Context en aantekeningen bij Lucas 18:1-8
Hier vind je informatie over de context van Lucas 18:1-8 en aantekeningen bij de tekst.
Het Evangelie volgens Lucas als geheel
Meer over de opbouw, stijl, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Lucas vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Lucas
Dit evangelie is opgebouwd in vier hoofdgedeeltes:
Jezus’ geboorte en kinderjaren | |
Jezus’ optreden in het Judese land | |
Jezus’ reis naar Jeruzalem | |
Jezus in Jeruzalem |
Lucas schreef volgens veel uitleggers tegen het einde van de eerste eeuw, in de periode dat de verwoesting van Jeruzalem nog nadreunde en tot grote spanningen leidde in en rond Joodse gemeenschappen. Hij wil met Lucas-Handelingen uitleggen dat Jezus Christus de vervulling is van Gods belofte aan Israël, maar ook hoe het komt dat de meeste Joden Hem niet hebben aanvaard en het evangelie juist veel niet-Joodse aanhangers in de hele wereld heeft gekregen. Lucas’ werkwijze is dat hij zijn verhaal vormgeeft rond hem bekende overleveringen, maar daar een eigen ordening aan geeft. Het doel is om de boodschap van het evangelie te versterken (zie Luc. 1:1-4).
Voor een beschouwing over het Evangelie volgens Lucas als geheel, zie dit artikel van Arco den Heijer, ‘Het Evangelie volgens Lucas in het Jubeljaar van de Hoop’
Plek van deze passage in het geheel
Lucas 18:1-8 volgt op Lucas’ eerste apocalyptische verhandeling (17:20-37) en is daar thematisch mee verbonden door de vermelding van de komst van de Mensenzoon in 18:8. De gelijkenis wordt door Lucas geïntroduceerd als een les over de noodzaak van volhardend gebed (18:1, eerder al in 11:5-8). Het gaat dus over het belang van geloof en gebed in de context van eschatologische verwachtingen. Lucas gebruikt deze gelijkenis om het belang van het gebed in het christelijke leven te benadrukken, als een kracht om het geloof vast te houden bij beproevingen of als God lijkt te zwijgen (zie ook Luc. 6:28; 21:36; 22:46; Hand. 1:14; 6:4).
In de tijd waarin Lucas schrijft (enige tijd na de val van de tempel in 70 n. Chr.) wordt de aanvankelijke verwachting van een zeer spoedige terugkomst van Jezus juist bijgesteld. In die situatie is de oproep tot paraatheid belangrijk.
Opbouw en kern van de passage
De gelijkenis wordt door Lucas omkaderd door een introductie in v. 1 en een waarschuwende vraag in v. 8c. De gelijkenis zelf (vs. 2-5) eindigt met een interpretatie en toepassing (vs. 6-8b). Uitleggers merken op dat het frame (vs. 1 en 7-8) door Lucas later is toegevoegd aan de gelijkenis. Soms meent men ook dat de omlijsting en de gelijkenis niet goed op elkaar passen. Toch is dit het kader waarin Jezus’ gelijkenis is geplaatst en het is wel degelijk mogelijk om de gelijkenis ermee te verbinden. De crux van dit gedeelte is de noodzaak van volhardend gebed in het licht van de komst van de Mensenzoon. Als tegenbeeld van de onwelwillende en onrechtvaardige rechter is God de rechtvaardige rechter die spoedig en welwillend recht verschaft.
Uitgelicht
In de gelijkenis is de onrechtvaardige rechter het probleem, de weduwe houdt hardnekkig vol. In de toepassing klapt Jezus het beeld om. God is niet het probleem, op Hem kun je zonder meer aan. Maar de vraag is: zullen de gelovigen volharden zoals de weduwe?
Aantekeningen
Bij vers 1
- altijd te bidden: Lucas leidt de gelijkenis in met de morele les over het gebed die uit deze gelijkenis volgt. Het thema gebed komt vaker terug bij Lucas (Luc. 6:28; 11:1-2; 22:40,46). De precieze inhoud van het gebed wordt niet genoemd. Hoewel de weduwe bidt om recht, is het punt van de gelijkenis veeleer dat men zonder ophouden blijft bidden.
Bij vers 2
- geen ontzag had en zich van mensen niets aantrok: De karakterisering van de rechter is gebaseerd op het ethisch basisschema dat in de oudheid wijdverspreid was, en het menselijk gedrag terugbracht tot twee basale elementen: gedrag ten opzichte van God en gedrag ten opzichte van andere mensen. Zo typeert Josephus koning Jojakim bijvoorbeeld als ‘noch vroom ten opzichte van God, noch goed ten opzichte van mensen’. Ook in de Bijbel zien we deze tweeslag vaak terug (Deut. 10:16-17; Jes. 1:16-17; Luc. 10:27). Zowel richting God als richting mensen is de rechter gewetenloos (zie Sir. 35:14-26).
Bij vers 3
- weduwe: In de Bijbelse traditie treffen we uiteenlopende beelden van weduwen aan, variërend van arme vrouwen die onder goddelijke bescherming staan en ondersteund moeten worden door de gemeenschap (bijv. Deut. 27:19) tot rijke en krachtige vrouwen (zoals Abigaïl en Judit). In het Oude Testament worden ‘weduwen’ samen met ‘kinderen zonder vader’ en ‘vreemdelingen’ vaak genoemd als voorbeeld van groepen die gemakkelijk onderdrukt en uitgebuit kunnen worden. Opkomen voor hun rechten is daarom een eerste vereiste voor de machthebbers binnen de gemeenschap (zie Deut. 10:18, 24:17, 27:19, Jes. 1:17, 10:2, Jer. 22:3, Mal. 3:5).
- Doe mij recht: De roep ‘Doe mij recht’ lezen we geregeld in de Psalmen als een bede gericht aan God. Naar de maatstaven van toen gedraagt de weduwe zich bijzonder vrijpostig, niet volgens de gedragsnormen die passen bij iemand met een lage sociale status. Waar we in de Bijbel steeds tegenkomen ‘kom op voor het recht van de weduwen’, is het hier bij uitzondering een weduwe die opkomt voor haar eigen recht.
- recht verschaffen: Een juridische term en een kernwoord in deze gelijkenis (vs. 3, 5, 7, 8). In algemene zin beschrijft dit woord een bestraffende actie tegen diegenen die zich ergens schuldig aan gemaakt hebben (Ex. 12:12; Num. 33:4; Recht. 11:36; 15:7; 1 Makk. 3:15; 6:22; 7:9, 24, 38; Ps. 149:7; Hand. 7:24). In deze gelijkenis komt recht doen of verschaffen herhaaldelijk terug, maar het is niet uit te maken waaruit dat precies bestaat in deze gelijkenis (zie volgende aantekening).
- geschil met mijn tegenstander: Het centrale punt van deze gelijkenis is niet de inhoud van het gebed, maar de noodzaak om altijd te blijven bidden (Luc. 18:1). Daarom wordt de inhoud van haar klacht niet nader genoemd.
Bij vers 4
- Ten slotte zei hij (…) me nog aan: Lucas gebruikt vaker interne monologen (Luc. 12:17; 15:17) om de hoorder inzicht te geven in het karakter en de overwegingen van de personages in het verhaal.
- Ook al heb ik (…) niets aan: Opvallend genoeg neemt de rechter hier de karakterisering uit vers 2 over in zijn typering van zichzelf. Dat laat zien dat het aandringen van de weduwe er niet toe leidde dat de rechter veranderde. Integendeel, hij blijft even slecht. Dat hij toegeeft aan de weduwe is niet om haar, maar puur om zichzelf. De rechter geeft aan haar toe omdat ze hem dwarszit en omdat hij zich zorgen maakt over zichzelf.
Bij vers 5
- recht verschaffen: De nadruk ligt op het feit dat hij alleen gehoor geeft aan de vraag van de weduwe omdat zij zo aandringt.
- last bezorgt: Vgl. Luc. 11:7.
- vliegt ze me nog aan: Het werkwoord hypōpiazō betekent letterlijk "een blauw oog slaan", "in het gezicht slaan", of figuurlijk "afmatten", "op de vingers tikken", "iemand tot onderwerping brengen door voortdurende ergernis". Hoe het ook gelezen wordt, duidelijk is dat hij niet toegeeft uit rechtvaardigheidszin, maar puur om zijn eigen rust en positie te beschermen.
Bij vers 7
- deze rechter (…) al minacht hij ook het recht: Letterlijk ‘de onrechtvaardige rechter’.
- uitverkorenen: Hier volgelingen van Jezus (Mat. 24:22,24,31; Marc. 13:20,22,27; Rom. 8:33; Kol. 3:12; Tit. 1:1; 1 Petr. 2:9; Op. 17:14). Jezus gebruikt hier een typisch rabbijns argument, waarbij wat voor het mindere geldt, ook voor het meerdere geldt: als de onrechtvaardige rechter al reageert, hoeveel te meer zal dat dan gelden voor de rechtvaardige rechter.
- Hij hoort hen geduldig aan: In het Grieks is dit één zin met het voorgaande, maar door de verschillende werkwoordstijden (‘Zal (…) recht verschaffen (…) Hij hoort’) is de zin opgedeeld.
- De betekenis van het woord makrothumein is omstreden. In de NBV04 is dit vertaald met ‘Of laat hij hen wachten?’ De strekking is dan: ‘Zal hij lang wachten met hen te hulp komen?’ Beter is het om makrothumein met ‘geduldig zijn‘ of ‘geduld hebben’ te vertalen (zo ook in 1 Kor. 13:4; 1 Tess. 5:14; 2 Pet. 3:9; Matt. 18:26, 29). Hiermee wordt—in contrast met de onrechtvaardige rechter die door eigenbelang gemotiveerd wordt—de nadruk gelegd op Gods welwillendheid en geduld om te luisteren naar zijn uitverkorenen. Hij zal, in tegenstelling tot de onrechtvaardige rechter, hun volhardende gebeden niet afdoen. In beide gevallen is duidelijk dat hoe lang het antwoord op gebed ook uitgesteld lijkt te worden, constant gelovig gebed altijd verhoord wordt.
Bij vers 8
- spoedig recht verschaffen: In vergelijking met de onrechtvaardige rechter is God rechtvaardig én verschaft Hij spoedig recht aan hen die tot hem roepen. Daarmee onderstreept Jezus dat aan Gods kant niet het vraagteken staat of Hij wel recht zal verschaffen. Dáár kunnen we zeker van zijn.
- geloof: Een volhardend geloof zoals dat van de weduwe. Door met deze vraag af te sluiten, geeft Jezus een extra laag aan deze gelijkenis. Hoewel de gelijkenis op het eerste gezicht lijkt te draaien om de onrechtvaardige rechter die afsteekt tegen de rechtvaardige hemelse rechter, blijkt het veeleer te gaan om het volhardende, onbeschaamde geloof van de weduwe dat typerend is voor de les die Jezus geeft.
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bron: Studiebijbel in Perspectief
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina direct naar:
- het Evangelie volgens Lucas als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrip-pen
