De grondtoon van de Schrift in Psalm 37: een agrarische lezing
Hoe nauw de Bijbel aansluit bij het dagelijks leven en hoe door en door agrarisch het dagelijks leven destijds was, komt scherp naar voren in het prachtige boek van Ellen F. Davis, Scripture, Culture and Agriculture. An Agrarian Reading of the Bible (2009). Een van de teksten die zij uitgebreid behandelt vanuit haar agrarische lezing is Psalm 37
Ellen Davis, Scripture, Culture and Agriculture. An Agrarian Reading of the Bible, Cambridge 2009, 114-117.
Samenvatting
Exegeten en vertalers stelden zich tot nu toe de vraag of ’ereṣ in Psalm 37
Ik heb in mijn wetenschappelijke loopbaan regelmatig reserves gevoeld tegen nieuwe, specifieke leeswijzen van de Bijbel (zoals feministisch, postkoloniaal), terwijl ik na serieuzere kennisname toch moest toegeven dat de vertegenwoordigers van zo’n nieuw interpretatiekader misschien niet over de hele linie gelijk hadden, maar dat ze mij wel een bril leenden waardoor ik dingen opmerkte die me tot op dat moment niet waren opgevallen.
Zo is het me ook vergaan met het boek van Davis en haar agrarische lezing van het Oude Testament. Misschien ziet ze de boer en de boerin weleens opduiken waar ze niet zijn, maar haar betoog overtuigt me in grote lijnen wel. Wij, eenentwintigste-eeuwers, geïndustrialiseerd, gemechaniseerd, gedigitaliseerd en gerobotiseerd, weten amper nog waar het voedsel vandaan komt. De lijn tussen wat op het land groeit en wat we eten, is lang en ondoorzichtig geworden. We beseffen niet goed hoe anders dat voor de Israëlitische boer en boerin was: ze aten van hun eigen land. Het zaad dat ze zaaiden was het brood dat ze uit de mond van hun kinderen spaarden en daarom zaaiden ze soms onder tranen (Psalm 126:5-6
Dat betekent dat we, meer dan we veelal doen, de agrarische werkelijkheid achter de oudtestamentische teksten moeten veronderstellen. Daar helpt het boek van Davis bij. Op de achtergrond van die teksten staan doorgaans de vragen: Wanneer komt de regen? Is er in de komende tijd genoeg brood? Blijft het land in de familie? Dat is een zaak van leven of dood. Dit besef kan ook gevolgen hebben voor de manier van vertalen. Ik neem Psalm 37
De betekenis van ’ereṣ
In Psalm 37
In de oude, voorreformatorische en reformatorische vertalingen is ’ereṣ in deze psalm soms vertaald met ‘aarde’ (‘earth’, ‘Erde’, ‘terre’), soms met ‘land’ (‘land’ ‘Land’, ‘pays’). Opvallend is het dat in de oude Nederlandse Bijbeluitgaven de vertaling met ‘land’ domineert en dat de Statenvertaling toch voor ‘aarde’ kiest. Daarbij zagen de vertalers waarschijnlijk het eschatologische visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde oplichten en wilden ze uitkomen bij het woord waarmee ze ook gē in Matteüs 5:5
De Vorstermanbijbel (1528-1531), de Liesveltbijbel (1542), de Biestkensbijbel (1560) en de Nederlandse Lutherbijbel (1648) vertalen consequent met ‘land’ (‘lant’, ‘landt’; Vorsterman heeft in vers 3 ‘lantschap’). De Leuvense Bijbel (1548) vertaalt met ‘aarde’ (‘aerde’, ‘eerde’). De Bible Olivétan (1535) biedt consequent ‘terre’, de vertaling van Luther uit 1545 heeft ‘Land’. De Geneva Bible (1560) vertaalt in verzen 3, 9, 22, 39, 34 met ‘land(e)’ en in vers 11 met ‘earth’. De King James Bible (1611) heeft in verzen 3, 29 en 34 ‘land’ en in de andere drie teksten ‘earth’.
Moderne vertalingen kiezen in het Nederlands, Engels, Duits en Frans vrij algemeen voor respectievelijk ‘land’, ‘land’, ‘Land’ en ‘pays’. Dat doet meer recht aan de concrete, aardse, diesseitige grondtoon van het Oude Testament. Bij de vertaling ‘land’ krijgen we een ander plaatje dan bij ‘aarde’: Israël heeft het land Kanaän van God de HEER gekregen en mag daar als volk wonen te midden van de andere volken.
Buber en Rosenzweig hebben in vers 9 met ‘Erdland’ vertaald, maar in de rest van Psalm 37 met ‘Land’. Chouraqi vertaalt steeds met ‘terre’, waarschijnlijk meer op grond van de gewenste concordantie dan op basis van de exegese. De NBV21 heeft in vers 34 een alternatief waarop ik nog terugkom.
Moderne psalmcommentaren geven hetzelfde beeld. Van de zesentwintig commentaren die ik heb geraadpleegd bieden vijf in de verzen 9, 11, 22, 29, 34 de vertaling ‘aarde’ of een Engels, Duits of Frans equivalent daarvan, terwijl eenentwintig exegeten kiezen voor ‘land’ of een vergelijkbaar woord.
De uitzonderingen zijn L. Pirot en A. Clamer, Les Psaumes, La sainte Bible, Paris 1950, 220-230; A.Ch. Feuer, Tehillim / Psalms, 2 delen, Brooklyn 1978, 2:450-469; J.M. Brinkman, Psalmen: een praktische Bijbelverklaring, 4 delen, Tekst en Toelichting, Kampen 1995-2001, 2:173-175; S. Terrien, The Psalms. Strophic Structure and Theological Commentary, Grand Rapids MI 2003; R. Alter, The Book of Psalms, New York 2007, 129-133. In vers 3 komt hetzelfde beeld naar voren met dit verschil dat daar Alter, Feuer en Pirot ook voor ‘land’ of een equivalent daarvan kiezen.
Nu heeft de NBV21 in continuering van de NBV in vers 34 een afwijkend, maar buitengewoon interessant alternatief gekozen: ‘Hij zal je aanzien geven en grondbezit.’ Dat roept de vraag op of ’ereṣ elders in Psalm 37
Gebruik van het lidwoord
In Psalm 37
Lettinga zegt over het lidwoord: ‘Terwijl het in proza vrij regelmatig wordt gebruikt, komt het in de poëtische stukken van het Oude Testament betrekkelijk weinig voor.’ In Psalm 44:4
J.P. Lettinga e.a., Grammatica van het Bijbels Hebreeuws, elfde druk, Leiden 2000, 154. Zo al eerder W. Gesenius en E. Kautzsch, Hebräische Grammatik, zesentwintigste druk, Leipzig 1896, 400.
De rechtvaardigen zijn hier de armen
Zoals in vele psalmen is er ook in Psalm 37
Om het te zeggen met de substantieven die de NBV21 gebruikt: ‘slechte mensen’ (verzen 1, 9; enkelvoud 38), de ‘zondaar(s)’ (verzen 10, 12, 14, 16, 17, 20, 21, 28, 32, 34, 35, 38, 40), de ‘vijanden van de HEER’ (vers 20), de ‘vervloekten’ (vers 22), de ‘uitbuiter’ (vers 35). Zij staan tegenover de ‘zwakken en armen’ (vers 14), de ‘rechtvaardige(n)’ (verzen 16, 17, 21, 25, 29, 30, 39), de ‘onschuldigen’ (verzen 18, 37), ‘Gods gezegenden’ (vers 22), ‘zijn dienaar’, namelijk van de HEER (vers 33), de ‘oprechten’ (vers 37).
Wie zijn die rechtvaardigen? Conflicten in Israël kunnen net als elders over alles gaan: eer, goede naam, seks, moord en doodslag, diefstal, bezit, enzovoort. Maar ik denk dat een sociaaleconomische benadering deze psalm het meest recht doet. Het komt ook overeen met wat we bij de profeten en in de na-exilische berichten (Nehemia 5:1-13
F.-L. Hossfeld en E. Zenger, Die Psalmen I. Psalm 1-50, NEB, Würzburg 1993, 229.
Een blinde vlek in de uitleg
Ik bemerk bij de uitleggers van Psalm 37
De vroeg twintigste-eeuwse Bijbelgeleerde Harris Birkeland meende dat het in deze psalm gaat om een herovering van het land en een opnieuw in bezit nemen ervan. Het spreken over zwaard en boog in vers 14 zou daarop wijzen. Deze uitleg heeft echter geen navolging gevonden, ongetwijfeld omdat in de psalm de tegenstellingen binnen Israël evidenter zijn dan die tussen dit volk en zijn buitenlandse vijanden. De klassiek-christelijke exegese had een andere oplossing: het gaat om het hemelse land, de nieuwe aarde. Ze werd daarin geholpen doordat ereṣ en gē inderdaad ook ‘aarde’ kunnen betekenen. Met behulp van de allegorische methode kon het oudtestamentisch spreken over de aarde ook eschatologisch en geestelijk worden geduid.
H. Birkeland, Die Feinde des Individuums in der israelitischen Psalmenliteratur. Ein Beitrag zur Kenntnis der semitischen Literatur– und Religionsgeschichte, Oslo 1933, 274.
Zie S.E. Gillingham, ‘“The righteous shall inherit the Land, and live in it forever” (Ps 37.29). Towards a Theology of a Human and Divine Justice through the Reception History of Psalm 37’ in: U. Berges e.a. (red.), Zur Theologie des Psalters und der Psalmen. Beiträge in memoriam Frank-Lothar Hossfeld, Göttingen 2019, 411-428.
In de moderne Bijbelwetenschap wordt deze lijn zelden meer gevolgd. Een vergeestelijkende exegese waarbij het woord ’ereṣ van zijn Israëlitische en überhaupt aardse connotaties wordt losgemaakt is passé. Wel zijn er pogingen om, zonder in de allegorische valkuilen van het verleden te stappen, het land te verstaan als metafoor voor iets groters. Johannes Bremer citeert in dit verband Frank-Lothar Hossfeld bij wie het land verwijst naar de aarde en tegelijk naar het ultieme, eschatologische heil. Bremer probeert zelf ook de focus van Psalm 37
‘Das Land wird (…) zu einem Heilsgut, das den territorialen Rahmen sprengt, sich auf die bewohnte Erde ausweitet und zugleich zum Angeld bzw. Ansatz für eine Gottesgemeinschaft wird’, F.-L. Hossfeld, ‘Die Metaphorisierung der Bezeichnung Israels zum Land im Frühjudentum und im Christentum’ in: F. Hahn e.a. (red.), Zion: Ort der Begegnung. Festschrift für Laurentius Klein zur Vollendung des 65. Lebensjahres (Bodenheim 1993) 19-33, spec. 33; geciteerd door J. Bremer, ‘“Land” as a Topic in the Book of Psalms?’, Old Testament Essays 32/2 (2019), 687-715, m.n. 710.
Bremer, 709.
Hubert Irsigler meent dat de zoektocht naar gerechtigheid en verzoening voor de armen/rechtvaardigen in Psalm 37
H. Irsigler, ‘Quest for Justice as Reconciliation of the Poor and the Righteous in Psalms 37, 49 and 73’ in: Skrif en Kerk 19/3 (1998), 584-604, m.n. 584.
Irsigler, 588.
Joachim Krause lost het probleem weer anders op. ‘Moeten we aannemen dat de auteur van Psalm 37 voorstelt nieuwe landen te veroveren?’ vraagt hij zich retorisch af. Duidelijk niet. Het land is al veroverd en waar het om gaat is dat de rechtmatige bewoners (dat zijn de armen) daar blijven wonen en zich in dat bezit verheugen. Hij probeert lexicografisch te bewijzen dat de uitdrukking ‘het land beërven’ (yrš ’ereṣ) ook kan betekenen ‘in het land blijven wonen’. Volgens hem is dat ook in Psalm 37 de meest voor de hand liggende verklaring: ‘to possess the land, to enjoy possession of the land’.
J.J. Krause, ‘lārešet ʾet hāʾāreṣ – “To Possess the Land, to Enjoy Possession of the Land”. A Lexicographic Proposal and Its Theological Ramifications’ in: Vetus Testamentum 71 (2021), 619-630.
Krause, 621.
Krause, 623.
Krause, 623.
Krause, 622.
Dat Psalm 37 met ’ereṣ ‘stuk grond’ bedoelt in de zin van familiaal grondbezit, komt, behalve bij Ellen Davis, in de door mij onderzochte literatuur niet naar voren. Dat is het opmerkelijkst in het artikel van Patrick Miller, omdat hij wel op de publicatie van Davis ingaat, maar niet de mogelijkheid oppert van ’ereṣ als particulier grondbezit. Iets dergelijks geldt ook voor de bijdrage van Emke Jelmer Keulen die over Psalm 37 stelt: ‘The Psalm does not struggle with a national issue, but deals with the experience of individuals…’ Toch verbindt ook hij daaraan niet de consequentie dat de individuele boer correspondeert met het individuele grondbezit. Is er sprake van een blinde vlek in de uitleg van deze psalm?
P.D. Miller, ‘The Land in the Psalms’ in: J.T.A.G.M. van Ruiten e.a. (red.), The Land of Israel in Bible, History, and Theology. Studies in Honour of Ed Noort, Leiden 2009, 183-196, m.n. 189, 191.
E.J. Keulen, ‘Reversal of a Motiv: “The Land is Given into the Hands of the Wicked.” The Gift of Land in some Wisdom Texts’ in: Van Ruiten e.a. (red.), 197-208, m.n. 204.
’Ereṣ: grond als familiebezit
Bij de vertaling ‘grond’ of ‘grondbezit’ ligt de focus niet op het collectief van het volk Israël dat als volkseenheid, voor het eerst of opnieuw, het land Kanaän ontvangt maar op de boerenfamilie die een stuk grond als erfdeel heeft gekregen om dat te bewerken en te bewaren. De familie heeft het ontvangen van de vorige generatie en moet het overdragen aan de volgende. Dit is het punt dat Davis in haar genoemde publicatie wil maken.
Het woord ’ereṣ heeft in het Oude Testament een royale bandbreedte. Het betekent niet alleen ‘aarde’ en ‘land’ (van Israël of van andere volken), maar ook kleiner: ‘stamgebied’ ( Jeremia 1:1
W. Gesenius e.a., Hebräisches und Aramäisches Handwörterbuch über das Alte Testament, achttiende druk, Berlin 1987-2012, s.v.; L. Koehler en W. Baumgartner, Hebräisches und Aramäisches Lexikon zum Alten Testament 1, Leiden 1967, s.v.
M. Ottosson, ‘ץֶרֶא’, ThWAT 1, Stuttgart 1973, I.2-II.5, 421-436 en H.H. Schmid, ‘ץֶרֶא’, ThHAT 1, München 1971, 228-236, noemen deze mogelijkheid niet en laten deze teksten onbesproken. Ook aan Psalm 37 wordt weinig aandacht besteed. In Ottosson, 425, wordt voor Psalm 37 als vanzelfsprekend de betekenis ‘Land’ aangenomen.
Exodus 23:10
D.J.A. Clines, The Dictionary of Classical Hebrew, Sheffield 1993-2011, s.v.
Ook in Jeremia 12:15
De context spreekt wel over de terugkeer van het volk, maar het ’îš is individualiserend. Vergelijk ’îš lənaḫălātô in Jozua 24:28; Rechters 2:6; 21:24. De inbezitname van het land culmineert in de ontvangst van de boerenakker door de individuele boer(enfamilie). Dan pas is aan de bedoeling van de HEER rechtgedaan.
In 1 Koningen 22:36
De conclusie van ons onderzoek is dat het woord ’ereṣ niet alleen de aarde en het land (Israël), maar ook het familiale grondbezit kan aanduiden.
Maatschappijhervorming of universele transformatie?
Gaat het in de beloften van Psalm 37
E.R. Ruiz, Das Land ist für die Armen da. Psalm 37 und seine immer aktuelle Bedeutung, Stuttgart 2015, 28.
Ruiz, 29.
Ruiz, 26.
Ruiz, 32.
Psalm 37 wijst in de richting van een sociaaleconomische, agrarische lezing en focust dus meer op het concrete boerenbedrijfje dan op een groots visioen waarin het recht op de hele aarde zegeviert. Beter nog: vanuit het grote visioen van deze psalm kunnen de kleine boeren hun rechten opeisen: ‘We want them here, and we want them now.’
Zo ook K. Liess, ‘“Die auf JHWH hoffen, werden das Land besitzen” (Psalm 37,9), Zur Landthematik in den Psalmen’ in: M. Ebner e.a. (red.), Jahrbuch für Biblische Theologie 23 (2008), Heiliges Land, Neukirchen-Vluyn 2009, 47-73, m.n. 62.
In vers 25 is sprake van kinderen die bedelen om brood. In vers 18 wordt aan de onschuldige beloofd dat zijn naḥălâ behouden blijft. De naḥălâ is het erfdeel, het stuk grond, dat van vader op zoon en, als er geen zonen zijn, van vader op dochter moet overgaan (Numeri 27:1-11
Irsigler, 589, denkt inderdaad dat de maatregelen van Nehemia hier voorondersteld zijn. In elk geval is een late, na-exilische duiding vrij algemeen.
Deze uitleg betekent geen absolute breuk met de vigerende exegese. Natuurlijk gaat het in Psalm 37 om het land dat beloofd is aan Abraham. Maar dat land is geen theologische abstractie; het wil ervaren worden in bezit, beheer en opbrengst van de boerenakker van de Israëlitische familie. Zoals het land Israël soms pars pro toto staat voor de hele aarde, kan de akker van een boerenfamilie het hele beloofde land representeren. Aarde, land en akker vormen concentrische cirkels.
Volgens Davis, 59-61, is dat duidelijk het geval in Genesis 1.
Deze uitleg van ’ereṣ wordt ondersteund door het feit dat we ook bij het synoniem naḥălâ concentrische cirkels zien. Het kan in het boek Jozua staan voor het hele land (bijv. Jozua 11:23; 13:6), het stamgebied (bijv. Jozua 16:9; 17:14), en de familiegrond (bijv. Jozua 14:9, 14; 19:49; 24:28, 30). Tussen stam en familie zit dan ook nog de clan, de mišpāḥâ (bijv. Jozua 15:20; 16:8).
Verwante teksten
Zijn er meer teksten waar ’ereṣ om een andere uitleg en vertaling vraagt? Ik heb al gepleit voor een andere vertaling van Jeremia 12:15
Zie Ph.J. Botha, ‘The Relationship between Psalms 25 and 37’ in: Old Testament Essays 20/3 (2007), 543-566.
Ook Spreuken 2:21-22
Botha, 550-554. Psalm 37:9, 22, 34 en Spreuken 2:21-22 delen niet alleen het woord ’ereṣ (‘land’, ‘landbezit’), maar ook het werkwoord krt (‘uitroeien’, ‘verdelgen’).
Een agrarische vertaling van Psalm 37
Wat betekent een groene, agrarische exegese voor de vertaling van Psalm 37
Het lijkt me gewenst om ’ereṣ in de verzen 9, 11, 22, 29, 34, indien mogelijk, concordant te vertalen. Lukt dat ook in vers 3? Daar komt ’ereṣ ook voor, maar dan in verbinding met het werkwoord škn (wonen). ‘Woon op je grond’ is minder gelukkig. Maar als het samengenomen wordt met het vervolg kan het wel: ‘Woon veilig op je eigen grond.’ Dit vers heeft vier imperatieven en het is grammaticaal te verdedigen dat de laatste twee een belofte uitdrukken. Dan kan de vertaling worden: ‘(…) dan mag je veilig op je eigen grond wonen.’ De laatste bewoording heeft mijn voorkeur. De Bijbel in Gewone Taal (BGT) heeft hier ook als belofte vertaald: ‘Dan zul je veilig leven in het land waar je woont.’ Dat in de verzen 9, 11, 22 29 en 34 van de BGT ’ereṣ getransponeerd is naar ‘vrede’ lijkt me overigens minder gelukkig. Leesbaarheid is daar niet mee gewonnen en de psalm is abstracter, minder ‘aards’ geworden dan nodig is.
Gesenius-Kautzsch, 315-316, stelt dat bij meerdere imperatieven in een reeks doorgaans de eerste een voorwaarde aanduidt (bevel) en de volgende het gevolg van de vervulling van die voorwaarde (belofte), en verwijst daarbij naar Psalm 37:27, een tekst die dezelfde structuur heeft als Psalm 37:3, behalve dat in vers 3 de kenmerkende copula tussen bevel en belofte ontbreekt, maar er zijn uitzonderingen, bijv. Spreuken 20:13 (zonder emendatie).
Ik besef dat er ook een nadeel zit aan de vertaling met ‘grond’. Het verband met teksten waar het land als collectief grondbezit wordt ontvangen wordt zwakker. Een verbetering kent vaak ook minpunten. Vertalingen als de NBV21 laten echter de verstaanbaarheid van de tekst prevaleren boven het beginsel van de concordantie.
Een groene exegese moet verder leiden tot heroverwegingen bij de vertaling van de woorden naḥălâ (‘erfelijk grondbezit’) en yrš (‘beërven’, ‘verkrijgen’). In Psalm 37:18
Een groen perspectief
Davis laat zien dat de omgang met de grond in het Oude Testament een economie van duurzaamheid vertegenwoordigt en meent dat ons daarin een uitweg geboden wordt uit onze agrarische en klimatologische crises. Haar boek is een vlammend betoog tegen het grootgrondbezit van toen en nu dat uit is op snelle winsten, en vóór duurzame productie waarin het verleden verbonden wordt met de toekomst, het voorgeslacht met het nageslacht. Doordenking van Bijbelse kernwoorden als ’ereṣ (‘land’, ‘grond’), naḥălâ (‘erfelijk grondbezit’) en yrš (‘beërven’, ‘verkrijgen’) wijst daarbij nog steeds een begaanbare weg. Davis’ theocentrische uitgangspunt helpt ons verder. De Israëliet is geen bezitter van de grond, want dat is God, volgens Leviticus 25:23
Davis, 106.
Davis, 94.
Davis, 103.
Davis, 111-114.
Davis pleit voor ‘a modest materialism’, maar dat staat haaks op de nietsontziende, allesvernietigende graaicultuur van ons hedonisme. Het is een materialisme met een spirituele dimensie. Het weet dat de grond waarop we wonen en waarvan we leven een geschenk is van onze Schepper en daarom respect verdient. Psalm 37 is een getuige van die levenshouding.
Davis, 36.
Dr. S. Janse is nieuwtestamenticus en emeritus predikant te Ameide.
Bronvermelding
Sam Janse, 'De grondtoon van de Schrift in Psalm 37. Een agrarische lezing' in: Met Andere Woorden 42/2 (oktober 2023), 19-32.
Geraadpleegde literatuur (selectie)
- R. Alter, The Book of Psalms, New York 2007.
- H. Birkeland, Die Feinde des Individuums in der israelitischen Psalmenliteratur. Ein Beitrag zur Kenntnis der semitischen Literatur- und Religionsgeschichte, Oslo 1933.
- Ph.J. Botha, ‘The Relationship between Psalms 25 and 37’ in: Old Testament Essays 20/3 (2007), 543-566.
- J. Bremer, ‘“Land” as a Topic in the Book of Psalms?’, Old Testament Essays 32/2 (2019), 687-715.
- J.M. Brinkman, Psalmen: een praktische Bijbelverklaring, 4 delen, Tekst en Toelichting, Kampen 1995-2001.
- D.J.A. Clines, The Dictionary of Classical Hebrew, Sheffield 1993-2011.
- Ellen F. Davis, Scripture, Culture and Agriculture. An Agrarian Reading of the Bible, Cambridge 2009.
- A.Ch. Feuer, Tehillim / Psalms, 2 delen, Brooklyn 1978.
- W. Gesenius en E. Kautzsch, Hebräische Grammatik, zesentwintigste druk, Leipzig 1896.
- W. Gesenius e.a., Hebräisches und Aramäisches Handwörterbuch über das Alte Testament, achttiende druk, Berlin 1987-2012.
- S.E. Gillingham, ‘“The righteous shall inherit the Land, and live in it forever” (Ps 37.29). Towards a Theology of a Human and Divine Justice through the Reception History of Psalm 37’ in: U. Berges e.a. (red.), Zur Theologie des Psalters und der Psalmen. Beiträge in memoriam Frank-Lothar Hossfeld, Göttingen 2019, 411-428.
- F.-L. Hossfeld en E. Zenger, Die Psalmen I. Psalm 1-50, NEB, Würzburg 1993.
- H. Irsigler, ‘Quest for Justice as Reconciliation of the Poor and the Righteous in Psalms 37, 49 and 73’ in: Skrif en Kerk 19/3 (1998), 584-604.
- E.J. Keulen, ‘Reversal of a Motiv: “The Land is Given into the Hands of the Wicked.” The Gift of Land in some Wisdom Texts’ in: J.T.A.G.M. van Ruiten e.a. (red.), The Land of Israel in Bible, History, and Theology. Studies in Honour of Ed Noort, Leiden 2009, 197-208.
- L. Koehler en W. Baumgartner, Hebräisches und Aramäisches Lexikon zum Alten Testament 1, Leiden 1967.
- J.J. Krause, ‘lārešet ʾet hāʾāreṣ – “To Possess the Land, to Enjoy Possession of the Land”. A Lexicographic Proposal and Its Theological Ramifications’ in: Vetus Testamentum 71 (2021), 619-630.
- J.P. Lettinga e.a., Grammatica van het Bijbels Hebreeuws, elfde druk, Leiden 2000.
- K. Liess, ‘“Die auf JHWH hoffen, werden das Land besitzen” (Psalm 37,9), Zur Landthematik in den Psalmen’ in: M. Ebner e.a. (red.), Jahrbuch für Biblische Theologie 23 (2008), Heiliges Land, Neukirchen-Vluyn 2009, 47-73.
- P.D. Miller, ‘The Land in the Psalms’ in: J.T.A.G.M. van Ruiten e.a. (red.), The Land of Israel in Bible, History, and Theology. Studies in Honour of Ed Noort, Leiden 2009, 183-196.
- M. Ottosson, ‘ץֶרֶא’, ThWAT 1, Stuttgart 1973, I.2-II.5, 421-436.
- L. Pirot en A. Clamer, Les Psaumes, La sainte Bible, Paris 1950.
- E.R. Ruiz, Das Land ist für die Armen da. Psalm 37 und seine immer aktuelle Bedeutung, Stuttgart 2015.
- H.H. Schmid, ‘ץֶרֶא’, ThHAT 1, München 1971, 228-236.
- S. Terrien, The Psalms. Strophic Structure and Theological Commentary, Grand Rapids MI 2003.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.