Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De ondergang van Jeruzalem en de terugkeer uit de ballingschap

Tijdens de regering van koning Manasse was de situatie in en rondom Jeruzalem weer rustiger geworden en kon de stad verder groeien. Koning Jojakim kwam echter in opstand tegen zijn vazalheer, koning Nebukadnessar. Deze opstand mislukte, en Jeruzalem werd omsingeld. Jojachin, de zoon en opvolger van Jojakim, gaf zich over en redde de stad zo van verwoesting. Na hem werd zijn oom Sedekia koning. Helaas kwam hij opnieuw in opstand. Deze keer werd de stad wel ingenomen en verwoest, ook de tempel. Na de val van Jeruzalem in 586 voor Christus waren veel Joden gevangengenomen en naar het buitenland gebracht. Er bleven maar weinig mensen in het land achter, maar op de plaats van de verwoeste tempel werd de cultus op een bescheiden manier voortgezet.

Terugkeer uit de ballingschap

Nadat de Perzische koning Cyrus (in de Bijbel Kores) in 539 voor Christus de baas was geworden over het Nabije Oosten, nam hij maatregelen om de gevolgen van de Babylonische onderdrukking ongedaan te maken voor de Judeeërs en alle andere volken waar de Babyloniërs de baas over waren geweest (Ezra 1:2-3). Ballingen mochten naar huis terugkeren en voorwerpen die uit de tempels van deze volken waren gestolen, werden teruggegeven. De terugkeer uit de Babylonische ballingschap verliep in verschillende fasen en lang niet alle Judese ballingen mochten teruggaan naar hun eigen land. Met Perzische steun lukte het in 515 voor Christus om de tempel van Jeruzalem te herbouwen, al was de nieuwe tempel lang niet zo groot en mooi als de vorige (Ezra 3:1-13).

Nehemia

Toen Nehemia in 445 voor Christus naar Jeruzalem kwam om daar orde op zaken te stellen (Nehemia 2:17), was de situatie daar zorgelijk. Sanballat, de gouverneur van Samaria, had alle macht naar zich toe getrokken en wilde niet dat Jeruzalem werd herbouwd (Nehemia 2:19; Nehemia 4:1-2). Toen Nehemia toch besloot om de stadsmuur te herstellen, moest hij er rekening mee houden dat er soldaten uit Samaria konden komen om de werkers aan te vallen: de bouwlieden kregen daarom wapens (Nehemia 4:10-12). Nehemia maakte ook duidelijke keuzes als het om de tempel in Jeruzalem ging: de kamer in de tempel die bestemd was voor de Ammoniet Tobia, werd leeggehaald (Nehemia 13:8). In die tijd waren er ook Judese mensen die zo arm waren dat ze zich als slaven verkochten aan andere Judeeërs. Nehemia verzette zich hiertegen (Nehemia 5:1-13) en hij riep de rijke en belangrijke mensen uit het volk op om in Jeruzalem te gaan wonen (Nehemia 11:1-2). Zo slaagde Nehemia erin om Jeruzalem er weer bovenop te helpen.

Politieke status van Jeruzalem

Ook in de Perzische tijd (539-332 voor Christus) werd Juda niet onafhankelijk; het bleef onderdeel van het Perzische rijk. Wel kregen Jeruzalem en het omliggende gebied een zekere onafhankelijkheid onder leiding van de hogepriester. Deze situatie veranderde niet toen Alexander de Grote dit gebied veroverde.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.23.1
Volg ons