Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Trouw in het Nieuwe Testament

‘Trouw’ is in het Nieuwe Testament een waarde die mensen moeten nastreven in hun omgang met anderen. Daarnaast wordt trouw genoemd als een belangrijke eigenschap van God en Christus. Tot slot worden gelovigen aangemoedigd om trouw te zijn aan hun geloof, ondanks tegenslagen.

Woorden voor ‘trouw’

Het Griekse woord voor ‘trouw’ in het Nieuwe Testament is pistis. Naast ‘trouw’ betekent dit woord ook ‘geloof’ en ‘vertrouwen’. De betekenis ‘trouw’ komt van deze betekenissen het minst vaak voor.

Trouw en betrouwbaarheid van mensen onder elkaar

Mensen moeten volgens het Nieuwe Testament betrouwbaar en eerlijk handelen. Zij moeten trouw zijn aan de waarheid en aan elkaar. Matteüs 24:45-47 spreekt positief over de betrouwbare dienaar die goed voor alles zorgt, als zijn heer op reis is.
2 Timoteüs 2:2 heeft het over ‘betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen’.

De trouw van God en Christus

Net als in het Oude Testament duidt ‘trouw’ in het Nieuwe Testament ook een belangrijk kenmerk aan van God: zijn trouw betekent dat mensen onvoorwaardelijk op hem kunnen vertrouwen (zie 1 Korintiërs 10:13). Gods trouw blijft zelfs bestaan als de mens ontrouw aan hem is (Romeinen 3:3).
Christus wordt in het Nieuwe Testament ook ‘trouw’ genoemd (Hebreeën 3:2). Ook voor hem geldt dat zijn trouw blijft bestaan ondanks de ontrouw van mensen (2 Timoteüs 2:13): ‘als wij hem ontrouw zijn, blijft hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet.’

Trouw blijven aan het geloof

Regelmatig verwijst het woord pistis naar het trouw blijven aan het geloof in Christus ondanks verdrukking of verzoekingen. Het woord ‘trouw’ is in dit soort teksten vaak verbonden met begrippen als standvastigheid en volharding. Een voorbeeld is 1 Tessalonicenzen 1:4, waar staat: ‘Wij spreken dan ook in de gemeenten van God vol trots over uw standvastigheid en trouw onder de vervolgingen en onderdrukking die u moet doorstaan.’
Het is in dergelijke passages soms lastig te bepalen of het woord pistis met ‘geloof’ of met ‘trouw’ vertaald moet worden (zie Hebreeën 6:12; Openbaring 17:14). Het woord heeft in deze verzen beide betekenissen in zich en kan daarom misschien het beste weergegeven worden met ‘geloofstrouw’.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons