4Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mannen en vrouwen zitten, elk met een stok in de hand vanwege hun hoge leeftijd, 5en de straten zullen krioelen van de spelende jongens en meisjes. 6Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor Mij onmogelijk zijn? – spreekt de HEER van de hemelse machten. 7Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik zal mijn volk bevrijden uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat 8en hen naar Jeruzalem brengen. Daar zullen ze wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik hun God, in onwankelbare trouw.
20Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Er zullen opnieuw mensen komen uit allerlei landen en steden. 21De inwoners van de ene stad zullen naar de volgende stad gaan en zeggen: “Ga met ons mee. Wij zijn op weg om de HEER van de hemelse machten om raad te vragen en zijn gunst af te smeken.” 22Grote en machtige volken zullen naar Jeruzalem komen om daar de HEER van de hemelse machten te raadplegen en zijn gunst af te smeken. 23En dit zegt de HEER van de hemelse machten: Als die tijd is gekomen, zullen tien mannen uit volken met verschillende talen een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: “Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is.”’