Matteüs 24:32-44 – Preekinspiratie


Waar gaat het om in dit gedeelte?
Matteüs zegt: Verwacht de messias (opnieuw), wees waakzaam! De komst van de Mensenzoon kan elk moment gebeuren. Zorg dat je erbij bent!
Met de zondagen van advent volgen we het rooster, en de datum van Kerst ligt vast. Tegelijk herinnert Jezus ons eraan dat Gods ingrijpen altijd onverwachts is en niet onze schema’s volgt. Dat vraagt om een open houding, alertheid en waakzaamheid.
Klik om deze passage te lezen in de NBV21
Hier
En wanneer je een Plus-account hebt, vind je hier
Invalshoeken voor de verkondiging
- Traditiegetrouw werden met advent teksten over de wederkomst gelezen. Na Jezus’ geboorte in Betlehem verwacht de christelijke traditie ook de komst van de Mensenzoon, de verheerlijkte Jezus, nu om het verlossingswerk dat bij de eerste komst is begonnen, te voltooien. Hoe roept Jezus’ oproep tot waakzaamheid in Matteüs 24 ons op om de adventstijd niet alleen te beleven als een liturgisch wachten, maar als een actieve voorbereiding op zijn komst, in ons leven, onze keuzes en onze hoop?
- Met de gelijkenis van de vijgenboom gebruikt Jezus een voorbeeld uit de natuur. Wat voor gevolgen heeft het om de komst van de Mensenzoon, zowel met Kerst als de wederkomst, te zien als verlossing van de hele schepping? Hoe kunnen wij als gelovigen de tekenen van Gods koninkrijk herkennen in de natuur, en daaruit een levenshouding van hoop, zorg en verwachting ontwikkelen?
- Het beeld van de dief in de nacht benadrukt dat de komst van de Mensenzoon niet te voorspellen is. Het beeld van de dief wordt soms geassocieerd met gevoelens van angst: Wanneer gebeurt het? Wat als ik er niet klaar voor ben? Waakzaamheid is echter geen angstige verwachting, maar een levenshouding van trouw. Hoe doe je dat? Een antwoord is te vinden in Matteüs 25.
Context van Matteüs 24:32-44
Het boek Matteüs als geheel
Meer over zaken als de historische context, opbouw, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Matteüs vind je in deze Inleiding bij het Evangelie volgens Matteüs
Plek van deze passage in het geheel
Matteüs 24:32-44 maakt deel uit van de zogenaamde rede over de laatste dingen (ook wel de ‘eschatologische rede’ genoemd), die begint in Matteüs 24:1 en doorloopt tot het einde van hoofdstuk 25. Hierin spreekt Jezus over de toekomst, het einde der tijden, en zijn wederkomst. Matteüs heeft bij het schrijven zeer waarschijnlijk de eschatologische rede uit Marcus 13 als bron gebruikt.
Deze rede is de laatste van de vijf grote redevoeringen in het Matteüs-evangelie en sluit Jezus’ publieke optreden af. Na deze redevoering begint het lijdensverhaal met Jezus’ aankondiging: ‘Over twee dagen is het, zoals jullie weten, Pesach. Dan wordt de Mensenzoon uitgeleverd om gekruisigd te worden’ (Mat. 26:2).
De directe aanleiding voor de rede is de vraag die de leerlingen Hem privé stellen: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we uw komst en de voltooiing van deze wereld herkennen?’ (Mat. 24:3). Dit leidt tot een lange rede waarin Jezus spreekt over rampen, vervolging, valse profeten, en uiteindelijk zijn wederkomst. Vanaf Matteüs 24:32 gaat Jezus in op de ‘wanneer’-vraag van de leerlingen.
De redevoering kent twee delen: Matteüs 24 behandelt de tekenen van het einde en de oproep tot waakzaamheid, en Matteüs 25 bevat drie gelijkenissen die oproepen tot actieve voorbereiding op Jezus’ wederkomst. De passage Matteüs 24:32-44 vormt de overgang van de tekenen van de komst van de Mensenzoon (vs. 29-31) naar de verantwoordelijkheid voor de leerlingen bij de terugkomst van de Heer (vs. 45-51).
Opbouw en kern van de passage
Matteüs 24:32-44 bestaat uit twee onderdelen:
- De les van de vijgenboom (vs. 32-35). Jezus gebruikt de vijgenboom als een gelijkenis: net zoals je aan de bladeren kunt zien dat de zomer nabij is, zo zullen bepaalde tekenen aangeven dat zijn komst nabij is. Dit benadrukt het belang van alertheid en het herkennen van de tijd.
- Onbekendheid van het tijdstip (vs. 36-44). Jezus zegt expliciet dat niemand de dag of het uur kent, zelfs niet de engelen of de Zoon, maar alleen de Vader. Hij vergelijkt zijn komst met de dagen van Noach: mensen waren bezig met hun gewone leven, tot de zondvloed onverwacht kwam. Daarom roept Hij op tot waakzaamheid, want de Mensenzoon komt op een uur waarop men het niet verwacht.
De kern van Matteüs 24:32-44 is de oproep om waakzaam en gereed te zijn voor de komst van de Mensenzoon. Jezus benadrukt dat hoewel er tekenen zijn (zoals bij de vijgenboom), het exacte moment onbekend blijft. Daarom moeten zijn volgelingen voortdurend alert en voorbereid zijn.
Eigen accenten Matteüs, in vergelijking met Marcus en Lucas
Matteüs 24:32-35, de gelijkenis van de vijgenboom, vinden we in de drie synoptische evangeliën (Marc. 13:28-32 en Luc. 21:29-33). Matteüs’ versie is vrijwel identiek aan die van Marcus: er zijn enkel wat stilistische aanpassingen. Lucas breidt het natuurbeeld uit door naast de vijgenboom ook andere bomen te noemen en verbindt de gelijkenis explicieter met het koninkrijk van God.
Matteüs 24:37-44, over de onbekendheid van het tijdstip, vinden we in Lucas 17:26-36 en 12:39-40 terug. Het lijkt erop dat Matteüs en Lucas een gezamenlijke bron hebben gebruikt (‘Q’ genoemd, naar het Duitse woord ‘Quelle’).
Bij vergelijking vallen de volgende zaken op:
- Matteüs’ versie is korter; Lucas heeft een verwijzing naar Noach en Lot (Luc. 17:28-29, 32); het beeld van scheiding bevat meer voorbeelden in Lucas (Luc. 17:34-35).
- Bij Lucas ontbreekt de directe parallel van Matteüs 24:36: ‘Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het’, die wel in Marcus 13:32 te vinden is.
Aantekeningen per vers
Bij vers 32
- de vijgenboom: De olijfboom kwam veelvuldig voor in het Oude Israël en in de winter verliest hij zijn blad. Tijdens het Pascha-seizoen bevindt Jezus zich op de Olijfberg – genoemd naar de overvloed aan olijfbomen – op het moment dat de vijgenbomen beginnen uit te botten. In die context maakt Hij een treffende vergelijking.
- in aantocht: Het Grieks engus duidt op de tijdelijke nabijheid van het eschaton: het moment waarop Gods koninkrijk in volle glorie zal doorbreken. Dat Jezus spreekt van ‘nabij’ of ‘in aantocht’, roept nu natuurlijk de vraag op naar de tijdsspanne tussen de tekenen en de daadwerkelijke komst. Er zijn drie interpretaties: (1) Het is al gebeurd: de gebeurtenissen waar Jezus naar verwijst zijn al vervuld in de eerste eeuw (de verwoesting van de tempel in 70 n.Chr.); (2) Het ligt in de toekomst: de tekenen wijzen op een toekomstige, nog te vervullen komst van Christus; (3) De ‘nu al en nog niet’-theologie: het koninkrijk is nu al nabij in Christus, dat is het gerealiseerde deel; tegelijk is het nog niet volledig gerealiseerd, de voleinding ligt in de toekomst.
Bij vers 33
- Wanneer je (…) ziet: In Matteüs 24:15 vinden we dezelfde structuur, maar daar gaat het om de ‘verwoestende gruwel’.
- dat alles: Het Grieks tauta panta wordt vaak gebruikt in apocalyptische teksten. Hier lijkt het te slaan op de wederkomst van Christus en alles wat daaraan vooraf moet gaan.
- dat Hij in aantocht is: Het Grieks heeft geen onderwerpsaanduiding. Daarom kan het dat de HSV en andere vertalingen de passage vertalen met ‘dat het nabij is’. Dit is ook het geval in Marcus. Lucas vult het in: het koninkrijk van God is nabij (Luc. 21:31).
- En heel dichtbij: Letterlijk: voor de deuren.
Bij vers 34
- Ik verzeker jullie: In Matteüs vinden we deze plechtige aankondiging vaker terug, óók in combinatie met ‘deze generatie’ (10:23; 16:28).
- deze generatie: Het Grieks, hē genea autē (ook wel vertaald met ‘dit geslacht’), is voor meerdere interpretaties vatbaar. Allereerst zou men kunnen denken aan de tijdgenoten van Jezus, voor wie sommige van de gebeurtenissen inderdaad plaatsvonden (verwoesting van de tempel), al is dat moeilijk te rijmen met de verwijzingen naar de wederkomst (parousia). Deze positie is het breedst gedragen onder de uitleggers. Als tweede zou Jezus een toekomstige generatie kunnen bedoelen, die al die dingen zou meemaken, maar dan past het woordje ‘deze’ niet meer goed. Een derde visie is dat de term ‘deze generatie’ symbolisch moet worden opgevat (bijvoorbeeld als een ‘ongelovige’ of ‘boosaardige’ generatie, zoals 11:16), maar dat past weer slecht in deze passage waarin tijd en vervulling centraal staan. ‘Deze generatie’ zou ook kunnen slaan op het Joodse volk of op een eschatologische periode (ook wel dispensationalisme genoemd: de geschiedenis zou ingedeeld zijn in ‘tijdsperiodes’), waarbij Israël als volk blijft bestaan. Maar dat vereist wel een zeer brede interpretatie van genea, ‘generatie’.
Bij vers 35
- Hemel en aarde zullen verdwijnen: In Matteüs 5:18 wordt de geldigheid van de Thora gekoppeld aan het bestaan van hemel en aarde: geen enkel detail van de wet zal verdwijnen. In 24:35 gaat het over Jezus’ eigen woorden, die dezelfde blijvende kracht krijgen toegeschreven. Jezus’ woorden hebben dezelfde eeuwigheidswaarde als de Schrift zelf.
Bij vers 36
- Niemand weet: Jezus maakt verschil tussen wat Hij wél weet (voordat deze generatie etc.) en wat Hij niet weet (het exacte moment).
- Die dag: Dit is een uitdrukking die uit de Hebreeuwse Bijbel komt (bijv. Am. 5:18; Joël 2:1; Ezech. 13:5 en Zach. 14:7) en duidt de dag van de Heer aan, de dag van het komende oordeel.
- ook de hemelse engelen en de Zoon niet: De Zoon lijkt ondergeschikt aan de Vader (zie Joh. 14:28; 1 Kor. 15:28). Alleen God weet wanneer de tijd zal aanbreken (Zach. 14:7). In de Griekse manuscripten van dit vers is te zien dat vele kopieerders ‘en de Zoon’ hebben weggelaten. De reden: Jezus is toch de Zoon van God en God zelf? Houdt God dit voor zijn Zoon verborgen?
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Bij vers 37-39
- Zoals het was in de dagen van Noach: Vóór de zondvloed leefde iedereen rustig en tevreden, bezig met eten en drinken, trouwen en leven.
