Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De mens, het aardse en de Geest

De vertaling van sarx in de NBV21

Volgens Paulus beweegt de mens zich in een krachtenveld tussen de oude, aardse orde, die is aangetast door de zonde, en de nieuwe orde van de Geest. Voor de negatieve pool in dit krachtenveld gebruikt hij het woord sarx, dat in oudere Bijbelvertalingen werd weergegeven met ‘vlees’. De revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling leidt tot een meer consistente vertaling van dit begrip.

Samenvatting

De vertaling van het woord sarx (in oudere Bijbelvertalingen: ‘vlees’) is een ingewikkeld vertaalprobleem. De contextuele benadering van de Nieuwe Bijbelvertaling is uitstekend, maar er valt met name in de brieven van Paulus op twee punten winst te behalen. In de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling kiezen we bij de vertaling van sarx voor ‘aards’ als motiefwoord. Ten eerste omdat ‘aards’ inhoudelijk goed als tegenpool van pneuma (‘Geest’) kan functioneren. Ten tweede omdat door de inzet van het begrip ‘aards’ het motiefwoord sarx beter zichtbaar wordt in de tekst (slimme concordantie).
Een beknopte versie van dit artikel kunt u hier lezen.

Dit artikel belicht de vertaling van het woord sarx in de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV21), met bijzondere aandacht voor Galaten 5 en Romeinen 7 en 8.

I. Inleiding: het vertalen van het woord sarx

In zijn tragedie Zeven tegen Thebe gebruikt Aeschylus in de omschrijving van poortwachter Lasthenes het woord sarx: ‘Rijp van geest, maar qua sarx in de kracht van zijn jeugd.’ Lezers zouden vreemd opkijken als een vertaling hier voor ‘vlees’ zou kiezen. Het Griekse woord sarx drukt hier iets anders uit. Het gaat Aeschylus niet specifiek om het spier- en vetweefsel van Lasthenes, maar om de constatering dat diens lichaam in de kracht van zijn jeugd is. We kunnen dus direct aan het begin van dit artikel al vaststellen dat een concordante vertaling van het Griekse woord sarx met ‘vlees’ zeer problematisch is. Weliswaar valt, gezien de vertaalmoeilijkheden bij dit woord, enige jaloezie jegens de vertalers van de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951) niet te onderdrukken. Zij vertaalden rustig met ‘vlees’. Maar zo legden zij het probleem op het bord van de lezers, die in feite kennis van het Griekse lemma sarx nodig hebben om de vertaling te begrijpen.

Voor de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en de NBV21 is een dergelijke benadering uitgesloten. Het past niet bij de doelstelling van een vertaling in karakteristiek, natuurlijk Nederlands. Het past niet bij de contextuele vertaalmethode, die is gestoeld op het taalkundige basisinzicht dat woorden betekenis krijgen door hun context. Vertalen met ‘vlees’ past ook niet bij het kerkelijke en culturele klimaat waarin de NBV functioneert. Daarin kun je niet met onbegrijpelijk jargon aankomen. Rochus Zuurmond, die er weliswaar voor pleit sarx zo concordant mogelijk te vertalen, constateert dat een oningewijde lezer bij de vertaling met ‘vlees’ zou kunnen denken ‘bij de slager te zijn aangeland’.

Wil een Bijbelvertaling echt als vertaling voor de beoogde gebruikers functioneren, dan ontkom je niet aan de benadering die gekozen is in de NBV en andere contextuele vertalingen. De discussie over de vertaling van sarx in de NBV gaat daarom niet over de vraag of je toch met ‘vlees’ zou moeten vertalen. Representatief is deze conclusie van Jan Lambrecht:

Geen modern Nederlandstalig mens zal bezwaren hebben tegen de grote verscheidenheid waarmee de NBV de zo beladen Griekse term sarx (en de Hebreeuwse basar) weergeeft, telkens rekening houdend met de context zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. (…) Echte inhoudelijke kritiek kan uitgebracht worden tegen de weergave van sarx in Romeinen 7-8 en Galaten 5: daar dient de schakering van zondigheid op een of andere wijze geëxpliciteerd te worden, iets wat de NBV met zijn talrijke wendingen wel lijkt te beogen maar in feite niet doet.

Wat we hier zien is instemming met de contextuele vertaalstrategie, maar kritiek op de specifieke vertaalkeuzes. Dit is inderdaad het kwetsbare punt bij vertalingen zoals de NBV: de contextuele betekenis van woorden is, zeker bij begrippen als sarx, aan discussie onderhevig. Met name wanneer er geen goed Nederlands begrip voor het grijpen ligt, komt het erop aan het midden te vinden tussen ondervertalen en oververtalen, en in de vertaling van zo’n woord een goede balans te vinden voor de tekst als geheel. De vertaling van sarx is hiervan bij uitstek een voorbeeld.

In de volgende sectie van dit artikel ga ik in op de vertaling van het woord sarx in de NBV. Vervolgens ga ik dieper in op de exegese van sarx versus pneuma bij Paulus. Dan volgt een evaluatie van de NBV op dit punt en presenteer ik het nieuwe vertaalvoorstel. Als laatste werk ik uit hoe het nieuwe voorstel toegepast is in de concrete teksten van de NBV21.

II. Sarx in het Nieuwe Testament en de NBV

Vijf betekeniscategorieën

Het woord sarx kan verschillende betekenissen uitdrukken. Ik noem op basis van Dankers lexicon vijf betekeniscategorieën. De indeling in deze vijf betekeniscategorieën heeft uiteraard iets kunstmatigs en is aan interpretatie onderhevig, maar biedt toch een bruikbaar handvat. De meest tastbare betekenis is ‘vlees’, waarbij het gaat om de spiermassa van mensen en dieren, zoals in Openbaring 19:18, waar dit vlees ten prooi valt aan de vogels. In de tweede plaats gaat het soms om het concrete menselijk lichaam, zoals in Efeziërs 5:29: ‘Niemand haat ooit zijn eigen lichaam.’ In andere gevallen heeft sarx betrekking op levende, lichamelijke wezens: ‘al wat leeft’ (Lucas 3:6), ‘alle mensen’ (Johannes 17:2) en ‘geen mens’ (1 Korintiërs 1:29). Een vierde categorie betreft de natuurlijke, biologische verbinding tussen mensen: ‘natuurlijke afstamming’ (Romeinen 9:8), ‘onze aardse vaders’ (Hebreeën 12:9), ‘het volk van Israël’ (1 Korintiërs 10:18, ton Israêl kata sarka). Verder kan sarx gebruikt worden om het uiterlijke perspectief of een gangbare norm aan te duiden: ‘in het dagelijks leven’ (Filemon 1:16), ‘met menselijke maatstaven’ (Johannes 8:15).

De vertaalvoorbeelden die in de vorige alinea staan opgesomd, komen uit de NBV en blijven in de NBV21 ongewijzigd. Steeds is in natuurlijk Nederlands geformuleerd aan welk concept sarx uitdrukking geeft. Ook binnen de betekeniscategorieën is gevarieerd vertaald. Daarbij moest immers rekening gehouden worden met de verbindingen die het woord sarx met andere woorden aangaat, en met de andere concepten die in de betreffende context een rol spelen. In een aantal sarx-gevallen zijn de vertaalkeuzes van de NBV bekritiseerd. Ik noem enkele voorbeelden.  

Het Woord is sarx geworden

De vertaling ‘Het Woord is mens geworden’ (Johannes 1:14) heeft veel reacties opgeroepen. Sarx behoort hier tot de derde betekeniscategorie en de vertaling met ‘mens’ past daar goed bij (zie hierboven). Het probleem is echter dat de auteur in dit specifieke geval, dat zoveel theologisch gewicht heeft, ook voor anthrôpos (‘mens’) had kunnen kiezen. Door sarx treedt het contrast met het hemelse op de voorgrond en wordt de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van de mens belicht. Het woord ‘mens’ schiet net tekort om deze associaties even duidelijk over te brengen als in de brontekst (ondervertaling). Een vaak gehoord alternatief, ‘mens van vlees en bloed’, is echter zowel te breedsprakig als een oververtaling. Die uitdrukking betekent ‘een mens met menselijke eigenschappen en emoties’, nuances die in Johannes 1 niet op de voorgrond staan. Daarom is hier (zoals trouwens vaak het geval is) een minder ingevulde vertaling te verkiezen.

De vertaling ‘mens’ blijft in Johannes 1:14 de beste keuze voor een contextuele vertaling in natuurlijk Nederlands. De geoefende lezer zal immers ‘het Woord was God’ uit Johannes 1:1 verbinden met ‘Het Woord is mens geworden’ en dus het begrip ‘mens’ laden vanuit de tegenstelling tussen God en mens. Dan komen de hier gewenste associaties bij ‘mens’ al snel in beeld.

Vlees en bloed

Een verwante kwestie is te vinden in Galaten 1:16. Ook hier is er sprake van een tegenstelling tussen God en mens: ‘Maar toen besloot God (…) zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik heb toen geen mens om raad gevraagd’ (Galaten 1:15-16). Voor ‘geen mens’ staat in de brontekst letterlijk ‘niet vlees en bloed’. Het punt is echter niet dat Paulus niemand om raad heeft gevraagd, maar dat hij na de goddelijke openbaring geen raad gevraagd heeft aan mensen. De NBV21 luidt dan ook: ‘Ik heb toen geen raad gevraagd aan mensen.’ Er zijn ook gevallen waarin ‘vlees en bloed’ als idiomatische uitdrukking opgenomen kan worden in een natuurlijke formulering, zoals in Matteüs 16:17: ‘(…) dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel’ (zie ook 1 Korintiërs 15:50 en Hebreeën 2:14).

Voordat we andere voorbeelden van de vertaling van sarx bespreken, is het nodig in te gaan op sarx als tegenpool van pneuma in de brieven van Paulus.

III. Sarx en pneuma bij Paulus

In sommige contexten is sarx neutraal gebruikt. Het verwijst dan bijvoorbeeld naar het lichaam, naar mensen, naar menselijke verwantschap of naar het dagelijkse leven (betekeniscategorieën 2-5). Maar in contrast of in verbinding met andere concepten treedt het betekenisaspect van de schepselmatige beperktheid van sarx naar voren: het sterfelijk lichaam, de vergankelijke mens, of het ‘uitwendige’ perspectief op de werkelijkheid. Paulus gaat met name in Galaten 5 en Romeinen 7-8 nog een stap verder: in contrast met pneuma, ‘Geest’, krijgt sarx trekken van een actief principe dat zich aan de kant van het kwaad bevindt. Het gaat daarbij niet om een contrast tussen lichaam en geest, maar om een contrast tussen twee machtssferen. In enkele stappen wil ik deze betekenis van sarx verder verkennen.

Het lichamelijke taalgebruik van Paulus

Bij de duiding van sarx is het belangrijk om te beseffen dat Paulus’ fysieke taalgebruik vaak een bredere betekenis heeft dan een letterlijke vertaling zou suggereren. Als hij wenst dat Christus geëerd zal worden in zijn lichaam (Filippenzen 1:20), als hij schrijft dat er een einde moest komen aan ons zondige lichaam (Romeinen 6:6) of als hij schrijft dat hij in zijn lichaam het sterven van Jezus meedraagt (2 Korintiërs 4:10), dan bedoelt hij uiteraard niet het lichaam in onderscheid van de ziel of geest, maar het concrete (lijfelijke) bestaan. Bij Paulus gaat de manier waarop mensen bestaan niet buiten het lichaam (sôma) om: de mens handelt en ervaart de werkelijkheid als lichamelijk wezen. Dat is ook het geval in het volgende voorbeeld:

Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam (sôma), zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.

Romeinen 6:12-13, NBG 1951

Het zou niet juist zijn deze concrete manier van spreken te letterlijk over te nemen in een doeltaalgerichte vertaling. Dat zou voor een betekenisverschuiving en dus voor kortsluiting zorgen tussen wat Paulus bedoelt en hoe wij het opvatten. Uit Romeinen 7:5 en 7:23 blijkt wat hier bedoeld wordt: zondige hartstochten en de wet van de zonde kunnen actief zijn ‘in onze ledematen’. De ledematen staan voor het menselijk handelen, oftewel ons doen en laten. Deze ledematen staan daarmee voor een bepaald gedrag. Een te fysieke vertaling leidt in het Nederlands tot een versmalling van de betekenis en zou afbreuk doen aan de zeggingskracht van de tekst. Daarom vertaalt de NBV – weergegeven in de licht gereviseerde versie van de NBV21 – de hierboven geciteerde woorden uit Romeinen als volgt:

Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar juist in dienst van God, als levenden die uit de dood zijn opgewekt. Stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid.

Het ‘sterfelijk lichaam’ van de NBG 1951 is nu ‘sterfelijk bestaan’ en ‘uw leden’ wordt ‘uzelf ’.

Een vergelijkbare vertaaltransformatie is nodig bij de gevallen van sarx die in deze sectie centraal staan. Uit sommige uitlatingen van Paulus zou de indruk kunnen ontstaan dat hij de begeerten en de zonde lokaliseert in de materie van het lichaam, de sarx: ‘Immers, ik besef dat in mij, in mijn sarx, het goede niet aanwezig is’ (Romeinen 7:18a). Maar in Romeinen 1:21 lokaliseert Paulus de begeerten juist in het onverstandige hart, een mentale activiteit dus. De praktijken van de sarx in Galaten 5:19-21 bestaan voor het grootste deel uit sociale zonden. En als Paulus schrijft over ‘sarx van zonde’ waarvan Jezus Christus op een bepaalde manier deel ging uitmaken (Romeinen 8:3), zou het te beperkt en zeer vervreemdend zijn om over een ‘zondig lichaam’, laat staan ‘zondig vlees’ te spreken. Het gaat veeleer om een bepaalde bestaanswijze: sarx, door zonde getekend. De NBV/NBV21 vertaalt de uitdrukking ‘sarx van zonde’ dan ook met ‘dit zondige bestaan’.

Zo ook in Romeinen 7:18: Paulus wil niet zeggen dat de zonde in het vet- en spierweefsel van de ik-persoon woont, maar in deze persoon onder een bepaald gezichtspunt: de ik-als-sarx, de mens die bepaald wordt door zijn aardse natuur, die door de zonde is aangetast. Net zoals de wet door en door bepaald is door de Geest, is deze persoon door en door bepaald door sarx en overgeleverd aan de zonde (Romeinen 7:14). Bij Paulus is er dus geen sprake van een dualisme tussen lichaam en geest. De fysieke betekenis van sarx is niet afwezig, want Paulus ziet de mens niet anders dan als belichaamd wezen. Maar de fysieke betekenis is secundair; sarx duidt op de zondige hoedanigheid van de hele mens.

De context en herkomst van Paulus’ idee van sarx

Zowel in Joodse als in Griekse bronnen wordt sarx in de tweede betekeniscategorie (‘lichaam’) in verband gebracht met zonde, hartstocht en begeerte. Paulus’ visie op sarx en pneuma staat in de context van een brede Grieks-Romeinse en Joodse filosofische discussie over de beheersing of uitroeiing van de hartstochten en begeerten. In het Joodse geschrift 4 Makkabeeën 2:14, 3:2-5 (eind eerste eeuw) wordt bijvoorbeeld betoogd dat de rede via de wet kan voorkomen dat we slaaf worden van begeerte en hartstochten. Paulus zegt het tegenovergestelde: omdat de mens gekenmerkt wordt door sarx, roept de wet zijns ondanks de zondige hartstochten op en het verstand is daar niet tegen opgewassen (Romeinen 7:5, 22-23; 8:3).

In de Griekse filosofie is de sarx altijd passief. Daarom moet de oorsprong van het actieve sarx-begrip dat kenmerkend is voor de zondige hoedanigheid van de mens, elders gezocht worden. In het Oude Testament wordt basar (‘vlees’) in contrast met God gebruikt om schepselen te karakteriseren als aards, zwak en vergankelijk (bijvoorbeeld Jesaja 31:3, 40:6-8). Deze tegenstelling is het uitgangspunt voor de latere ontwikkeling. De specifieke verbinding tussen basar/sarx en het kwaad komt op in de Hellenistische periode – volgens de Wijsheid van Jezus Sirach, bijvoorbeeld, zijn vlees en bloed tot kwaad geneigd (Sirach 17:31). Volgens sommige uitleggers gebruikt Paulus sarx soms kortweg voor ‘de begeerte van de sarx’ (Galaten 5:16), verwant met de kwade neiging (van de basar), een bekend concept uit de Joodse traditie. Jörg Frey ziet een belangrijke parallel in het zogeheten 4Q Wijsheidsgeschrift. In dit werk met een eschatologisch karakter is ‘de geest van basar’ kenmerkend voor zondaars. De basar is een macht die het handelen van de onrechtvaardigen bepaalt en tegen God in laat gaan.

Het profiel van sarx tegenover pneuma

Deze manier van spreken is verwant met Paulus’ spreken over sarx: de begeerte van de sarx is in strijd met de Geest (Galaten 5:17), het streven van de sarx leidt tot de dood, de sarx kan mensen beheersen en staat vijandig tegenover God (Romeinen 8:5-8). Maar Paulus is de enige die dit zo scherp tegenover de Geest (pneuma) zet, én bij wie de Geest duidelijk de overhand heeft. De overgang van de mens van het ene krachtenveld naar het andere is ingebed in iets groters en alomvattends: de oude schepping heeft afgedaan, de nieuwe schepping is gekomen. Zoals ik hierboven al heb geconstateerd, behelst de tegenstelling tussen sarx en pneuma dus geen dualisme tussen materie/ lichaam en geest, maar gaat het om een ethisch-eschatologisch krachtenveld tussen twee machtssferen. Met behulp van sarx en pneuma onderscheidt Paulus twee categorieën mensen, van wie het handelen door een van beide machten bepaald wordt.

In Galaten 5 en Romeinen 7-8 krijgt sarx een haast persoonachtig profiel doordat Paulus sarx op retorische wijze als actief principe tegen pneuma, de Geest, uitspeelt. Sarx is, kortom, de tegenpool van pneuma. Sarx staat voor alles wat in strijd is met de Geest, voor alles wat de mens moet ‘kruisigen’ – het oude ik, het oude leven, het oude bestaan. Sarx zou je kunnen omschrijven als de hoedanigheid waarmee de mens zich in zijn aardse bestaan tot de wereld verhoudt. Sarx is het ingesleten patroon van waarnemen, oordelen en handelen vanuit een uitsluitend aards perspectief. Omdat de sarx is overgeleverd aan de zonde, hebben de begeerten en hartstochten vrij spel en is de sarx uiteindelijk een destructieve kracht die tegen Gods wil ingaat. Dit gebruik van sarx omvat een wisselwerking tussen het individuele en het collectieve: de sarx geeft de ingesleten neiging tot het kwaad aan, de destructieve drive in het individu, maar ook de daaruit voortvloeiende menselijke standaard, de sarx als de aardse norm, die vervolgens weer het individu bepaalt.

Voor een christen is een levenswandel conform de sarx (dus: volgens aardse maatstaven) uitgesloten, want een christen leeft volgens de norm van de Geest. Maar zolang christenen in de sarx leven, deel uitmaken van het sterfelijk bestaan, zullen ze de kracht van de sarx voelen trekken. Paulus stelt daar een nieuwe norm en een innerlijke kracht, de Geest, tegenover. Dankzij deze geestelijke kracht zijn ze nu opgewassen tegen de sarx. De destructieve kracht van de sarx wordt (idealiter) verslagen door de constructieve kracht van het pneuma.

