Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 januari 2024

Dag 33 – De Messias

Bijbeltekst(en)

Matteüs 16

Wie is Jezus?

13Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ 16‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18En Ik zeg je: jij bent Petrus, en op die rots zal Ik mijn kerk bouwen; de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 19Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven; alles wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20Daarop verbood Hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat Hij de messias was.

21Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt.

Matteüs 16:13-21NBV21Open in de Bijbel

Jezus stelt zijn leerlingen een indringende vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ Het woord ‘Mensenzoon’ was een titel voor de Messias, maar betekent ook eenvoudigweg: een mens. Zou het volk begrijpen dat Jezus, behalve een gewoon mens, ook de Zoon van God is, de beloofde Messias? Het antwoord van de leerlingen wijst niet direct in die richting. Ze noemen allerlei namen die met Jezus in verband worden gebracht: Johannes de Doper, Elia en Jeremia. Stuk voor stuk indrukwekkende namen. Maar al deze personen waren slechts voorlopers van de Messias, niet de Messias zélf.
Dan stelt Jezus een tweede vraag: ‘Wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordt: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Jezus prijst Petrus om zijn woorden. Toch drukt Hij zijn leerlingen op het hart om dit geheim te houden, misschien omdat de titel ‘Messias’ verkeerde verwachtingen zou oproepen: het Joodse volk hoopte op een koning die hen van de Romeinse overheersing zou bevrijden. Maar Jezus wist dat zijn opdracht er anders uit zou zien. Hij zou een lijdende Messias zijn. Door wat er binnenkort met Hem zou gaan gebeuren, zou de waarheid vanzelf aan het licht worden gebracht.

Welke overeenkomsten zie je tussen Johannes, Elia en Jeremia aan de ene kant en Jezus aan de andere kant? Hoe verschillen ze van elkaar?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons