Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen: goed nieuws voor christenen en Joden

Inzicht in het Jodendom van de eerste eeuw helpt ons om het Nieuwe Testament beter te begrijpen, maar dat is niet het enige. Meer inzicht in het vroege Jodendom betekent ook goed nieuws voor christenen én Joden.

In 2017 verscheen de tweede, uitgebreide editie van The Jewish Annotated New Testament uit 2011. Hierin werpen meer dan zeventig Joodse wetenschappers licht op het Nieuwe Testament door middel van annotaties en essays. De tweede editie is in het Nederlands vertaald en verscheen in november 2024 als Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen (NTJT).

Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen.

Wij, de Joden die bijdroegen aan The Jewish Annotated New Testament, konden dit werk alleen doen dankzij de welwillendheid van christenen. Om dat te begrijpen moeten we vijfenzeventig jaar terug in de tijd, naar Zwitserland. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar Joden, rooms-katholieken en protestanten samen en stelden de Tien Punten van Seelisberg op. Dit was het eerste internationale naoorlogse document dat onder andere benadrukte dat Jezus, zijn moeder en zijn eerste leerlingen Joden waren, dat niet alle Joden verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus, en dat Joden niet moeten worden aangeduid als vervloekt door God. Deze punten werden bevestigd in het conciliedocument Nostra Aetate van Vaticanum II in 1965. Vervolgens hebben talrijke kerkelijke instanties Paulus’ uitspraak in Romeinen 11:29 bekrachtigd, waarin staat dat ‘de genade voor Israël niet wordt teruggenomen, noch de roeping van God ongedaan gemaakt’. Het NTJT moet daarom worden gezien als een dankbare reactie op christenen die Gods trouw aan het verbond met Israël bevestigden en die zich verzetten tegen antisemitische prediking en onderricht.

Interview met Amy-Jill Levine en Marc Zvi Brettler

MAW sprak uitgebreid met de redacteuren van het NTJT.

Het NTJT en christenen

Marc Brettler en ik als redacteuren van het NTJT hebben dit boek samengesteld met zowel christelijke als Joodse lezers in gedachten. We schreven voor christenen die meer wilden weten over de Joodse achtergrond van het Nieuwe Testament. Het NTJT laat bijvoorbeeld zien hoe de proloog van het Evangelie volgens Johannes voortbouwt op Joodse ideeën over wijsheid. Zowel de aantekeningen als de essays zijn geschreven met respect voor het Nieuwe Testament als het heilige boek van de kerk en voor de mensen die deze teksten als heilig beschouwen. We bekritiseren christelijke theologische opvattingen over incarnatie, opstanding, hemelvaart, de Drie-eenheid, enzovoort niet, maar leggen ze uit. Respect vereist niet dat je het eens bent; respect vereist dat je op zorgvuldige wijze betrokken bent.

Onze bedoeling was bovendien om richtlijnen aan christenen te geven hoe ze over het Nieuwe Testament kunnen prediken en onderwijzen zonder anti-Joodse stereotypen te introduceren of te versterken. Respect vereist namelijk tôkehâ, terechtwijzing. De term komt uit Leviticus 19:17b, het vers dat voorafgaat aan het bekende ‘Heb je naaste lief als jezelf ’(Leviticus 19:18b), dat luidt: ‘Roep [je naaste] ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je.’ Daarom streeft het NTJT ernaar om de veelvoorkomende misverstanden die christenen hebben over eerste-eeuwse Joodse gebruiken en overtuigingen te corrigeren. Daarmee beweren we niet dat alle christenen met dergelijke misverstanden rondlopen. Onze zorgen komen voort uit opmerkingen die we vernemen van studenten, christelijke vrienden en buren, die we hebben gehoord in preken en gelezen in boeken en artikelen.

Christelijke misverstanden

Ik noem hier enkel de belangrijkste misverstanden. Er zijn er veel meer, zie daarvoor mijn NTJT-essay ‘Het afleggen van een vals getuigenis. Veelvoorkomende fouten ten aanzien van het vroege Jodendom’.

In de eerste plaats is het een misverstand dat de synagoge vergeldingsrecht bevordert (‘een oog voor een oog’), terwijl de kerk in navolging van Jezus herstellende gerechtigheid voorstaat (‘keer ook de linkerwang toe’). De synagoge staat namelijk op geldelijke compensatie in geval van lichamelijk letsel en heeft nooit ‘een oog voor een oog’ geëist. De rabbijnse traditie richt zich op wat de dader aan het slachtoffer verschuldigd is. Door te beginnen over het toekeren van de andere wang keert Jezus zich niet per se tegen rechtvaardige compensatie, maar verandert hij het onderwerp van discussie. Er is immers een groot verschil tussen het verliezen van een oog en het krijgen van een klap die beledigend of afwijzend bedoeld is. Jezus richt zich op hoe het slachtoffer zich tot de dader moet verhouden. Beide benaderingen zijn waardevol.

Het is ook een misverstand dat reinheidswetten voor Jezus een probleem waren en dat Jezus alle bezorgdheid over rituele reinheid aan de kant schoof. Het NTJT legt uit hoe de spijswetten functioneerden, welke rol het wassen van handen en het spoelen van kalkstenen vaten speelde, en hoe dergelijke praktijken hielpen om het Romeinse kolonialisme te weerstaan en de Joodse identiteit te versterken. Het NTJT laat zien hoe Jezus de wet juist uitbreidt door ‘een hek om de Tora te bouwen’ zoals het rabbijnse Jodendom dat noemt. Het legt uit hoe Jezus mensen herstelt in rituele reinheid door bloedingen te genezen, huidziekten te reinigen en de doden weer tot leven te brengen. Het NTJT legt uit hoe de uitspraken van Paulus over de wet alleen begrijpelijk zijn wanneer we ons realiseren dat Paulus niet tot Joden spreekt (voor wie het naleven van de Tora belangrijk blijft, ook als ze in Jezus zijn gaan geloven), maar tot mensen uit de heidense volken, die nooit onder de Tora verkeerden.

Ten derde is het een misverstand dat, zoals sommige christenen beweren, Jezus bevrijdend met vrouwen omgaat binnen een Joodse cultuur die vrouwen juist onderdrukte. Evenzo beschouwen ze Paulus’ opmerkingen over het beperken van de rol van vrouwen als voortkomend uit zijn Joodse achtergrond, terwijl zijn progressieve uitspraken zouden voortkomen uit zijn nieuwe ‘christelijke’ bewustzijn. Maar dit contrast klopt niet. Jezus noch Paulus betwistten de heersende genderrollen in de patriarchale cultuur van die tijd. Bovendien vertellen de evangeliën ons over vrouwen binnen de Joodse cultuur die hun eigen huizen bezaten (Marta, de zus van Maria, verwelkomde Jezus in haar huis [Lucas 10:38-42]; de huiskerk in Jeruzalem is in het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus [Handelingen 12:12]). Vrouwen hadden toegang tot hun eigen geld, waaronder de vrouw – verschillend beschreven in elk evangelie – die Jezus zalft met dure olie (Marcus 14:3-9 en parallellen), de vrouwen die Jezus uit hun eigen middelen steun verleenden (Lucas 8:2-3), de arme weduwe in de tempel (Marcus 12:41-44) en de vrouw in de gelijkenis die haar verloren muntstuk vindt en vervolgens een feest geeft voor haar vriendinnen en vrouwelijke buren (het Grieks staat in de vrouwelijke vorm; Lucas 15:8-10). We zien Joodse vrouwen die zich bezighouden met handel en zaken, van de vrouwelijke bakker die zuurdeeg in het meel verstopt (Matteüs 13:33; Lucas 13:21) tot vrouwen in de textielindustrie: het boek Handelingen vermeldt Lydia, die in purperstoffen handelde (Handelingen 16:14), Dorkas/Tabita, die tunica’s en mantels maakte (Handelingen 9:39), en Priscilla, die leerbewerkster was (Handelingen 18:2-3). Vrouwen sloten zich dus niet bij Jezus aan omdat ze onderdrukt werden door hun Joodse systeem. Ze sloten zich bij Jezus aan om dezelfde redenen als mannen: omdat Jezus hun lichamen genas, omdat ze zijn verkondiging van het koninkrijk van God overtuigend vonden, of omdat Jezus een familie voorstond die niet gebaseerd was op huwelijk of geboorte, maar op loyaliteit. Zijn boodschap kan daarom een speciale aantrekkingskracht hebben gehad op vrouwen die niet getrouwd waren, zoals weduwen en gescheiden vrouwen, en op vrouwen die onvruchtbaar waren of geneigd tot het celibaat.

