Sieraden in het Oude Israël
Door archeologen zijn in Israël onder andere de volgende sieraden teruggevonden, waarvan de meeste ook in de Bijbel worden genoemd:
- halskettingen
- ringen
- oorringen
- neusringetjes
- armbanden
- enkelbanden
- ‘fibulae’
Halskettingen
Zeer geliefd in de oudtestamentische periode waren snoeren met kralen van verschillende materialen. De kralen waren onder andere gemaakt van kostbaar gesteente (zoals carneool), glas, metaal of bot. Metalen kralen waren soms prachtig bewerkt. Aan de kralenkettingen hingen hangertjes van bot, ivoor, (half)edelsteen of metaal. De hangers waren cilindervormig of hadden de vorm van bijvoorbeeld halve maantjes. Ook werd soms een reukflesje aan een ketting gehangen.
In het Oude Testament wordt verwezen naar halskettingen in onder andere Hooglied 1:10, Hooglied 4:9 en Ezechiël 16:11.
Ringen
Ringen waren vaak van zilver en eenvoudig van vorm. Aan sommige ringen was een zegelsteen of een scarabee bevestigd. Zegelringen werden vooral door mannen gedragen, andersoortige ringen juist door vrouwen.
We vinden ringen in de Bijbel terug in onder meer Genesis 24:47, Spreuken 25:12, Hooglied 1:10 en Hosea 2:15. Daarnaast in Jesaja 3:16-24, waar alle prachtige juwelen die de rijke vrouwen van Jeruzalem droegen uitgebreid worden opgesomd.
Oorringen
Behalve eenvoudige, sikkelvormige oorringen, waren ook oorringen met hangers erg populair. Die hangers werden in de loop van de tijd steeds groter en zwaarder. Ze konden bolvormig zijn maar ook ovaal, in de vorm van een bloem, een kwastje of een ‘mandje’. Oorringen waren gemaakt van brons of zilver, of – minder vaak – van goud.
In Exodus 32:2 lezen we over de gouden oorringen van de Israëlitische vrouwen die door Aäron worden gebruikt om een gouden beeld mee te maken. In Genesis 35:4 leveren Jakobs
Neusringetjes
Neusringetjes werden meestal in het rechterneusgat gedragen. Ze waren soms versierd met kralen of hangers. In uitzonderlijke gevallen konden neusringen wel zeven centimeter lang zijn, en bungelden dan dus over de mond heen.
Een bijbelse verwijzing naar neusringen vinden we in Genesis 24:22-30, waar de knecht van Abraham een neusring en armbanden aan Rebekka schenkt.
Armbanden
Armbanden waren meestal van brons, en minder vaak van zilver of goud. Ze werden door zowel mannen als vrouwen gedragen. Mannen droegen zwaardere, dikkere exemplaren, vrouwen fijnere en lichtere. Armbanden konden aan de uiteinden open zijn of gesloten. Open armbanden hadden soms uiteinden in de vorm van een dierenkop (bijvoorbeeld de kop van een slang).
In het Oude Testament worden armbanden genoemd in Numeri 31:50, Jesaja 3:19, Ezechiël 16:11 en Ezechiël 23:42.
Enkelbanden
Ook enkelbanden werden graag gedragen. Ze waren meestal van brons, zelden van zilver of goud. Ze hadden over het algemeen de vorm van een ring (en niet van een kettinkje). In sommige perioden gaven enkelbanden informatie over de huwbare status van een vrouw: als een vrouw een enkelband aan beide enkels droeg, betekende dit dat ze ongetrouwd was; als ze er slechts één droeg, was ze al getrouwd.
Voor verwijzingen naar enkelbanden in het Oude Testament, zie Numeri 31:50, Jesaja 3:18 en Jesaja 3:20.
Fibulae
Vanaf de ijzertijd raakten ‘fibulae’ in de mode in Israël. Fibulae zijn een soort veiligheidsspelden in de vorm van een driehoek of een boog die werden gebruikt om kleding vast te spelden. Ze werden gemaakt van brons of ijzer, en waren soms versierd of voorzien van een groen laagje patina.