Wat zegt de Bijbel over omgang met de natuur?

De omgang van mensen met de natuur is een veelbesproken onderwerp. Milieu en duurzaamheid zijn begrippen die hoog op de politieke agenda staan. Veel mensen zijn bezig met de vraag: hoe kunnen we de aarde beschermen en goed achterlaten voor volgende generaties?
Hoe is de aarde bedoeld?
In de Bijbel kun je al in het eerste hoofdstuk lezen hoe de mensen de aarde mogen gebruiken, en dat ze erover mogen heersen (Genesis 1:28
Dat de mens de aarde mag gebruiken en erover mag heersen, betekent ook nog iets anders. In Genesis 1:1-31
Concrete aanwijzingen
De Bijbel geeft soms heel concrete aanwijzingen voor hoe je moet omgaan met de natuur:
‘Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden; dan kunnen ook je rund en je ezel uitrusten en kunnen je slaven en de vreemdelingen die voor je werken op adem komen.’ (Exodus 23:10-12
)
‘Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is.' (Leviticus 25:3-5
)
‘Als u onderweg toevallig een vogelnest vindt in een boom of op de grond, een nest waarin een vogel op haar jongen of haar eieren zit, dan moet u het moederdier zelf ontzien als u het nest mocht uithalen. De jongen mag u meenemen, maar de moeder moet u in elk geval laten gaan.’ (Deuteronomium 22:6-7
)
Verwondering
Er zijn dus allerlei regel voor omgang met de natuur. Maar mensen mogen ook van de aarde genieten en zich verwonderen over zoveel schoonheid:
‘Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet? (Psalm 8:4-5)
‘Hoe talrijk zijn uw werken, HEER.
Alles hebt u met wijsheid gemaakt,
vol van schepselen is de aarde.’ (Psalm 104:24)