Dag 41 – Heer
Bijbeltekst(en)
Matteüs 22
Dat God een nakomeling van David zou sturen om zijn volk te bevrijden was een wijdverbreide verwachting in de tijd van Jezus. Deze messias zou een eind maken aan de overheersing door buitenlandse machten, en een onoverwinnelijk rijk van vrede stichten. In het gesprek met de farizeeën gaat het om de identiteit van deze zoon van David.
Is hij, als nakomeling van David, diens mindere? Of is hij juist machtiger dan de grote, maar uiteindelijk toch menselijke koning van Israël? Om zijn toehoorders te laten inzien dat de zoon van David van een heel andere orde is, haalt Jezus Psalm 110 aan. Volgens het opschrift boven deze psalm is hij door David geschreven. Het is een vergezicht van een koning met bovenmenselijke macht, die tegelijkertijd ook het priesterambt bekleedt. Een Messias die alle menselijke voorstellingen overstijgt. Jezus’ toehoorders zijn dan ook met stomheid geslagen.
Lees ook eens Psalm 110. Welke verzen vind je goed bij Jezus passen? En welke juist niet?