- niemand wist: De komst van de zondvloed was Gods oordeel dat plotseling kwam; de mensen wisten het niet, alleen Noach en zijn familie. Nu Jezus spreekt, kunnen de leerlingen voorbereid zijn.
- Mensenzoon: De naam ‘Mensenzoon’ wordt in het boek Matteüs gebruikt voor de Zoon van God die komt om een oordeel te geven over de mensen op aarde. Deze naam is ontleend aan Daniël 7. Daar staat dat God zal rechtspreken over de mensen. Als Hij dat doet, zal er iemand bij zijn, een hemelse gestalte, over wie gezegd wordt dat hij op een mens lijkt (Dan. 7:13). Er staat een uitdrukking voor ‘mens’ die letterlijk vertaald kan worden als ‘zoon van een mens’.
- zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt: De komst van de Mensenzoon is onverwacht (Mat. 24:27; 1 Tes. 5:2-3; 2 Petr. 3:10, etc.). Daarom moeten de leerlingen waakzaam zijn, zodat ze niet overvallen worden.
Bij vers 40
- Dan zullen er twee (…) de ander achtergelaten: Jezus illustreert deze plotselinge komst en de scheiding die komt met een voorbeeld. Met de twee doelt Jezus waarschijnlijk op mannen, aangezien die voornamelijk op het land werkten en het een compleet beeld geeft samen met de twee vrouwen in vers 41.
- meegenomen: Het werkwoord paralambanō is een favoriet woord van Matteüs (16 keer tegenover 6 keer bij Marcus en Lucas en 3 keer bij Johannes). Matteüs gebruikt het om momenten van bewuste opname te markeren – van Jozef die Maria tot zich neemt, tot Jezus die zijn leerlingen meeneemt. Het woord benadrukt bewuste verbondenheid en toont hoe het koninkrijk zichtbaar wordt via persoonlijke roeping en uitverkiezing.
- achtergelaten: Omdat in de vergelijking met Noach de mensen ten onder gaan, geldt dit ook als waarschuwing voor wie niet voorbereid is op de komst van de Mensenzoon.
Bij vers 41
- Van twee vrouwen: Het voorbeeld gaat waarschijnlijk over twee vrouwen uit dezelfde familie die een (hand)molen gebruiken – een typisch beeld voor werk dat vrouwen verrichtten.
Bij vers 42
- Wees dus waakzaam: De vraag waarom de één wel en de ander niet wordt meegenomen wordt hier beantwoord. Degene die waakzaam is, zal worden meegenomen, de ander niet, net zoals Noach werd meegenomen/gered en de anderen vergingen. De tekst roept op tot een leven in verwachting, in toewijding en in actieve voorbereiding op Gods ingrijpen in de geschiedenis.
- welke dag: De nadruk ligt op het feit dát Jezus terugkomt, niet per se op wanneer. In oude handschriften zijn zowel ōra als hēmera te vinden, wat voor verschillende vertalingen zorgt: de HSV ‘moment’ (ure), de NBV21 ‘dag’. De variant ōra kan zijn ontstaan door harmonisatie met Matteüs 24:44 en 25:13, of een poging zijn om de waakzaamheidsoproep te intensiveren door het tijdstip specifieker te maken.
Bij vers 43
- de dief: De dief staat hier voor het onverwachte en ongewenste dat zorgt voor verlies. Jezus’ komst zal ook onverwacht zijn. Het beeld van een dief voor een plotseling gebeuren komt niet voor in de Hebreeuwse Bijbel of Joodse antieke geschriften. Wel zou volgens Targum Neofiti op Exodus 12:42 de messias in de nacht komen.
- wakker gebleven zijn: Jezus’ voorbeeld is logisch: als je weet wanneer een dief zal inbreken, blijf je wakker om de inbraak te voorkomen.
Bij vers 44
- Daarom moeten ook jullie klaarstaan: Jezus’ oproep sluit aan bij de gelijkenis: wanneer men niet klaarstaat, zal het zo aflopen als met degenen in de dagen van Noach.
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
