De ‘verwoestende gruwel’ – over het updaten van profetieën
‘Wanneer jullie de “verwoestende gruwel” zien staan waar hij niet hoort (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten’, zegt Jezus tegen zijn leerlingen in Marcus 13:14. De NBV21 plaatst aanhalingstekens om ‘verwoestende gruwel’ om aan te geven dat Jezus hiermee verwijst naar een uitdrukking uit het Oude Testament, uit Daniel. Maar waarop doelde de profetie van Daniël precies? Wat heeft Jezus op het oog? En wat kunnen wij er vandaag mee?
De ‘verwoestende gruwel’ in Daniël
De tweede helft van het Bijbelboek Daniël bevat een reeks visioenen die in cryptische bewoordingen de geschiedenis beschrijven die zich uitstrekt vanaf Daniël, de minister in Babylonië, tot het einde, wanneer de grootste verdrukking ooit zal plaatsvinden. Dan zal de aartsengel Michaël het Joodse volk te hulp schieten en zullen de doden worden opgewekt voor het oordeel (Daniël 12:1-4). Daniël leest bij Jeremia dat Jeruzalem na zeventig jaar zou worden hersteld (9:1-2). God laat hem weten dat het gaat om zeventig weken van jaren, 490 jaar dus (9:24). Na zeven weken zal er een gezalfde vorst verschijnen en begint de wederopbouw van Jeruzalem. Die wederopbouw duurt tweeënzestig weken, in een tijd van verdrukking. Maar dan, aan het begin van de negenenzestigste jaarweek, wordt de gezalfde vorst vermoord en brengt een andere vorst verderf over stad en tempel.
Daniël 9
Antiochus IV
In Daniël 10-11 worden deze gebeurtenissen nog gedetailleerder uitgewerkt. De ‘koning van het Noorden’ zal ‘het Zuiden’ binnenvallen, maar hij zal worden verjaagd door schepen van Kittiërs. (Dat is een aanduiding voor bewoners van Cyprus en in het algemeen voor zeevarende mogendheden uit het westen.) Op de terugweg (die door Judea voert) ‘richt hij zijn woede tegen het heilig verbond en besteedt hij zijn aandacht aan hen die het heilig verbond verzaken. Hij brengt strijdkrachten op de been; die zullen het heiligdom, de vesting, ontwijden, het dagelijks offer afschaffen en een verwoesting brengend afgodsbeeld oprichten’ (Daniël 11:30-31).
De gedetailleerde beschrijving van Daniël 11 maakt het mogelijk om de gebeurtenis te identificeren: de Seleucidische vorst Antiochus IV Epifanes belegerde in 170-168 voor Christus het Ptolemeïsche rijk in Egypte, maar werd door een Romeinse vloot gedwongen terug te keren naar Syrië.
Op de terugweg liet hij een altaar oprichten voor Baäl Sjamajiem, de ‘Heer van de hemel’, de Syrische versie van de Griekse god Zeus Olympius. De meeste Bijbeluitleggers zijn het erover eens dat de ‘verwoesting brengende gruwel’ in Daniël 9:27, 11:31 en 12:11 een verwijzing is naar dit altaar.
1290 dagen
De laatste verwijzing naar het ‘verwoesting brengend afgodsbeeld’ is in 12:11.
Daniël 12
Dat is ongeveer drieënhalf jaar (afhankelijk van welke kalender je precies hanteert), de halve week die ook in Daniel 9:27 werd genoemd (oftewel een tijd, een dubbele tijd en een halve tijd, Dan. 7:26; 12:7).
De schrijver van het boek Daniël verwachtte dus de verlossing drieënhalf jaar nadat Antiochus IV het altaar voor Zeus in de tempel plaatste. Of iets langer, want vers 12 geeft een ander getal, 1335 dagen. Het boek zal in deze periode gedeeld zijn onder Joden om hen moed in te spreken met een profetie op naam van Daniël, die verzegeld was geweest tot de eindtijd (12:9). Fascinerend is echter dat het boek niet werd afgedankt toen de voorspelde opstanding der doden (12:1-3) uitbleef. In plaats daarvan werd het boek geherinterpreteerd met het oog op nieuwe situaties.
1 Makkabeeën
De oudste interpretatie van de ‘verwoestende gruwel’ uit Daniël is te vinden in 1 Makkabeeën. ‘Op 15 kislew van het jaar 145 [= 168 v.Chr.] liet de koning [Antiochus IV] een verwoestende gruwel op het altaar bouwen en hij liet in de andere steden van Judea altaren neerzetten’ (1 Mak. 1:54). Deze tekst bevestigt de verbinding van de ‘verwoestende gruwel’ met Antiochus IV Epifanes, maar terwijl de ‘verwoestende gruwel’ bij Daniël het begin van het einde markeert, met nog slechts drieënhalf jaar te gaan tot de opstanding, is het bij Makkabeeën het begin van een historisch verslag over de Makkabese opstand en het Hasmonese rijk dat daarop volgde; het boek beschrijft de periode van 175 v.Chr. tot 135 v.Chr.
Is het Hasmonese rijk de vervulling van het door Daniël beloofde herstel? Dat zou kunnen – de beschrijving van Judea onder de Hasmonese hogepriester Simon herinnert aan de tijd van vrede onder koning Salomo en aan profetieën over het messiaanse rijk (1 Mak. 14:12, vgl. 1 Kon. 5:5; Mich. 4:4; Zach. 3:10). Maar hoe zit het dan met de in Daniël beloofde opstanding? Daarover zwijgt 1 Makkabeeën.
Marcus
Een volgende herinterpretatie vinden we in de woorden van Jezus in Marcus 13. Jezus heeft zojuist aangekondigd dat de tempelgebouwen zullen worden afgebroken. Petrus vraagt wanneer dat zal gebeuren. Jezus’ rede in Marcus 13:5-37
De verbinding met de vraag van Petrus suggereert dat de verwoesting van de tempel en ‘het einde’ in de gedachtegang van Jezus samenvallen. Vers 5-13 gaat over het onheil dat voorafgaat aan het einde. Dat loopt uit op een periode van nog intensere verdrukking, die begint met de verschijning van de ‘verwoestende gruwel’ die staat waar hij niet hoort. De tijd van die verdrukking zal God omwille van de uitverkorenen verkorten (vers 20). Daarna zal de Mensenzoon komen op de wolken (vers 26).
De boodschap is helder: ‘wees waakzaam’ (Marcus 13:37). Maar de timing blijft vaag: enerzijds nog in het leven van de generatie van Jezus’ hoorders (vers 30), anderzijds weet niemand, zelfs de Zoon niet, wanneer precies (vers 32).
Codetaal
De ‘verwoestende gruwel’ is dus net als bij Daniël het startpunt voor een periode van ongekende verdrukking. Maar Jezus rekent bij Marcus niet voor hoeveel tijd er overblijft. Bovendien zijn de gebeurtenissen die Jezus voorziet veel algemener dan het relaas over opeenvolgende koningen in Daniel 10-11.
Onderzoekers hebben geprobeerd de ‘verwoestende gruwel’ waar Jezus over spreekt te verbinden met een moment uit de geschiedenis van Jeruzalem in de eerste eeuw. Het woord ‘gruwel’ (onzijdig in het Grieks) die staat waar ‘hij’ (mannelijk deelwoord in het Grieks) niet hoort, doet het meest denken aan een afgodsbeeld, waar het woord gruwel vaak voor wordt gebruikt (zo ook de NBV21-vertaling van Daniel 11:31 en 12:11). Het beeld representeert dan een mannelijke godheid (eventueel de Romeinse keizer). Maar tijdens de Joodse oorlog, die uitliep op de verwoesting van de tempel in 70 na Christus, is zo’n standbeeld voor zover we weten nooit opgericht in de tempel. De vaandels van het Romeinse leger komen nog het dichtst in de buurt. Keizer Caligula had in 40 na Christus wel het plan opgevat om een beeld voor Jupiter in de tempel van Jeruzalem te plaatsen, maar dat plan is (door de dood van Caligula) nooit gerealiseerd. Bovendien nemen de meeste onderzoekers aan dat het Evangelie volgens Marcus pas later is geschreven.
Toch hecht Marcus grote waarde aan de identificatie van die gruwel: als verteller onderbreekt hij Jezus’ woorden met een korte aanwijzing: ‘lezer, begrijp dit goed’ (vers 14). Deze oproep doet een beetje denken aan Openbaring 13:18, waar Johannes ‘degene die begrip heeft’ (mijn vertaling) oproept om het getal van het beest te ontcijferen. Zo is ook de ‘verwoestende gruwel’ een soort codetaal. Voor de lezers komt het erop aan de gruwel te herkennen wanneer hij zich aandient. Ik denk dat Marcus, wanneer hij deze woorden opschrijft, de verwoesting van de tempel nog niet heeft meegemaakt. Misschien weet hij ook nog niet precies wat de ‘verwoestende gruwel’ zal zijn. Maar wat hij en zijn medegelovigen meemaken aan onheil en vervolging (vers 5-13) interpreteert hij in het licht van de eindtijdverwachting van Daniël 9-12.
Herformulering
Maar is dit dan de verwachting van Marcus of die van Jezus? De vergelijking tussen Marcus, Matteüs en Lucas laat zien dat evangelisten een zekere vrijheid hadden in het herformuleren en herschikken van de woorden die op naam van Jezus werden overgeleverd. Het is op zich goed mogelijk dat Jezus de verwoesting van de tempel verwachtte. Ook andere Joden verwachtten dat de komst van Gods rijk gepaard zou gaan met een nieuwe, door God zelf gebouwde tempel. Veel onderzoekers interpreteren de zogenaamde ‘tempelreiniging’ (Marcus 11:15-18) als een profetische handeling van Jezus die de verwoesting van de tempel uitbeeldde. Maar in de decennia na Jezus’ dood en opstanding werden zijn woorden en daden doorverteld, opnieuw geïnterpreteerd en geformuleerd in het licht van wat de leerlingen meemaakten en van hun voortgaande bestudering van de Schrift.
Matteüs en Lucas
Die voortgaande herinterpretatie zien we ook bij Matteüs en Lucas, die het Evangelie volgens Marcus gebruikten als input voor hun eigen biografie van Jezus. Wat doen zij met de verwijzing naar de ‘verwoestende gruwel’? Matteüs neemt de woorden van Marcus grotendeels ongewijzigd over, hij expliciteert alleen dat ‘verwoestende gruwel’ afkomstig is van ‘de profeet Daniël’ (Matteüs 24:15) en dat hij staat op ‘de heilige plaats’ (Marcus heeft: ‘waar hij niet hoort’, impliciet is daar ook de tempel bedoeld). Lucas gaat verder: hij vervangt de ‘verwoestende gruwel’ door ‘wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is’ (Lucas 21:20). Dat is de opmaat voor de ‘verwoesting van de stad’. Net als Marcus beschrijft Lucas een periode van grote verdrukking (vers 21-23), maar hij beschrijft dat als een nieuwe periode van ballingschap: ‘Jeruzalem zal vertrapt worden door de heidenen, tot hun tijd voorbij is’ (vers 24). Pas na die tijd zal de Mensenzoon komen. Al deze aanpassingen suggereren dat Lucas schrijft ná de verwoesting van de tempel, dat hij die verwoesting duidt in het licht van het eindtijdscenario dat hij bij Marcus aantrof, en in het licht van de voortgaande geschiedenis de rede van Jezus updatet.
En vandaag?
Als je dit alles leest, kun je cynisch concluderen dat de Bijbelschrijvers er met hun toekomstverwachting steeds weer naast gezeten hebben. In feite onderstreept die conclusie wat Jezus in Marcus 13:32 zegt: ‘Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken.’
Maar wat is dan nog de waarde van die aankondigingen van een ‘verwoestende gruwel’ die de opmaat naar het einde zou zijn? Sommige christenen lossen de spanning op door zowel de profetie van Daniël als die van Marcus te beschouwen als profetieën over een eindtijd die nog steeds moet komen. Een Amerikaanse auteur, William John, beschouwt de reactie van overheden op de covidpandemie als vervulling van de ‘verwoestende gruwel’ uit Daniël. In zeker opzicht geeft hij net als Jezus in Marcus een herinterpretatie van Daniël in het licht van de eigen tijd. Maar erg geloofwaardig zijn dergelijke voorstellen niet. Het gevaar is groot dat je wat je zelf verafschuwt met wat creatief denkwerk uitroept tot de ‘verwoestende gruwel’ uit de Bijbel.
William John, An Abomination that Caused Desolation. Examining Biblical Prophecy in Light of the Covid Age, Altona 2023.
Meerdere lagen
Anderen zoeken een middenweg door meerdere lagen te onderscheiden in de profetie van Daniël: een concrete (maar onvolledige) historische vervulling in de tijd van de Makkabeeën en een volgende vervulling in de eerste eeuw, terwijl de volledige vervulling nog uitstaat voor de toekomst. Er is echter niets in de teksten zelf waar het bestaan van die diepere lagen uit blijkt. Voor mij voelt het als een verlegenheidsoplossing.
Gods toekomst
Het uitgangspunt voor hoe we vandaag deze teksten lezen moet liggen in het feit dat ze ons in de canon aangereikt worden. Daniël is in de canon opgenomen ondanks dat de 1335 dagen verstreken waren. Biografieën van Jezus staan in viervoud naast elkaar, ondanks de onderlinge verschillen. We kunnen eerlijk analyseren wat deze teksten in hun eigen context betekenden en erkennen tegelijk dat hun relevantie hun eigen tijd overstijgt.
In tweeduizend jaar kerkgeschiedenis is de hoop op de spoedige komst van Gods rijk soms verzwakt, maar ook steeds weer opgevlamd. Die hoop hangt niet af van bepaalde Bijbelteksten, maar komt voort uit het vertrouwen dat God het onrecht niet het laatste woord geeft. De ‘gruwel van de verwoesting’ – toen concreet: de ontwijding van de tempel – was erop gericht om die hoop op de God van Israël weg te nemen en te vervangen door de goden van de heersende macht. Jezus roept ons op om ‘waakzaam’ te zijn, kritisch op de goden van onze tijd, en in al ons doen en laten gericht op Gods toekomst.
Dr. Arco den Heijer is docent Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Utrecht.
Bronvermelding
Arco den Heijer, ‘De “verwoestende gruwel” – over het updaten van profetieën’ in: Met Andere Woorden 43/online (30 september 2024), debijbel.nl.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.