Accommodatie
Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt op een heel menselijke manier over God gesproken (God in mensentaal: antropomorfismen). Zo lezen we dat God handen heeft (1 Kon. 18:46; Hebr. 10:12), ogen (Ps. 33:18; Deut. 6:25), een neus (Ex. 15:8), een mond (Deut. 8:3; Klaagl. 3:38; Mat. 4:4) met lippen en een tong (Jes. 30:27), oren (2 Sam. 22:7; 1 Petr. 3:12) en dus een gezicht (Ex. 33:20), maar bijvoorbeeld ook een hart (Hos. 11:8). Daarnaast worden allerlei typisch menselijke handelingen aan God toegeschreven, zoals lachen (Ps. 2:4), genieten van een aangename geur (Lev. 26:31), uitrusten (Gen. 2:3) en zelfs fluiten (Jes. 7:18). Ook kent God net als mensen gevoelens van bijvoorbeeld gekwetstheid (Gen. 6:6), uitbundige vreugde (Sef. 3:17), jaloezie/passie (Ex. 20:5; Ezech. 8:5), haat (Rom. 9:13), boosheid (Joh. 3:36; Op. 15:7) en spijt/berouw (1 Sam. 15:11, en Emoties).
Tegelijk stellen de Bijbelschrijvers dat God nooit vastgelegd kan worden in eindige vormen. Niemand heeft God ooit gezien. Zelfs Mozes ving niet meer dan een glimp op (Ex. 33:18-23). God kan en mag in geen enkel beeld gevat worden (Ex. 20:4). Niet voor niets zag Israël toen God sprak geen gedaante; er was alleen een stem (Deut. 4:12,15). Gods verhevenheid maakt ook dat God niet kan ‘draaien’ of zelfs liegen zoals mensen dat kunnen (Num. 23:19). En in hetzelfde hoofdstuk waarin wordt gezegd dat God zijn besluit betreurt, kan zelfs ontkend worden dat Hij ooit op een besluit terug zou komen: ‘[God] is immers geen mens, dat Hij op zijn besluiten terug zou komen.’ (1 Sam. 15:29). Door de hele Bijbel heen is er een diep besef dat God in zijn heiligheid (Jes. 6:3vv.) deze menselijke beperkingen te boven gaat.
Bij de uitleg hiervan is enorm veel discussie geweest over hoe deze twee kanten zich tot elkaar verhouden. Meestal werd het accent op Gods verhevenheid (of ‘transcendentie’) daarbij als de werkelijkheid gezien, terwijl menselijke beschrijvingen beschouwd werden als tegemoetkomingen aan ons beperkte voorstellingsvermogen. Dit laatste wordt accommodatie genoemd: omdat wij niet in staat zijn God te begrijpen, past God zich aan ons begripsniveau aan en spreekt tot ons in taal die we kunnen plaatsen. Die taal moet alleen niet letterlijk genomen worden: het is niet ‘echt’ zo dat God een lichaam en allerlei gevoelens heeft. Onder invloed van Grieks-hellenistisch denken werd het idee dat God emotioneel geraakt zou kunnen worden door wat mensen doen lange tijd als strijdig gezien met Gods verhevenheid. Johannes Calvijn gebruikte in dit verband het beeld van de opvoeder, die met peuters spreekt in hun eigen brabbeltaaltje. Zo communiceert God in de genoemde menselijke beschrijvingen ook met ons op een manier die niet letterlijk te nemen valt.
Gerelateerde Bijbelgedeelten
2 Samuel 22.1 - 2 Samuel 22.51Haal het meeste uit debijbel.nl
Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot: Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.