Wat is spinnen?

Bij het spinnen werd van losse vezels wol of vlas een draad gemaakt. Spinnen gebeurde met behulp van een spintol. Dat was een kort puntig houten stokje, waaraan een plat rond schijfje van steen of been was vastgemaakt. Met een lichte spintol kon een dunne draad gemaakt worden, met een zwaardere spintol werd de draad dikker.

Eerst werd een stukje wol of vlas aan de spintol vastgemaakt. Daarna werd de spintol rondgedraaid, waardoor het materiaal uitgerekt werd tot een lange, gedraaide draad. Met de ene hand werd de spintol draaiend gehouden, met de andere hand werd de ongesponnen wol of vlas vastgehouden. Soms werd de wol ook op een lange puntige stok gestoken. Zo’n stok heette een spinrok. De gesponnen draad werd vervolgens om de spintol heen gewikkeld.

In het bijbelboek Exodus is een aantal keren sprake van ‘getwijnd linnen garen’. Dit garen wordt gebruikt voor het maken van de tabernakel en voor de kleding van de priesters.
Twijnen was een techniek om uit meerdere dunnere draden een stevig garen te maken. De draden werden met behulp van een spintol om elkaar heen gedraaid. Dit sterkere garen was beter geschikt voor verdere verwerking.