Sommige christenen zien de farizeeën enkel door de lens van de blaam die de evangeliën op hen laden, en negeren de bij name genoemde farizeeën zoals Paulus (die nooit zegt geen Jood of farizeeër meer te zijn), Nikodemus en Gamaliël. Ze beschouwen farizeeën en dus Joden als legalistische, elitaire, geldbeluste hypocrieten. Vanuit Joods perspectief verschijnen de farizeeën echter als liberaliserende vernieuwers. Zij moedigden het volk aan te leven zoals het was bedoeld, als een ‘heilig volk’ (Exodus 19:6).

Het NTJT bevat ook talrijke kaderteksten over problematische teksten, zoals de bloedroep in Matteüs 27:25. Het probeert deze problematische passages niet weg te verklaren, maar laat zien hoe ze mogelijk zijn ontstaan en hoe christenen ze door de eeuwen heen hebben geïnterpreteerd. De auteurs van het NTJT zijn het soms ook oneens over hoe zulke teksten gelezen moeten worden. Sommigen vinden dat het Nieuwe Testament voorstaat wat de Joodse theoloog David Novak soft supersessionism noemt. Dat wil zeggen, het Jodendom heeft nog steeds enige waarde en het verbond met de Joden blijft bestaan, maar de vervulling van al die oude beloften wordt gevonden in de messias. Andere auteurs treffen hard supersessionism aan, bekend als de vervangingstheologie. Dat wil zeggen dat de beloften aan het volk Israël, de Joden, zijn overgegaan op de volgelingen van Jezus en alleen voor hen gelden.

Het NTJT zet uiteen wat een tekst mogelijk betekende voor de eerste hoorders en wat die zou kunnen betekenen voor de lezers van vandaag, gevormd door tweeduizend jaar Joods-christelijke interactie. Door deze inbreng kan het NTJT een instrument zijn in de Joods-christelijke dialoog.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) waar Nostra Aetate werd vastgesteld op 28 oktober 1965. Deze verklaring markeerde een nieuwe fase in de verhouding tussen het Joodse volk en de Katholieke Kerk. Beeld: Wikimedia Commons.

Het NTJT en Joden

Onze tweede beoogde doelgroep zijn Joodse lezers, vooral degenen die weinig bekend zijn met het Nieuwe Testament. Het NTJT vult voor Joodse lezers leemten in het Joodse onderwijs. Daarin springt men nogal eens van de Makkabeeën in de tweede eeuw voor de gewone jaartelling naar de Misjna in de vroege derde eeuw van de gewone jaartelling. Dat is een gemis. Het Nieuwe Testament is ook voor de Joodse geschiedenis van belang. Want de eerste persoon die in de bronnen ‘rabbi’ wordt genoemd, is Jezus van Nazaret. De enige farizeeër van wie we geschreven teksten hebben, is Paulus van Tarsus. De eerste keer dat we in de bronnen horen over de naamgeving van een baby bij een bries (besnijdenis) is in het verhaal van Johannes de Doper in Lucas.

