Waar is onze bevrijder?
7Ik zal de liefde van de HEER gedenken
en zijn roemrijke daden bezingen:
alles wat de HEER voor ons heeft gedaan,
de goedheid die Hij het volk van Israël bewees
in zijn ontferming en zijn grote liefde.
8Hij zei: ‘Natuurlijk, het is mijn volk!
Mijn kinderen zijn te vertrouwen.’
Daarom wilde Hij hun redder zijn.
9In al hun nood was ook Hijzelf in nood:
zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid.
In zijn liefde en mededogen heeft Hij hen zelf verlost,
Hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door.
10Maar zij zijn in opstand gekomen
en hebben zijn heilige geest gekrenkt.
Daarom werd Hij hun tot vijand
en bond Hij de strijd met hen aan.
11Toen dacht Hij aan de dagen van weleer,
aan Mozes en zijn volk.
Waar is Hij die zijn volk door de zee voerde,
waar zijn de herders van zijn kudde?
Waar is Hij die hen bezielde
met zijn heilige geest?
12Die Mozes terzijde stond met zijn luisterrijke arm,
die voor hen het water kliefde
om zich een eeuwige naam te verwerven?
13Die hen door de diepte leidde
als paarden door de woestijn,
zonder dat ze struikelden,
14als vee dat afdaalt naar het dal?
Het was de geest van de HEER die hun rust gaf.
Ja, U hebt zelf uw volk geleid
om u een luisterrijke naam te verwerven.