte waren geboren (20a). Kortom, het zijn primair de hoofdfiguren uit de traditie, Juda en Jozef, waarover extra informatie wordt gegeven. Hoe komt dit over in de structuur van de BGT?
De BGT volgt het hierboven geschetste patroon en plaatst de inleidende zinnen, waarin de vrouwen van Jakob worden genoemd, apart. De concluderende zin van iedere sectie bestaat uit twee elementen: de samenvatting van de sectie en een telling van het aantal zonen. In vers 15 staan deze twee elementen apart, maar in vers 18, 22 en 25 niet. Dat is opvallend, want deze concluderende zin is onderdeel van het patroon en geen afwijking daarvan. Daarnaast krijgt Juda een aparte alinea (vers 12), maar is dat bij Jozef (vers 19-20) niet het geval. In dit hoofdstuk heeft de BGT de structuur van de Hebreeuwse tekst op hoofdlijnen gevolgd, maar in de nadere indelingen niet altijd consequent doorgevoerd.
Conclusie en discussie
Geslachtsregisters vertellen een eigen verhaal. In deze brugpassages met hun strakke structuur bevinden zich veelzeggende variaties. Vaak vinden we deze variaties bij figuren die een hoofdrol spelen in de omringende teksten. Een goed voorbeeld daarvan zijn Adam en Noach in Genesis 5 en Jozef in Genesis 46. Soms vinden we variaties bij figuren die een belangrijke rol spelen in de geschiedenis van Israël, zoals Juda (Genesis 46) of de Kanaänieten (Genesis 10). Soms is de reden onduidelijker, bijvoorbeeld bij Henoch (Genesis 5) of Nimrod (Genesis 10). Hier zou het kunnen gaan om figuren die in bepaalde tradities bekendheid genoten (tradities die buiten de Bijbel zijn gebleven) of juist om figuren die zijn gecreëerd op basis van parallellen in het oude Nabije Oosten en zo een knipoog bevatten naar de volken om Israël heen.
Henoch deelt kenmerken met en is waarschijnlijk gebaseerd op de Mesopotamische figuren Enmeduranki en Utnapishtim (volgens anderen Adapa). Zie Ten Hoopen, ‘Where Are You, Enoch?’ en Seth Sanders, From Adapa to Enoch: Scribal Culture and Religious Vision in Judea and Babylon, Tübingen 2017 voor verdere literatuur. Nimrod zou gebaseerd kunnen zijn op een stereotype Assyrische koning of op een Mesopotamische godheid, zie Van der Kooij.
Kortom, geslachtsregisters zijn veel meer dan lijsten met namen. Ze vertellen een verhaal, al zijn ze niet als verhaal geschreven. Dat die verhalen weinig aan bod komen is een gemiste kans. Het is duidelijk dat de vertalers van de BGT oog hebben gehad voor dat verhaal. Ze proberen de opvallende aspecten goed uit te lichten. In het geval van Genesis 5 is dat uitstekend gelukt. Ook in Genesis 10 komt de hoofdstructuur van de tekst tot zijn recht. Tevens wordt het verschil tussen breedte (Cham) en diepte (Sem) zichtbaar. In Genesis 46 is het onzes inziens minder goed gelukt om het patroon en de afwijkingen daarop in de vertaling uit te lichten.
Samenvattend: de BGT weet opvallend veel subtiliteiten van de Hebreeuwse tekst een plaats te geven in de vertaling. Tegelijk is er op dit punt ook nog steeds veel te winnen.
M. J. Luteijn BA is student in de predikantsmaster van de Protestantse Theologische Universiteit en schreef in zijn masterscriptie onder andere over de tekstindeling in Genesis.
R. B. ten Hoopen MA is promovendus (aio) aan de Protestantse Theologische Universiteit, locatie Amsterdam. Hij werkt aan een dissertatie over concepten van onsterfelijkheid in Genesis 2-3 en het Oude Nabije Oosten.
Bronvermelding
Mart Jan Luteijn en Robin ten Hoopen, ‘Hoe vertaal je geslachtsregisters in gewone taal?’ in: Met Andere Woorden 39/1 (juni 2020), 52-59.
Geraadpleegde literatuur
- Robin B. ten Hoopen, ‘Genesis 5 and the Formation of the Pentateuch. A Redaction Historical Case Study’ in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft 129/2 (2017), 177-93.
- Robin B. ten Hoopen, ‘Where Are You, Enoch? Why Can’t I Find you? Genesis 5:21–24 Reconsidered’ in: Journal of Hebrew Scriptures 18/4 (2018), 1-23.
- Robin B. ten Hoopen & Mart Jan Luteijn, ‘Reading Between the Lines. An Analysis of the Text Division in the Genealogies of the Book of Genesis in Three Dutch Translations’ in: G. Bady & M.C.A. Korpel (eds.), Les délimitations éditoriales des Écritures des bibles anciennes aux lectures modernes, Pericope 11, Leuven (verschijnt 2020).
- Arie van der Kooij, ‘“Nimrod a Mighty Hunter Before the Lord!” Assyrian Royal Ideology as Perceived in the Hebrew Bible’ in: Journal for Semitics 21/1 (2012), 1-27.
- Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de Bijbel in Gewone Taal? Uitgangspunten, keuzes, dilemma’s, Heerenveen 2014.
- Seth Sanders, From Adapa to Enoch: Scribal Culture and Religious Vision in Judea and Babylon, Tübingen 2017.
- Peter-Ben Smit, ‘Exegetische schets bij de stamboom van Jezus’ in: Met Andere Woorden 36/2 (november 2017), 52.
- Eveline van Staalduine-Sulman, ‘Theologische petuchot en setumot in de boeken Samuël’ in: Alef Beet 22/1 (2012), 16-25.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.