Make-up en lichaamsverzorging in het Oude Israël
Huidverzorging was in het Oude Nabije Oosten, met zijn hete, droge klimaat, in een ver ontwikkeld stadium, en bijna net zo gewoon als nu. Vrouwen smeerden zichzelf in met geurige zalfjes om hun huid te beschermen tegen uitdroging. Ook maakten ze hun gezicht op met felle kleuren, gebruikten parfum en lakten hun nagels.
Make-up
Vrouwen uit alle lagen van de bevolking droegen make-up. Het werd gemaakt uit grondstoffen als kopercarbonaat (groen of blauw van kleur), zwavellood (grijs) of stibium (zilvergrijs). Zulke materialen werden tot poeder verpulverd en met olijfolie en zalf uitgewreven en vermengd. Dit gebeurde met behulp van een zogenaamd ‘make-uppalet’, een plat, kalkstenen schoteltje. Door archeologen is er een aantal van teruggevonden. Op sommige exemplaren zijn zelfs nog sporen van blauwe make-up bewaard gebleven. Op het palet werd het make-uppoeder vervolgens ook bewaard. Het poeder werd met de vingers of met een soort stift of spateltje op het gezicht en rond de ogen aangebracht.
In de Bijbel wordt er een enkele keer verwezen naar het opmaken van het gezicht: zie met name Jeremia 4:30, 2 Koningen 9:30 en Ezechiël 23:40.
Scrub
Om het gezicht te scrubben werd ‘lavasteen’ (scoria) gebruikt, een zeer poreus gesteente dat gevormd wordt tijdens vulkaanuitbarstingen. Het spoelde in Israël op het strand aan, nadat het door de zee vanuit verre streken was aangevoerd.
Zalf en parfum
Na het baden werd de huid ingesmeerd met zalf. De basis van zulke zalf bestond meestal uit plantaardige olie, zoals olijfolie, amandelolie of sesamolie. Kostbaardere crèmes, voor beperkt gebruik, werden gemaakt op basis van dierlijk vet. Aan het vet of de olie werden bindstoffen (zoals melk, honing en verschillende zouten) en water of wijn toegevoegd. Vervolgens werden er geurige kruiden of bloemblaadjes door gemengd. De zalf werd bewaard in kleine aardewerken (albasten
Parfum en zalf met een lekkere geur waren zeer kostbaar in de tijd van de Bijbel. Er waren in deze periode namelijk nog maar beperkte technieken om reukstoffen aan planten te onttrekken. Bovendien moesten de geurige kruiden vaak uit verre landen worden geïmporteerd.
In de Bijbel vinden we verschillende verwijzingen naar reukwaren, onder andere in Hooglied 1:3, Ester 2:12, Psalmen 45:8-9, Matteüs 26:7 en Lucas 7:37.