Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Wat zegt de Bijbel over omgang met de natuur?

De omgang van mensen met de natuur is een veelbesproken onderwerp. Milieu en duurzaamheid zijn begrippen die hoog op de politieke agenda staan. Veel mensen zijn bezig met de vraag: hoe kunnen we de aarde beschermen en goed achterlaten voor volgende generaties?

Hoe is de aarde bedoeld?

In de Bijbel kun je al in het eerste hoofdstuk lezen hoe de mensen de aarde mogen gebruiken, en dat ze erover mogen heersen (Genesis 1:28). Dat betekent niet dat de mensen alles met de natuur mogen doen wat ze willen. Heersen over de aarde betekent dat we er verantwoordelijkheid voor hebben, en op een goede manier met de aarde moeten omgaan. In de gelijkenis over de talenten legt Jezus uit dat je rekenschap moet afleggen van de dingen die je in beheer hebt gekregen (Matteüs 25:19).

Dat de mens de aarde mag gebruiken en erover mag heersen, betekent ook nog iets anders. In Genesis 1:1-31 lezen we hoe mooi God de aarde heeft geschapen. Prachtig gewoon. Telkens staat er: ‘God zag dat het goed was.’ Voor deze mooie schepping moet goed gezorgd worden. De mensen mogen de aarde bewerken en erover waken (Genesis 2:15). Maar ze zijn geen eigenaar van de aarde. De aarde is en blijft van God (Exodus 9:29, Psalm 24:1-2).

Concrete aanwijzingen

De Bijbel geeft soms heel concrete aanwijzingen voor hoe je moet omgaan met de natuur:

‘Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden; dan kunnen ook je rund en je ezel uitrusten en kunnen je slaven en de vreemdelingen die voor je werken op adem komen.’ (Exodus 23:10-12)

‘Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is.' (Leviticus 25:3-5)

‘Als u onderweg toevallig een vogelnest vindt in een boom of op de grond, een nest waarin een vogel op haar jongen of haar eieren zit, dan moet u het moederdier zelf ontzien als u het nest mocht uithalen. De jongen mag u meenemen, maar de moeder moet u in elk geval laten gaan.’ (Deuteronomium 22:6-7)

Verwondering

Er zijn dus allerlei regel voor omgang met de natuur. Maar mensen mogen ook van de aarde genieten en zich verwonderen over zoveel schoonheid:

‘Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet? (Psalm 8:4-5)

‘Hoe talrijk zijn uw werken, HEER.
Alles hebt u met wijsheid gemaakt,
vol van schepselen is de aarde.’ (Psalm 104:24)

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons