16Ik hoorde dit alles en ik beefde vanbinnen,
ik vernam het en mijn lippen trilden.
Mijn botten werden aangevreten,
ik stond te trillen op mijn benen,
wachtend op de dag van onheil,
die komt voor het volk dat ons aanviel.
17Al zal de vijgenboom niet bloeien,
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren op de akkers staan,
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining –
18toch zal ik juichen voor de HEER,
jubelen voor de God die mij redt.
19God, de HEER, is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten snel als hinden,
Hij laat mij over toppen van bergen gaan.
Voor de koorleider. Bij snarenspel.