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

IV. Evaluatie van Galaten 5 en Romeinen 7-8 in de Nieuwe Bijbelvertaling

Inventarisatie

Hoe is sarx in Galaten 5 (en incidenteel in de omliggende hoofdstukken) en in Romeinen 7-8 vertaald in de NBV van 2004? De volgende vertalingen van sarx en sarkinos komen voor:

  • eigen kracht (Galaten 3:3)
  • eigen verlangens (Galaten 5:13)
  • eigen begeerten (epithumia sarkos, Galaten 5:16)
  • onszelf (Galaten 5:17)
  • onze eigen wil/wat hij zelf wil (Galaten 5:19, Romeinen 7:5, 8:5, 8:7, 8:8-9; 8:12-13)
  • eigen/mijn/menselijke natuur (Galaten 5:24, Romeinen 7:14, 7:18, 7:25, 8:3, 8:4, 8:5, 8:6)
  • zondige natuur (Galaten 6:8)
  • zondige bestaan (sarx hamartias, Romeinen 8:3)

De NBV betrekt sarx dus op het menselijke zelf, de menselijke natuur en de menselijke wil. Het valt op dat de NBV met name in Galaten varieert, terwijl in Romeinen ‘(eigen) wil’ en ‘(eigen) natuur’ de boventoon voeren.

Evaluatie

Dat de NBV hier varieert, is onontkoombaar. De discussie gaat niet over het principe van contextueel vertalen, maar over de concrete keuzes die hierbij zijn gemaakt.

Een bezwaar tegen de keuze van de NBV voor ‘(onze eigen) wil’ is dat deze op gespannen voet staat met Romeinen 7:15-22. In dat gedeelte gaat het om de worsteling tussen de goede intentie en het feitelijke gedrag, kernachtig geformuleerd in Romeinen 7:18b: ‘Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet’ (NBV = NBV21). De wil staat dus niet aan de kant van de sarx, maar juist ertegenover. In dat licht is de keuze voor ‘(onze eigen) wil’, zonder nadere negatieve kwalificatie, verwarrend. Deze vertaling zet de lezer op het verkeerde been. Kan de mens nu wel of niet het goede willen? Volgens Paulus wel. De sarx is echter buiten Christus sterker dan onze eigen wil en ‘de innerlijke mens’.

Een ander bezwaar betreft de keuze van de NBV voor ‘de eigen/ menselijke natuur’. Vallen immers niet al onze geestvermogens onder het begrip ‘natuur’? Maar in Romeinen 7:25 staat het menselijke verstand aan de kant van het goede, tegenover sarx. Ook deze weergave van sarx, zonder nadere inkleuring, is aanvechtbaar.

Een derde bezwaar gaat over de keuze van de NBV voor de kwalificaties ‘eigen’ en ‘zelf ’. Uit bovenstaande bezwaren bleek al dat een identificatie tussen sarx en de mens zonder nadere kwalificatie aanvechtbaar is. Bovendien is de sarx iets dat de controle van de menselijke wil juist ontglipt. Het heeft ook een collectief aspect. Daarom is het bezwaarlijk om sarx met het ‘zelf ’ en het eigene van de mens te identificeren. Dat is zowel te breed (de sarx is de aardse gezindheid of natuur van de mens en valt in deze context niet restloos met de mens samen) als te smal (sarx is niet louter een innerlijk fenomeen). Paulus zet niet de eigenmachtige mens tegenover God. De mensen in hun doen en laten zijn het krachtenveld tussen enerzijds de macht van de sarx, de zonde en de dood, en anderzijds van de macht van de Geest, het goede en het leven.

Het vierde bezwaar vloeit voort uit de bovenstaande bezwaren en uit de tamelijk brede variatie die hierboven geconstateerd is. Het is de NBV onvoldoende gelukt om het sarx-begrip goed te integreren in de bredere redenering van Paulus. Er is te weinig samenhang in hoe sarx in de bovengenoemde gedeelten vertaald is. Bovendien kun je je afvragen of in Romeinen 8:3-9 de retorische structuur en de eigen compacte, contrastieve stijl goed doorkomen in de vertaling. Maar is er wel een betere oplossing?

V. Een nieuw voorstel

Eerste voorstel

In 2018 kwam de kwestie sarx aan de orde tijdens de revisie van Galaten en Filippenzen. In een notitie voor de begeleidingscommissie werd een voorlopige lijn uitgezet. In het licht van wat in sectie III hierboven uiteengezet is, valt sarx te karakteriseren als de tegenpool van de Geest. De vertaling van sarx in Galaten en Romeinen zou het tegenpoolkarakter moeten honoreren. De NBV doet dit door de herhaaldelijke inzet van ‘eigen’ en ‘zelf ’. Het overkoepelende begrip dat we in de revisie als voorlopige oplossing kozen, was ‘het aardse’. Dit lost de problemen die in de vorige sectie genoemd zijn op: ‘aards’ duidt een bepaalde hoedanigheid aan en ‘het aardse’ als overkoepelend begrip kan meer eenheid aanbrengen in de vertaling van sarx.

Reacties

In een complexe kwestie als deze is het geheel van voors en tegens van een nieuw voorstel niet zo gemakkelijk in kaart te brengen. Dan is het nuttig om reacties te vragen van lezers en deskundigen. Begin 2019 legde Matthijs de Jong de kwestie uit in een blogpost en een video. Naast instemmende reacties kwamen er alternatieve voorstellen binnen.

De vertaalproblematiek rond sarx leende zich ook goed voor bespreking onder een bredere groep wetenschappers. Op 26 juni 2019 organiseerden het revisieteam en de afdeling Nieuwe Testament van de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam een studiemiddag over de vertaling van sarx. Aanwezig waren wetenschappers van de Vrije Universiteit (Joep Dubbink, Bert Jan Lietaert Peerbolte, Lourens de Vries, Arie Zwiep), van de PThU (Ernst Boogert), een aantal studenten en ten slotte de betrokken vertalers (Cor Hoogerwerf, Matthijs de Jong, Saskia van der Lingen, Ilse Visser, Pieter Waalewijn). Er waren drie voorbereide reacties. Lourens de Vries en Arie Zwiep stelden kritische vragen bij de keuze voor ‘aards’. Ernst Boogert reageerde uitgesproken positief. ‘Aards’, vergezeld van de nodige kwalificaties, was volgens hem goed bruikbaar om sarx te vertalen. Tijdens het vervolg van de studiemiddag werden voorlopige teksten van de NBV21 doorgenomen en op verschillende plaatsen aangescherpt en verbeterd.

Uiteindelijk overheerste het gevoel dat ‘aardse’ in de uiteenlopende combinaties – aardse begeerte(n), aardse maatstaven, aardse natuur, het aardse streven – een werkbare en veelbelovende oplossing was. Zowel in de reacties van lezers als in de discussie op de studiemiddag kwamen verschillende alternatieven naar voren, waarvan ik er enkele bespreek.

Alternatief 1: ‘zondig’. De Groot Nieuws Bijbel (GNB) en de Willibrordvertaling (WV) gebruiken ‘zondig’ als overkoepelend begrip. De WV spreekt van ‘de zondige natuur’ en van ‘een zondig leven leiden’; de GNB spreekt in veel gevallen van ‘mijn zondige ik’. Dat is zeker een mogelijkheid. Het is waar dat bij Paulus hamartia (zonde) en dit negatieve gebruik van sarx dicht bij elkaar liggen. Een nadeel is dat Paulus juist in deze gedeelten ook vaak ‘zonde’ (hamartia) gebruikt. Sarx zou dan in de vertaling het eigen profiel verliezen en het begrip ‘zonde’ zou wel heel overheersend worden. Bovendien levert dit alternatief geen betere concordantie op dan ‘aards’.

Alternatief 2: ‘oud’. Het sarx-begrip duidt op alles dat hoort bij ‘de oude eon’, ‘het oude leven’. We zouden dus ook kunnen denken aan ‘het oude bestaan’ of ‘de oude norm’ of ‘de oude natuur’. Het probleem is dat sarx daarmee iets van het verleden wordt.

Alternatief 3: ‘menselijk’. Sarx duidt op het menselijke bestaan buiten Christus, eventueel zou het dus ook als ‘het menselijke bestaan’, ‘de menselijke natuur’ et cetera kunnen worden weergegeven. Maar ‘menselijk’ is eigenlijk te neutraal of te positief om effectief als negatieve pool te kunnen fungeren.

Aards

Na alle reacties en alternatieven overwogen te hebben, trok het revisieteam de conclusie dat werken met het begrip ‘aards’ de beste keuze is. Daarvoor zijn verschillende argumenten te noemen.

  • ‘Aards’ werkt goed als herkenbare tegenpool van ‘Geest’, veel beter dan ‘eigen’ in de NBV. Door uiteenlopende substantieven in te zetten – aardse begeerte(n), aardse maatstaven, aardse natuur, het aardse streven – komen de verschillende dimensies van Paulus’ sarx-begrip goed uit de verf.
  • Kenmerkend voor ons woord ‘aards’ is, dat het op zichzelf geen negatief woord is, maar dat je het wel goed negatief kunt laden. In die zin is het in het Nederlands een goed equivalent van het Griekse sarx, dat ook neutraal kan worden gebruikt, maar door Paulus soms sterk negatief wordt geladen.
  • ‘Aards’ blijft dichter bij de fysieke betekenis van sarx dan opties als ‘zondige natuur’ of ‘het zondige ik’.
  • ‘Aards’ roept het antoniem ‘hemels’ op. Dat heeft ‘aards’ gemeen met sarx, dat in de Bijbel gebruikt wordt in de tegenstelling tussen God en mens, tussen het aardse en het hemelse. De tegenstelling tussen sarx en pneuma voegt zich in dit basisschema.
  • ‘Aards’ en ‘werelds’ is in de NBV al op een vergelijkbare manier ingezet. ‘Aardse’ als vertaling van het Griekse woord epigeios staat in het Nieuwe Testament tegenover het hemelse (Johannes 3:12, 1 Korintiërs 15:40, 2 Korintiërs 5:1) en krijgt in bepaalde contexten een zeer negatieve kleur (Filippenzen 3:19, Jakobus 3:15). ‘Aardse’ als vertaling van een uitdrukking met sarx komt al voor in de NBV, zij het in een relatief neutrale context: ‘zijn aardse lichaam’ (Kolossenzen 1:22), ‘uw aardse meester’ (Kolossenzen 3:22, Efeziërs 6:5), ‘zijn aardse leven’ (1 Petrus 4:1). Er is zelfs een geval waarin sarx tegenover pneuma staat (‘hun leven op aarde’ versus ‘in de geest’, 1 Petrus 4:6). Daarnaast is voor een uitdrukking met sarx het synoniem ‘wereldse’ of ‘van de wereld’ in negatieve zin gebruikt (2 Korintiërs 5:16, 10:3, Efeziërs 2:3). Ook deze wereld staat veelal aan de verkeerde kant van de streep (bijvoorbeeld Johannes 18:36, Romeinen 12:2, Galaten 1:4, Titus 2:12); ‘aardse zaken’ staan tegenover de zaak van de Heer (1 Korintiërs 7:33-34). Ook de natuur fungeert in de NBV trouwens als antoniem voor de Geest (Galaten 4:23, 29).

Vanzelfsprekend is de keuze voor ‘aards’ als overkoepelend begrip niet de gouden formule waarmee alle problemen kunnen worden opgelost. Is ‘aards’ niet een veel te breed en neutraal begrip? Bestaat het gevaar niet dat men ‘aards’ gaat opvatten alsof Paulus de fysieke werkelijkheid afwijst of minderwaardig acht? Haal je er geen verkeerd dualisme mee binnen?

Naar het oordeel van de revisoren van de NBV wegen de mogelijke nadelen van ‘aards’ niet op tegen de voordelen. Ten eerste wordt ‘aards’ op de mens betrokken door de bijgevoegde substantieven en bezittelijke voornaamwoorden. ‘Aards’ wordt bovendien negatief geladen door de tegenstelling met de Geest. Ten tweede sluit ‘aards’ aan bij taalgebruik dat al in de NBV aanwezig is en dat nooit tot kritiek heeft geleid: kennelijk is het voor lezers vanuit de context duidelijk wat er bedoeld wordt. Ten derde kunnen dezelfde bezwaren ingebracht worden tegen de keuze van Paulus zelf voor sarx, en gelden veel bezwaren net zo goed bij de alternatieven.

VI. Sarx in de NBV21

In deze sectie bespreek ik de vertaaloplossingen voor de gevallen van sarx die in Galaten en Romeinen tegenover pneuma staan. Daarna komen de gevolgen voor andere teksten aan de orde.

Galaten 3:3 in de NBV21

Bent u werkelijk zo dwaas dat u, terwijl u met de Geest begon, nu weer uitkomt bij het aardse?

Toelichting

Galaten 3:3 is de eerste tekst waarin sarx tegenover pneuma wordt geplaatst. In de NBV21 is het meteen duidelijk dat ‘het aardse’ tegenpool is van ‘de Geest’. Paulus karakteriseert de wet en de besnijdenis negatief; de lezer kan een verband leggen met de armzalige machten van deze door het kwaad beheerste wereld (Galaten 1:4, 4:3, 9-10).

Galaten 5:13-6:10 in de NBV21

Leven door de Geest
5 13 Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde, 14 want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ 15 Maar wanneer u elkaar aanvliegt en verscheurt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. 16 Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan zult u niet toegeven aan aardse begeerten. 17 De aardse begeerte gaat in tegen de Geest, en wat de Geest verlangt gaat in tegen de aardse begeerte. Het een is in strijd met het ander, en u kunt dus niet zomaar doen wat u wilt. 18 Maar wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet. 19 De praktijken waartoe de aardse begeerte aanzet zijn bekend: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, 20 afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, 21 afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. 22 Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, 23 zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. 24 Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn aardse natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen. 25 Als we leven door de Geest, laten we de Geest dan ook volgen. 26 Laten we elkaar niet uit eigenwaan de voet dwars zetten of een kwaad hart toedragen.
6 1 Broeders en zusters, wanneer u merkt dat een van u een misstap heeft begaan moet u, die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid. 2 Draag elkaars lasten, zo brengt u de wet van Christus tot vervulling. 3 Wie denkt dat hij iets is terwijl hij niets is, bedriegt zichzelf. 4 Laat iedereen zijn eigen daden toetsen, dan heeft hij misschien iets om trots op te zijn, zonder zich er bij anderen op te laten voorstaan. 5 Want ieder mens draagt zijn eigen verantwoordelijkheid. 6 Wie onderwezen wordt in het evangelie, moet al het goede dat hij bezit met zijn leermeester delen.
7 Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. 8 Wie zaait op de akker van zijn aardse natuur, zal verderf oogsten, maar wie zaait op de akker van de Geest, oogst eeuwig leven. 9 Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. 10 Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.

Toelichting

In Galaten 5:13 en 16 gaat het om sarx als kracht in de mens die vooral tot uiting komt in begeerte. Daarom kiezen we hier voor ‘(uw) aardse begeerten’. In Galaten 5:17 en 19 personifieert Paulus de sarx tot een mentaliteit van begeerte. Hier werkt het enkelvoud ‘aardse begeerte’ goed. In Galaten 5:24 wordt van sarx gezegd dat deze vergezeld gaat van hartstocht en begeerte. Hier en in Galaten 6:8 gaat het om de aardse hoedanigheid van de mens: ‘zijn aardse natuur’.

Romeinen 7:5-6, 7:13-8:13 in de NBV21

7 5 Toen we nog volgens aardse maatstaven leefden, werd heel ons doen en laten beheerst door de zondige hartstochten die de wet in ons opriep, en droegen we alleen vrucht voor de dood. 6 Maar nu zijn we bevrijd van de wet, waaraan we geketend waren; we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest.

13 Is het dan het goede dat mij heeft gedood? Natuurlijk niet, het is de zonde, die van het goede gebruikgemaakt heeft om mij te doden. Zo toonde de zonde haar ware gezicht en werd ze door het gebod te gebruiken nog slechter dan ze al was. 14 Wij weten immers dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn aardse natuur ben ik overgeleverd aan de zonde. 15 Ik begrijp zelf niet wat ik doe, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. 16 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, erken ik dat de wet goed is. 17 Dan ben ik het niet meer die handelt, maar de zonde die in mij woont. 18 Immers, ik besef dat in mij, in mijn aardse natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Want ik doe niet wat ik wil, het goede, maar juist wat ik niet wil, het kwade, dat doe ik. 20 Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet meer zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij woont. 21 Ik ontdek in mezelf dus de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen. 22 Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, 23 maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij, in heel mijn doen en laten, een gevangene van de wet van de zonde. 24 Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? 25 God zij gedankt, die ons redt door Jezus Christus, onze Heer. Want aan mezelf overgelaten onderwerp ik me weliswaar met mijn verstand aan de wet van God, maar door mijn aardse natuur onderwerp ik me aan de wet van de zonde.

Leven door de Geest
8 1 Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld. 2 De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u immers bevrijd van de wet van de zonde en de dood. 3 Want waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door onze aardse natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft Hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft Hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, 4 opdat alles wat de wet eist in ons tot vervulling wordt gebracht. Wij leven immers niet volgens aardse maatstaven, maar volgens die van de Geest. 5 Wie beheerst wordt door het aardse, streeft aardse zaken na, maar wie beheerst wordt door de Geest, streeft na wat de Geest wil. 6 Het aardse streven leidt tot de dood, maar het streven waartoe de Geest aanzet leidt tot leven en vrede. 7 Het aardse streven staat vijandig tegenover God, want het onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. 8 Wie beheerst wordt door het aardse, kan God niet behagen. 9 U daarentegen wordt beheerst door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die de Geest van Christus niet heeft, behoort Christus ook niet toe. 10 Als Christus echter in u leeft, is uw lichaam weliswaar door de zonde ten dode opgeschreven, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God rechtvaardig bent verklaard. 11 Want als de Geest van Hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal Hij die Christus heeft opgewekt ook uw sterfelijk lichaam levend maken door zijn Geest, die in u woont.
12 Broeders en zusters, we zijn dus niet langer gebonden aan het aardse, om volgens aardse maatstaven te leven. 13 Als u wel zo leeft, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige praktijken doodt door de Geest, zult u leven.

Toelichting

Het bestaan dat gekenmerkt werd door zonde, hartstochten, wet en dood, noemt Paulus ‘bestaan/leven in de sarx’ (Romeinen 7:5). Het gaat hier om de bovenindividuele aardse norm die het concrete, lijfelijke menselijke handelen bepaalt. We kiezen daarom voor: ‘Toen we nog volgens aardse maatstaven leefden…’. ‘Aardse maatstaven’ past ook goed in Romeinen 8:4.

In Romeinen 7:14 is de NBV met ‘door mijn natuur’ al redelijk duidelijk. Door ‘aardse’ toe te voegen, wordt dit vers beter geïntegreerd in het grotere geheel en krijgt de ‘natuur’ de hier bedoelde negatieve kwalificatie mee. In Romeinen 7:18 en 25 werkt ‘mijn aardse natuur’ ook goed als aanduiding van de hoedanigheid van de aardse mens.

In Romeinen 8:3 gebruikt Paulus drie keer het woord sarx. De NBV heeft het tweede geval, ‘zondige sarx’ uitstekend opgelost: ‘dit zondige bestaan’. Daarop sluit het derde geval met ‘dit bestaan’ goed aan. Aanvankelijk wilden we het eerste geval van sarx in dit vers heel expliciet vertalen: ‘… het aardse bestaan onder de zonde’. Maar dit werd als te uitleggerig ervaren. Uiteindelijk is gekozen voor een vereenvoudiging van ‘de aardse natuur van de mens’: ‘onze aardse natuur’.