Jezus kleedt zich als een Jood. Hij draagt tsietsiet, die volgens Numeri zijn voorgeschreven als een herinnering aan de geboden (Numeri 15:38). Het zijn deze gedenkkwasten aan de hoeken van zijn kleed die een vrouw, die twaalf jaar aan bloedverlies leed, aanraakt in de hoop op genezing (Matteüs 9:20).

Jezus eet als een Jood. Hij zet de spijswetten niet aan de kant. Hij had gelijk: ‘Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken’ (Marcus 7:15), aangezien eten niet op hetzelfde reinheidsniveau staat als tijdelijke of ongecontroleerde fysieke omstandigheden, zoals menstruatie, ejaculatie, bevalling en dood. Als Jezus de spijswetten had afgeschaft, is het vreemd dat noch Paulus, noch het aposteldecreet in Handelingen 15 dat detail vermeldt. Jezus was als Jood toegewijd aan de heiliging van het lichaam. Hij lette op wat erin ging en wat eruit kwam.

Jezus toont zoveel respect voor de mitswot, de geboden, dat hij met andere Joden debatteert over hoe ze het beste begrepen kunnen worden. Het rabbijnse Jodendom verwijst naar dergelijke discussies als ‘discussies omwille van de hemel’. Jezus gebruikt in die discussies bijvoorbeeld het kal wachomer-argument (des-te-meer-redenering), dat vaak in de rabbijnse literatuur voorkomt. Jezus houdt zich aan de sabbat; genezen op de sabbat was geoorloofd. Zijn stelling ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat’ (Marcus 2:27) gaat niet in tegen vermeende obsessieve wetsbetrachting van de Joden in het algemeen, maar maakt hetzelfde punt als rabbijnse teksten. Bij de uitleg van Exodus 31:14, ‘Want [de sabbat] is voor jullie een heilige dag’, zegt de Talmoed (Joma 85b): ‘De sabbat is aan jullie gegeven; jullie zijn niet aan de sabbat overgeleverd.’

De gelijkenissen van Jezus tonen veel verwantschap met die van de profeten en de rabbi’s. Dit genre was goed bekend bij zijn mede-Joden. Gelijkenissen zijn bedoeld om onze vooronderstellingen uit te dagen en ons te helpen de wereld met nieuwe ogen te bekijken, of ons voor te stellen hoe zij zou kunnen zijn.

Het gebed dat Jezus zijn leerlingen leert, het Onzevader, heeft continuïteit met het Jodendom (Matteüs 6:9-13):

  • ‘Onze Vader’: Joden noemden God ‘Vader’ (Maleachi 2:10).
  • ‘Uw naam worde geheiligd’: Joden hebben Gods naam geheiligd sinds Mozes. Het Kaddiesj-gebed begint zo: ‘Moge zijn grote naam geprezen en geheiligd worden.’
  • ‘Uw koninkrijk kome’: Joodse teksten spreken over haolam haba, de komende wereld, een tijd van universele vrede.
  • ‘Uw wil geschiede’: Het doen van Gods wil staat bij Jezus niet tegenover de wet, maar resulteert in het bouwen van een hek om de Tora en het herstellen van mensen in een toestand van reinheid.
  • ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’: Het ‘dagelijks brood’, dat in het oorspronkelijke Aramees waarschijnlijk ‘het brood van morgen’ betekende, verwijst naar het messiaanse feestmaal. Joden nuttigen op de sabbat voedsel in de synagoge als een voorsmaak van de komende wereld.
  • ‘Vergeef ons onze schulden’: De vergeving van schulden verwijst naar het jubeljaar waarin alle schulden worden kwijtgescholden. Misschien bedoelde Jezus tegelijk het vergeven van zonden.

Kortom, het hele Onzevader past uitstekend in een Joodse context.

Vele onderwerpen die interessant zijn voor Joden, zoals de bezetting van Judea door Rome, de interpretatie en toepassing van de Tora, de identiteit van de farizeeën, hoe het leven van Joodse vrouwen eruitzag en hoe Joden de vraag ‘wie is mijn naaste?’ begrepen, komen in het NTJT in meer dan vijftig essays aan de orde. Het bevat artikelen over messiaans Jodendom, Joodse opvattingen over Jezus, Paulus en Maria, de moeder van Jezus, en over hoe Joodse auteurs en kunstenaars figuren uit het Nieuwe Testament behandelden.

Het NTJT beoogt voorts de negatieve ideeën die sommige Joden hebben over christenen en het christendom te corrigeren. Bijvoorbeeld dat christenen alleen om geloof geven en niet om praktijk; dat wonderbaarlijke concepties, een geïncarneerd ‘Woord’, eschatologische ideeën enzovoort niet passen in een eerste-eeuwse Joodse context; dat mensen die Jezus aanbidden, of het nu in de eerste eeuw of vandaag is, ofwel onwetend of bijgelovig zijn.

Het NTJT bevat bovendien essays die laten zien dat veel kerken anti-semitische interpretaties en vervangingstheologie hebben verworpen. Dit is ook voor Joden belangrijke informatie.

Het NTJT voor iedereen

Het NTJT is zondermeer relevant voor Joden en christenen, maar ook voor andere geïnteresseerden, vooral voor wie zich in een academische context bevindt. Graag neem ik de gelegenheid te baat om vier redenen te noemen waarom het NTJT voor hen relevant is.

  1. Het NTJT legt uit hoe dezelfde tekst – of het nu Genesis, Jesaja of de Psalmen is – op verschillende manieren is gelezen en kan worden gelezen. We bespreken de verschillende ‘bewijsplaatsen’ die vaak worden aangehaald (bijv. Jesaja 7:14). We bespreken hoe Joden hebben gereageerd op beweringen van evangelieverkondigers. Bijvoorbeeld de bewering dat Jezus alle messiaanse profetieën heeft vervuld, of dat het Joodse systeem niet werkt zonder bloedoffers om verzoening te bewerkstelligen, of dat Joden geen vergeving kunnen krijgen buiten het kruis om. Omdat er zoveel meer te zeggen was over hoe Joden en christenen dezelfde teksten anders interpreteren, publiceerden Marc Brettler en ik in vervolg op The Jewish Annotated New Testament in 2020 een boek waarin deze onderwerpen uitgebreider aan de orde komen: The Bible With and Without Jesus. How Jews and Christians Read the Same Stories Differently.
  2. Het NTJT benadrukt het belang van het kennen van de geschiedenis. In academische programma’s staat het bestuderen van de primaire bronnen steeds meer onder druk. Maar als we de historische context niet begrijpen, zullen onze interpretaties van het Nieuwe Testament vertekend zijn. Bovendien stelt juist de kritische studie van geschiedenis ons in staat gemarginaliseerde en onderbelichte groepen mensen te herontdekken, zoals Joden, vrouwen, tot slaaf gemaakten en mensen met een handicap.
  3. Het NTJT toont het belang van receptiegeschiedenis. Het laat bijvoorbeeld zien hoe dezelfde teksten – bijvoorbeeld de geschriften van Paulus – zijn gelezen als anti-Joods én pro-Joods. Het laat zien hoe nieuwere opvattingen over de farizeeën onze opvattingen over Jezus’ relatie tot hen veranderen. Ook laat het NTJT zien wat er op het spel staat in deze verschillende lezingen voor de christologie, de Joods-christelijke relaties en de rol van het Oude Testament voor christenen.
  4. Het NTJT bepleit, in het licht van de veranderende grenzen tussen disciplines, dat het Nieuwe Testament thuishoort in de studie van het Jodendom van de tweede tempelperiode, samen met onder meer de Dode Zeerollen, de geschriften van Philo en Josephus, en de zogeheten pseudepigrafen. Het lezen van het Nieuwe Testament als een ‘Joodse tekst’ – ongeacht welke connotatie we aan de term ‘Joods’ geven – verandert hoe we deze collectie teksten waarderen.

Goed nieuws voor Joden en christenen

Waarom is het belangrijk het Nieuwe Testament in een Joodse context te plaatsen? Het is zowel belangrijk voor de herontdekking van de gezamenlijke geschiedenis van Joden en christenen als voor het begrip van hoe zij uit elkaar zijn gegroeid. Bovendien is het van belang negatieve stereotypering te voorkomen. Als we kennis opdoen van hoe Jezus en Paulus passen binnen hun eigen Joodse context, kunnen we hun uitspraken beter begrijpen en idealiter antisemitische ideeën vermijden. Wij Joden kunnen Jezus en Paulus ook herontdekken als Joodse leraren en zo ontbrekende delen van de Joodse geschiedenis invullen.

Als dit boek verplichte literatuur zou zijn voor alle christelijke geestelijken en onderwijzers, zou dat bijdragen aan het beëindigen van antisemitische leerstellingen. Als het verplichte literatuur zou worden voor rabbijnen en Joodse onderwijzers, zouden de Joods-christelijke relaties verbeteren naarmate wederzijds respect wordt ontwikkeld. Idealiter zouden de aantekeningen en essays de basis kunnen zijn voor Joods-christelijke dialoog.

Toen ik het Nieuwe Testament begon te bestuderen, realiseerde ik me dat we kiezen hoe we lezen. We interpreteren de tekst. Er staan hatelijke teksten in het Nieuwe Testament, maar de christelijke lezers ervan zijn daarmee niet automatisch hatelijke mensen. We kunnen ervoor kiezen om te lezen op een manier die liefde en mededogen bevordert, in plaats van onverdraagzaamheid en haat. Daarom heb ik mijn leven gewijd aan het onderwijzen van christenen, vanuit de wens hun te laten zien hoe ze liefdevolle boodschappen in het Nieuwe Testament kunnen vinden zonder een boodschap van haat tegen het Jodendom en de Joden te verkondigen. Misschien komt de dag dat Jezus en Paulus bruggen kunnen slaan tussen kerk en synagoge in plaats van de wiggen die ze de afgelopen twee millennia hebben gevormd.

Misschien komt de dag dat wij – Joden en christenen – niet alleen onze gemeenschappelijke wortels kunnen vieren, maar ook kunnen deelnemen aan wat de grote lutherse theoloog Krister Stendahl ‘heilige jaloezie’ (holy envy) noemde, het vermogen om respect te hebben voor, geïnspireerd te worden door en uitdagingen te erkennen in de verschillende tradities van de ander. De Nederlandse vertaling van The Jewish Annotated New Testament is een stap in de richting naar die dag. Deze stap brengt ons dichter bij de ideale toekomst waarin Joden en christenen zowel kunnen vieren wat we delen als eerbiedigen waarin we verschillen.

Dr. Amy-Jill Levine is Rabbi Stanley M. Kessler Distinguished Professor of New Testament and Jewish Studies aan de Hartford International University for Religion and Peace in Hartfort, Connecticut. Zij is ook University Professor of New Testament and Jewish Studies Emerita, Mary Jane Werthan Professor of Jewish Studies Emerita en Professor of New Testament Studies Emerita aan de Vanderbilt University in Nashville, Tennessee.

Bronvermelding

Amy-Jill Levine, 'Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen: goed nieuws voor christenen en Joden' in: Met Andere Woorden 44/1 (mei 2025), 4-15.

Zie ook: Cor Hoogerwerf, 'Interview met Amy-Jill Levine en Marc Zvi Brettler: "Het Nieuwe Testament is onderdeel van de Joodse geschiedenis"' in: Met Andere Woorden 43/online (30 oktober 2024), debijbel.nl.

Vakblad Met andere woorden

Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.

Lees meer

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons