Context en aantekeningen bij Spreuken 8:21-33
Hier vind je informatie over de context van Spreuken 8:22-31 en aantekeningen bij de tekst.
Het boek Spreuken als geheel
Plek van deze passage in het geheel
Spreuken 8:22-31 is onderdeel van de lange rede door Wijsheid. Wijsheid wordt hier sprekend opgevoerd als ik-figuur, die na een korte introductie (8:1-3) het woord neemt (8:4-36). Centraal staat wat Wijsheid een mens te bieden heeft en wat de bron is van haar gezag. De toespraak kan in vieren verdeeld worden:
- Verzen 4-11: de onschatbare waarde van Wijsheid voor mensen
- Verzen 12-21: de kenmerken die wezenlijk zijn voor Wijsheid
- Verzen 22-31: de relatie tussen Wijsheid en God, vóór, bij, en in de schepping
- Verzen 32-36: mensen die naar Wijsheid luisteren zijn gelukkig.
In tegenstelling tot de andere gedeelten, die gaan over het belang van Wijsheid voor het heden, gaat Spreuken 8:22-31 over de herkomst van Wijsheid vóór het bestaan van de wereld.
Opbouw en kern van de passage
Spreuken 8:22-31 valt in vieren uiteen:
- Verzen 22-23: Gods schepping van Wijsheid in het begin.
- Verzen 24-26: Wijsheid gaat vooraf aan alle andere scheppingswerken.
- Verzen 27-29: Wijsheid is erbij als God hemel en aarde schept en inricht.
- Verzen 30-31: Wijsheid als intermediair tussen de schepper en de mensheid.
De passage biedt een soort biografie van Wijsheid: geschapen in het vroegste begin (I), was zij er eerder dan al het andere (II), was ze erbij toen God alles schiep (III) en speelt ze een actieve en vreugdevolle rol in de schepping (IV).
Uitgelicht
Wij mensen zijn afhankelijk van Gods goedheid en welwillendheid. Wijsheid is Gods favoriet bij uitstek: zijn eersteling, zijn lieveling, zijn bron van vreugde. Daarom is het essentieel dat mensen Wijsheid volgen en zo hun leven afstemmen op Gods orde.
Aantekeningen
Bij vers 22-23 (deel I)
In het eerste deel van deze passage is ‘begin’ het kernwoord. Het Hebreeuws gebruikt vier verschillende woorden die ‘begin’ of ‘eerste’ betekenen, en de NBV21 benadrukt dit ook met allerlei synoniemen.
Bij vers 22
- mij: Wijsheid wordt hier sprekend opgevoerd als ik-figuur. Dat is een personificatie (een literair stijlmiddel) en tegelijk ook een theologische voorstelling over een (geschapen) principe dat aan al het andere voorafgaat.
- toen … begon: Lett. ‘als het begin van zijn weg’. Gods ‘weg’ duidt hier op het geheel van Gods handelingen, inclusief zijn scheppingsdaden. Wijsheid staat dus aan het begin van al Gods optreden – het vormen, inrichten en bewaren van de schepping.
- geschapen: Het Hebreeuwse werkwoord qānâ komt vaak voor als ‘verwerven’ of ‘bezitten’ (Spr. 4:5, 7). Op zichzelf past dat goed bij ‘wijsheid’, en sommige vertalingen kiezen hiervoor in dit vers (NBV04, HSV, NBG). Het werkwoord kan echter ook ‘scheppen’ betekenen (Gen. 4:1; Deut. 32:6; Ps. 139:13). Dat past in deze context het beste, want ook in het vervolg wordt steeds gesproken over Wijsheid die gemaakt, voortgebracht, of geschapen is (vgl. Sir. 1:4, 9).
- In de christelijke traditie is Spreuken 8:22-31, en vers 22 in het bijzonder, vaak betrokken op Jezus die als Zoon van God vóór alle andere dingen al bestond. In het Nieuwe Testament zien we dergelijke verwijzingen opkomen. Gods Zoon was in het begin bij God (Joh. 1:1) als de Logos, het Woord (een concept nauw verwant met Wijsheid). Hij is de eerstgeborene van de schepping (Kol. 1:15). Kerkvaders benadrukten dat het Oude Testament in teksten zoals Spreuken 8 over Christus spreekt, en dat Christus, beschreven als Wijsheid, altijd al bij God de Vader was. De theoloog Arius (vierde eeuw) verwees juist naar Spreuken 8:22 om te laten zien dat Christus geschapen is. Volgens Arius is alleen God de Vader “onbegonnen”; voor de Zoon geldt: “Er was een tijd dat Hij er niet was.” Deze leer werd verworpen door het Concilie van Nicea in 325.
Bij vers 23
- gemaakt: Een andere interpretatie vertaalt met ‘aangesteld’ of ‘gezalfd’ (vgl. Ps. 2:6 en HSV en SV). De keuze van NBV21 past bij de scheppingstaal in Spreuken 8:22-26 en Psalm 139:13.
Bij vers 24-26 (deel II)
Deze verzen bieden een soort negatieve beschrijving van de schepping, door op te sommen wat er nog niet was. Daarmee wordt het punt van vers 22-23 onderstreept: Wijsheid is als eerste van alles geschapen, voorafgaand aan alles wat bestaat.
Bij vers 24
- Oceanen … bronnen met hun waterstromen // bergen … heuvels // aarde en de velden … korrel zand: In de verzen 24-26 worden drie duo’s genoemd waarvóór de wijsheid geschapen is. De eerste van elk is de grootste eenheid, de tweede telkens de kleinere.
- oceanen: Het Hebreeuwse tǝhôm betekent ‘oervloed’, net als in Genesis 1:2, en duidt op de oeroude wateren die er in Genesis al waren, maar die hier in Spreuken 8:24 nog niet geschapen waren. ‘Oceanen’ sluit goed aan bij ‘waterstromen’. In Spreuken 8:27 wordt hetzelfde woord met ‘water’ vertaald, zie ook vers 28.
- werd ik voortgebracht: In lijn met ‘geschapen’ (vers 22) en ‘gemaakt’ (vers 23) spreekt Wijsheid in vers 24 en 25 uit dat ze door God ‘werd voortgebracht’; vgl. Psalm 51:7 en Job 15:7.
Bij vers 25
- bergen … heuvels: Deze combinatie komt vaak voor in de Bijbel en omvat zowel de diepten waarin de bergen verankerd zijn als de hoogten van de heuvels (vgl. Micha 6:2). Wijsheid gaat vooraf aan de oudste en meest bestendige elementen van het bestaan.
Bij vers 26
- geen korrel zand: Wijsheid gaat vooraf aan de aarde, zelfs het kleinste stukje grond.
Bij vers 27-29 (deel III)
In de verzen 27-29 vertelt Wijsheid hoe ze tijdens de schepping aanwezig was. De beschrijving loopt van hoog (de hemel met de hemelkoepel) tot laag (de zeeën en de fundamenten van de aarde).
Bij vers 27
- Ik was erbij: Wijsheid was erbij toen God hemel en aarde schiep. Hoe veelzeggend dit is, blijkt uit de eerste vraag die God aan Job stelt (Job 38:4): “Waar was jij toen Ik de aarde grondvestte?” Geen mens was erbij aanwezig toen God hemel en aarde inrichtte en dat betekent ook dat geen mens Gods werk kan bevatten (vgl. Job 15:7-8). Wijsheid kan dat wél, want zij was erbij vanaf het begin.
- hemel: Volgens de Bijbelse opvatting is de aarde een platte schijf, waarboven de hemel als een tent is uitgespannen. De aarde staat op zuilen verankerd in de oervloed (vergelijk Spr. 8:24). De horizon is de grens tussen de oceaan (die de aarde omgeeft) en het vasteland. Klik hier
voor meer informatie over de bijbelse opvatting over kosmologie. - cirkel om het water trok: Een metaforische uitdrukking voor de horizon (vgl. Job 26:10). Vergelijk Genesis 1:2, waar Geest van God ‘over het water’ zweefde, in het Hebreeuws dezelfde uitdrukking als ‘om het water’.
Bij vers 29
- Grenzen stellen … zijn plaats gaf: Het stellen van grenzen aan de schepping is een terugkerend scheppingsmotief (zie Job 28:25, 38:8-11; Ps. 104:9; Jer. 5:22.
- met zijn woord: Gods woord is hier het bevel of gebod dat Hij geeft dat bindend is (vgl. Ex. 17:1; Jes. 34:16; 62:2). In het Oude Testament zijn de scheppingsorde en de morele orde (Gods wetten) nauw met elkaar verbonden.
Bij vers 30-31 (deel IV)
De passage loopt uit op de plek van Wijsheid in de schepping, die draait om vreugde – vreugde die Wijsheid verbindt met zowel God als de mensen. De kloof tussen God als schepper en de mens als schepsel is onmetelijk, maar Wijsheid is een verbindende schakel.
Bij vers 30
- zijn lieveling: De betekenis van het Hebreeuwse woord ʾāmôn is erg onzeker.
- (1) Het kan gaan om een ‘gekoesterd kind’ (vgl. hetzelfde woord in het meervoud in Klaagliederen 4:5 ‘wie gekoesterd werden’). Vertalingen als troetelkind (NBG51), Lievelingskind (HSV) en lieveling (NBV21, BGT) zijn daarvan afgeleid. Dit ligt in de lijn van vers 24-25 ‘ik werd voortgebracht’.
- (2) Een woord dat hier sterk op lijkt, wordt in Hooglied 7:2 vertaald als ‘kunstenaar, vakman, meester’. Vertalingen die deze optie volgen kiezen voor ‘master worker’ (NRSV) of ‘uitvoerster’ (Willibrord 2012). Het voordeel hiervan is dat nu met terugwerkende kracht blijkt dat Wijsheid niet alleen aanwezig was bij de schepping, maar daar als ‘uitvoerster’ ook een actieve rol in had.
- (3) De derde optie is de bijwoordelijke betekenis ‘voortdurend’ (in dat geval afgeleid van dezelfde werkwoordstam als ‘trouw’). De constante aanwezigheid van wijsheid zowel vóór, tijdens, als in de schepping is een bron van vreugde voor God. Dan staat dit parallel met het ‘elke dag opnieuw’ en ‘altijd’ in hetzelfde vers. Dit geeft dan weer de meest evenwichtige opbouw van vers 30-31. De Engelse NIV kiest deze optie:
30 Then I was constantly at his side.
I was filled with delight day after day,
rejoicing always in his presence,
31 rejoicing in his whole world
and delighting in mankind.
- Een bron van vreugde: Ook mogelijk is de vertaling: ‘ik was verheugd’ (zie de NIV hierboven). Dan is de focus niet op God die zich verheugt in Wijsheid, maar op Wijsheid die zich verheugt in Gods scheppingswerk.
- in zijn aanwezigheid: Letterlijk ‘voor zijn aangezicht’. De vreugde van wijsheid is niet vanwege, maar in aanwezigheid van God.
Bij vers 31
- De vreugde van Wijsheid die in het vorige vers beschreven is, wordt nu aangeduid met een bereik: heel de aarde en de mensheid. Wijsheid riep in Spreuken 8:4 al tot alle mensen en laat nu ook hier zien dat ze in alle mensen vreugde vindt, nog voor duidelijk is of ze al dan niet naar haar zullen luisteren (vgl. Wijs. 1:6).
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina direct naar:
- het boek Spreuken als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen
