Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Het jubeljaar

Veel Bijbelteksten roepen op om mensen in nood te helpen om in hun basisbehoeften te voorzien. Maar er zijn ook voorschriften die vrijheid en welzijn op langere termijn als doel hebben, om te voorkomen dat mensen in die positie terechtkomen. Een sprekend voorbeeld daarvan is het jubeljaar dat beschreven wordt in Leviticus 25. Het jubeljaar brak aan na een periode van zeven keer zeven jaren. De naam is waarschijnlijk gebaseerd op het Hebreeuwse woord voor ‘ram’ (joveel), omdat het jubeljaar volgens Leviticus 25:9 met het schallen van een ramshoorn werd ingeluid. Het was het jaar van de vrijheid: ‘Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land’ (Lev. 25:10). Bij die vrijheid hoorde dat iedereen in dit jaar zijn erfgoed terugkreeg zoals dat bij de bezetting van Kanaän door het lot was toegewezen (Joz. 13:6) maar dat door wat voor oorzaak ook uit de familie was geraakt.

De kloof tussen arm en rijk gedicht

Het doel van het jubeljaar was om te voorkomen dat er een steeds grotere kloof tussen rijken en armen zou ontstaan. Elke Israëliet (op de Levieten na) moest eigen grond bezitten om op en van te leven. In een landbouwgemeenschap zoals Israël in de tijd van het Oude Testament is land de belangrijkste inkomstenbron. Wanneer na vijftig jaar de volgende generatie van een arm geworden gezin weer in het bezit kwam van het familie-erfdeel, hadden zij de kans om opnieuw te beginnen en beschikten ze over het noodzakelijke kapitaal om iets van het leven te maken. Maar dat niet alleen. Het bezit van land maakte het ook mogelijk om volwaardig deel te nemen aan de gemeenschap. Je was pas een volwaardig burger van het volk als je onafhankelijk kon leven van de opbrengst van eigen bodem.

Voor en na een jubeljaar mocht er land worden verhandeld. Bij de berekening van de prijs van een stuk grond werd uitgegaan van de tijd die er tussen de koop en het jubeljaar lag. Als iemand grond verkocht, deed hij alleen afstand van het aantal oogsten dat er nog volgde tot het eerstkomende jubeljaar. In de basis bleef de grond dus eigendom van de verkoper, het land werd alleen ‘geleased’. In het jubeljaar moest het land volgens het recht worden teruggegeven. Strikt genomen is er dus geen sprake van barmhartigheid.

In economische zin beperkte het jubeljaar de mogelijkheid van ruilhandel: bepaalde zaken mochten niet blijvend van eigenaar verwisselen. De theologische basis van deze regeling is dat het land niet voor altijd kon worden verkocht, omdat God de eigenaar is van het land: ‘Land mag nooit verkocht worden zonder recht van terugkoop, want het land behoort Mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij Mij te gast zijn’ (Lev. 25:23). Dit voorkomt ongebreideld grootgrondbezit. Tegelijk zat er ook een andere kant aan. Als een kleine boer armer werd en geld nodig had, kon hij alleen de opbrengst tot het volgende jubeljaar verkopen en niet het land zelf. In het jubeljaar kreeg hij weer de beschikking over het eigen land. Daarmee werd voorkomen dat mensen ‘hun huis moesten opeten’ en dat ze eerder in aanmerking kwamen voor hulp die de armenwetten in Israël boden. Vandaar ook dat Jesaja het opkopen van de akkers en huizen door de koopkrachtigen scherp veroordeelt (Jes. 5:8). Daardoor verloor de kleine man zijn zelfstandigheid en goede woongelegenheid en werd hij volledig afhankelijk van de rijken (Armoede, rijkdom en bezit).

Toepassing van het jubeljaar

In de Bijbel zien we geen bewijs dat het jubeljaar ooit in praktijk is gebracht. Sommige geleerden verwijzen naar de Babylonische Talmoed voor bewijs daarvan. Op een bepaalde manier werd het principe van het jubeljaar ook toegepast toen God Juda strafte met de verovering door Babylonië. Want Nebuzaradan, de bevelhebber van het Babylonische leger, gaf de grond van de aristocraten die weggevoerd werden aan de armen uit het volk (Jer. 39:10; 52:16).

De principes die de basis vormen voor het jubeljaar zijn vandaag de dag nog steeds heel actueel. Dit geldt niet alleen voor de grote verschillen in rijkdom wereldwijd. Hoewel in westerse landen de basisbehoeften van mensen grotendeels zijn verzekerd door het stelsel van sociale zekerheid en de ongelijkheid in inkomen in vergelijking met andere landen beperkt is, is de ongelijkheid in kapitaal (vermogen) heel groot, ook in vergelijking met andere landen. Een voorbeeld is het huizenbezit. Waar rijke beleggers huizen opkopen en tegen hoge huurprijzen verhuren, kunnen starters nauwelijks sparen en is het kopen van een eigen huis voor hen vaak onmogelijk. Een ander voorbeeld is de kansenongelijkheid in het onderwijs. Kennis is de belangrijkste vorm van kapitaal in onze samenleving, maar de kansen voor goed onderwijs zijn voor kinderen uit gegoede gezinnen veel beter, wat de kloof tussen sociale klassen nog groter maakt. Het jubeljaar impliceert dat de manier waarop de samenleving is ingericht steeds weer aangepast moet worden om dit soort ontwikkelingen, die afbraak doen aan een goede samenleving en tegen de bedoeling van God ingaan, te corrigeren.

Haal het meeste uit debijbel.nl

Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot:

  • Meer dan 20 Bijbelvertalingen (waaronder bronteksten)
  • Extra achtergrondinformatie
  • Studieaantekeningen

Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons