Een hoopvolle toekomst – eerste advent
Vrede en gerechtigheid door de telg van Isaï
Jesaja 11 opent met een beeld dat hoop uitstraalt: een telg die uit de stronk van Isaï zal voortkomen. Uit iets wat zo goed als dood is, zal er iets nieuws ontstaan. De telg verwijst naar een messiasfiguur die uit het koningshuis van David zal komen. Wie die persoon zal zijn, wordt niet gezegd. Christenen zien hierin al een voorspelling van Jezus, die volgens het evangelie van Matteüs van David afstamt. Tijdens de adventsperiode kijken we volop uit naar de geboorte van Jezus en mogen we Hem in ons midden verwelkomen.
De messiaanse figuur waarover Jesaja 11 spreekt, is iemand die de zegen van God ontvangen heeft. God is hem nabij. Zo lezen we in vers 2 dat de geest van de HEER op hem zal rusten. De geest van God wordt ook vermeld in de verhalen van Saul en David in 1 Samuel. Daar rust de geest van God eerst op Saul en daarna op David (1 Samuel 16:13-14, 16). Het gaat om een zegen en kracht van God die rust op diegene die door God uitverkozen is.
Wat voor messias?
Wat moeten wij ons voorstellen bij zo’n messias? Wat voor iemand zal hij dan zijn? Volgens het boek Jesaja zal het iemand zijn die wijs en krachtig is en die op een rechtvaardige manier zal regeren. Daarnaast stelt de passage, tot tweemaal toe, dat hij ontzag voor de HEER zal hebben. Het boek Spreuken stelt dat het begin van alle kennis het ontzag voor de HEER is (Spreuken 1:7). Deze gedachte loopt als een rode draad door dit wijsheidsboek: diegene die wijs wil worden, moet respect hebben voor God. Op die manier zal hij ook in staat zijn om rechtvaardig te handelen. De persoon die in Jesaja 11 aangekondigd wordt, is iemand die de basishouding van het ontzag hebben voor God door- en voorleeft. Om die reden zal zijn bestuur ook rechtvaardig zijn en zal hij omzien naar de minsten der minsten. In dat opzicht kan hij gezien worden als het ideale voorbeeld, iemand die handelt volgens de instructies uit het boek Spreuken.
Een wereld zonder angst
Verzen 6-8 schetsen een harmonieuze en vredevolle toestand waarin de levende wezens zich zullen bevinden. De beelden spreken voor zich: de wolf die zich neerlegt naast het lam, de leeuw die samen met het rund stro eet, een kind dat zijn hand zorgeloos in het nest van een slang steekt. Het is een prachtig visioen van een wereld waarin angst verdwijnt en waarin voormalige vijanden in harmonie samenleven. De tekst van Jesaja ligt in het verlengde van het eerste scheppingsgedicht, dat we terugvinden in Genesis 1:1-2:4a. De scheppingsdaden van God brengen orde in de chaos. Deze orde vertaalt zich in een paradijselijke toestand waarbij alle levende wezens in vrede en harmonie samenleven. Maar door de ongehoorzaamheid van de mens in de tuin van Eden (Genesis 2:4b-3:24) is deze toestand verstoord. Volgens het boek Jesaja zal de messiasfiguur deze toestand opnieuw bewerkstelligen.
Hoop en redding
De profeet Jesaja sprak tot het volk Israël, dat zich in een moeilijke tijd bevond. De profetie in hoofdstuk 11 geeft een boodschap van hoop en redding en brengt licht in de duisternis. In de adventsperiode leven wij tussen belofte en vervulling, net als Israël toen. Tegelijkertijd bereiden we ons voor op de komst van Jezus, die het licht van de wereld is (Johannes 8:12). Hij is diegene die op een rechtvaardige manier zal besturen en om zal zien naar de armen en de zwakkeren. Ook zal Hij vrede stichten, zodat we niet langer angstig hoeven te zijn voor onze vijanden, maar in harmonie naast en met elkaar kunnen leven.
Bryan Beeckman is specialist vertalen en exegese bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap



