Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Armoede, rijkdom en bezit

Anders dan we tegenwoordig gewend zijn, wordt in de Bijbel niet over armoede en rijkdom gesproken als het resultaat van een maatschappelijke of economische ordening. De rijkdom van sommigen en armoede van vele anderen zijn onontkoombare feiten, net als afstamming en geslacht dat zijn. ‘De HEER maakt arm en Hij maakt rijk’ (1 Sam. 2:7) en daar kan een mens niets aan veranderen. Een enkele keer wordt rijkdom beschreven als beloning (vgl. 1 Kon. 3:13) en armoede als straf (Spr. 28:19). De slavernij in Egypte wordt gezien als onderdrukking (Ex. 3:7), maar niet als economische uitbuiting die Israëlieten arm maakt en Egyptenaren rijk.

Rechtvaardigheid betekent Bijbels gesproken dan ook niet per se dat de rijke ophoudt rijk te zijn en de arme niet langer arm is; dat blijkt ook uit de woorden van Jezus: ‘De armen zijn altijd bij jullie’ (Mat. 26:11). In de Bijbel betekent rechtvaardigheid vooral dat de arme niet om zijn armoede benadeeld wordt en de rijke niet om zijn rijkdom bevoordeeld. ‘De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart,’ zegt God tegen de profeet Samuel (1 Sam. 16:7). Geld en bezit horen bij het uiterlijk, en de arme heeft evenveel recht op de resultaten ervan als de rijke. Rechtvaardigheid gaat dus altijd boven rijkdom.

Rijkdom is vooral verantwoordelijkheid

Omdat rijkdom volgens de Bijbel over het algemeen niet het resultaat is van prestatie, is het ook geen absoluut bezit waarover de rijke naar eigen keuze kan beschikken. Integendeel. Alles is uiteindelijk van God: ‘Het land behoort Mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij Mij te gast zijn,’ zegt God in Leviticus (25:23). Bezit betekent daarmee vooral beheer, en rijkdom betekent daarom vooral verantwoordelijkheid.

De naamloze rijke die volgens Jezus’ gelijkenis ‘gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde’, terwijl de arme Lazarus aan zijn poort onder de zweren zat en honger had (Luc. 16:19-20), laat daarmee zien dat hij van God los is. Armoede is een aanklacht (bijv. Spr. 21:13, zie ook Spr. 22:22-23). Dit impliceert ook dat er correctie nodig is als er een situatie dreigt te ontstaan waarin de arme steeds armer en de rijke steeds rijker wordt.

Gelukkig zijn de armen

Niet alle Bijbelboeken en Bijbelse schrijvers benadrukken het in dezelfde mate, maar het idee achter Jezus’ uitspraak ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God’ (Luc. 6:20) is de Bijbel nergens volkomen vreemd.

Rijken zijn geneigd hun rijkdom als vanzelfsprekend te zien. Armen weten door hun gebrek en hun afhankelijkheid dat rijkdom een geschenk is. Hierdoor beseft de arme dat het rijk van God de plaats is waar niemand meer gebrek heeft en richt hij zich op dat koninkrijk. De rijke loopt juist het risico om blind te blijven voor de komst van Gods rijk, omdat hij zijn comfort dankt aan de wereld zoals ze is. ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan,’ zegt Jezus (Mat. 19:24; vgl. Marc. 10:23; Luc. 18:25).

De rijke kan delen in de erfenis van de armen door te laten zien dat hij zijn rijkdom waard is en door die rijkdom te gebruiken om de armen van hun gebreken te bevrijden. Als hij dat doet, dan dient hij Jezus (Mat. 25:40), en daarmee de God die Hem gezonden heeft (Mat. 10:40; vgl. Luc. 10:16; Joh. 13:20).

Zijn rijken er vooral op gericht om hun rijkdom te houden, dan dienen ze de mammon, de geldduivel, in plaats van God (vgl. Mat. 6:24; Luc. 16:13) en wordt duidelijk dat geldzucht de wortel is van alle kwaad (vgl. 1 Tim. 6:10). Dat Jezus mens werd, is juist een aanmoediging tot vrijgevigheid (2 Kor. 8:9).

Leven uit genade

Moderne inzichten in de werking van de economie maken het mede onze verantwoordelijkheid ons in te zetten voor een rechtvaardige economie. Maar de Bijbelse visie op rijk en arm kan ook een correctie betekenen op ons wereldbeeld, zoals het ook een correctie was op het heersende wereldbeeld in de tijd van de Bijbelschrijvers.

Wij zijn geneigd te geloven dat wij leven van het geld dat we hebben verdiend. Maar volgens de Bijbelse overtuiging leven mensen uiteindelijk ‘niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God’ (Mat. 4:4; vgl. Deut. 8:3; Luc. 4:4). Door die woorden zijn we vrij van elke wetmatigheid, ook economische.

Uiteindelijk telt alleen de waardigheid van elk mens, waardoor zijn leven volwaardig en goed moet zijn. Gods woorden zorgen ervoor dat wij een volwaardig en goed leven nastreven. Dat leven en alles wat daarbij hoort hebben we niet omdat we het verdienen, maar uit genade. En die genade mogen we naar vermogen met elkaar delen: de armen delen hun armoede, die daarmee de zorg van de rijke is, en de rijke deelt zijn rijkdom, die daarom ook van waarde moet zijn voor de arme.

Gerelateerde Bijbelgedeelten

Spreuken 12.13

Haal het meeste uit debijbel.nl

Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot:

  • Meer dan 20 Bijbelvertalingen (waaronder bronteksten)
  • Extra achtergrondinformatie
  • Studieaantekeningen

Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons