Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 januari 2024

Dag 41 – Heer

Bijbeltekst(en)

Matteüs 22

41Nu de farizeeën om Hem heen stonden, stelde Jezus hun deze vraag: 42‘Wat denkt u over de messias? Van wie is Hij een zoon?’ ‘Van David,’ antwoordden ze. 43Jezus vroeg: ‘Hoe kan David Hem dan, sprekend door de Geest, Heer noemen? Want hij zegt: 44“De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot Ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 45Als David Hem dus Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ 46En niemand was in staat Hem een antwoord te geven, noch durfde iemand Hem vanaf die dag nog een vraag te stellen.

Matteüs 22:41-46NBV21Open in de Bijbel

Dat God een nakomeling van David zou sturen om zijn volk te bevrijden was een wijdverbreide verwachting in de tijd van Jezus. Deze messias zou een eind maken aan de overheersing door buitenlandse machten, en een onoverwinnelijk rijk van vrede stichten. In het gesprek met de farizeeën gaat het om de identiteit van deze zoon van David.
Is hij, als nakomeling van David, diens mindere? Of is hij juist machtiger dan de grote, maar uiteindelijk toch menselijke koning van Israël? Om zijn toehoorders te laten inzien dat de zoon van David van een heel andere orde is, haalt Jezus Psalm 110 aan. Volgens het opschrift boven deze psalm is hij door David geschreven. Het is een vergezicht van een koning met bovenmenselijke macht, die tegelijkertijd ook het priesterambt bekleedt. Een Messias die alle menselijke voorstellingen overstijgt. Jezus’ toehoorders zijn dan ook met stomheid geslagen.

Lees ook eens Psalm 110. Welke verzen vind je goed bij Jezus passen? En welke juist niet?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons