Woensdag 24 maart
Bijbeltekst(en)
Jeremia 20
Klacht van Jeremia
-door zuster Katharina-
De profeet Jeremia leeft in een heel moeilijke tijd. Jeruzalem wordt belaagd en ingenomen door koning Nebukadnessar van Babylon, die de tempel plundert en vernietigt, en in verschillende golven alle intellectuelen, rijken, en politieke en religieuze leiders deporteert naar Babylon. Jeremia spreekt in opdracht van God en moet het volk, in deze moeilijke context, een boodschap van vertrouwen doorgeven: God zit achter heel het gebeuren. Verzet je niet, maar geef je over. En bekeer je, dan zal het goed komen. Hij vindt weinig gehoor, men verdenkt hem zelfs van landsverraad. Jeremia, een van de meest tragische figuren uit het Oude Testament, wordt door God gevraagd profeet te zijn en te blijven en zijn eenzame lot te dragen. In dit stukje, dat deel uitmaakt van wat men de ‘Belijdenissen van Jeremia’ noemt, horen we de klaagzang van de profeet die zijn lot niet meer kan dragen… en tegelijk niets anders kan dan zijn diepste roeping volgen en profeet zijn. Het leven voor en met God is geen cruise op rustige wateren. Er wordt veel gevraagd, soms extreem veel, en dat roept heftige reacties op. Je voelt de profeet zwalpen tussen zijn grote Godsvertrouwen en zuivere overgave enerzijds en de wanhoop, de doodsangst, de uitputting, de boosheid die hem overvalt anderzijds.
In het eerste deel horen we de profeet spreken over de verleiding van God. God heeft hem aangetrokken, verleid en blijkbaar kon Jeremia niet anders dan toegeven. Even verder vergelijkt de profeet zijn roeping met een vuur dat hij wil doven omdat het te heet wordt, te veel kost, hem alle plezier ontneemt. Maar het lukt hem niet. Het laait telkens weer op… Het is te sterk. Is dit niet erg herkenbaar voor ons en ons geloof ? Is het jou nooit overkomen, ken je ook die verleiding van ‘ik trek het me niet meer aan, laten ze hun plan trekken, het geloof vraagt te veel, het is nooit gedaan, ik stop ermee, ik ga gewoon mijn eigen weg zonder God of gebod. Maar tegelijk laait dan een vuur op vanbinnen en voel je: ik kan het niet, ik kan geen neen zeggen, ik geloof in die God, ik blijf Hem trouw, ik blijf geloven en ik hou van zijn mensen en wil er zijn voor hen.
De situatie bij Jeremia is nog veel verder op de spits gedreven: hij wordt bespot, mishandeld, onderdrukt, bedreigd. Zelfs zijn vrienden zijn uit op zijn val, willen zich wreken. De boodschap van God, die hij moet doorgeven, wordt niet in dank aanvaard. Integendeel! Ook hier komt het woord ‘verleiding’ weer terug, maar nu in een andere zin. Als God mensen verleidt, dan is dit altijd een weg ten leven, een weg naar de diepte, een weg naar geluk. Hier zoeken de vrienden van Jeremia hem te verleiden om hem ten val te brengen, zich op hem te wreken. Het spreekt voor zich dat dit niet veel goeds inhoudt.
Andermaal wendt Jeremia zich tot God: ‘Heer, zorg voor mij, sta mij bij. Reken af met mijn belagers. Heer, U bent rechtvaardig, toon hoe U zich op hun wreekt.’
Dit is krasse taal voor een christen die geleerd heeft de neiging tot wraak te weerstaan. Hier legt Jeremia die wens bij God; hij legt God zijn zaak voor. Misschien is dit wel de enige juiste houding tegenover onrecht. Wat verkeerd is, is verkeerd en mag als dusdanig bestempeld worden. Het gaat er niet om alles toe te dekken met de mantel der liefde. Neen, hier wordt Jeremia, onschuldig bij uitstek, belaagd en bedreigd. Dat klopt niet, dat is niet juist. Dat is onrecht. Jeremia wil echter niet zelf het recht in handen nemen, maar legt het bij God.
Hij heeft het volste vertrouwen dat God hem recht zal doen, want het stukje vervolgt met een korte lofzang tot de Heer die zijn leven, het leven van de arme, gered heeft uit de handen van de boosdoeners.
In Jeremia kunnen we een voorloper van Jezus zien. Jeremia is trouw aan de opdracht van de Heer, maar dit bezorgt hem veel misprijzen, beschimpingen en dreigingen tot de dood toe. Jeremia uit eerlijk zijn angst en onzekerheid, maar blijft zich vastklampen aan de Heer in de overtuiging dat hem uiteindelijk recht zal verschaft worden. Ook Jezus bleef consequent trouw aan zijn roeping en ook Hij werd er niet voor beloond. Integendeel, het voerde Hem naar Golgota waar Hij aan een kruis genageld stierf.
Zovelen in hun voetspoor zijn trouw aan hun roeping gebleven, maar kenden de doodsangst die voor velen voerde naar de marteldood. Volgens de traditie stierf Jeremia de marteldood in Egypte, het land waarheen hij gedeporteerd werd.
Elke christen kent ongetwijfeld zware momenten waarin zijn geloof hem moeilijkheden, misschien wel angst bezorgt. Of soms kunnen het kleine dingen zijn, uit het dagelijkse leven, die op den duur veel moeite kosten om er in het licht van het goede nieuws mee om te gaan.
Wat kan ons in die momenten helpen om rechtop te blijven staan en consequent door te gaan? Ken je die wisseling van stemmingen en emoties zoals Jeremia die beschrijft, dat zwalpen tussen geloof en er de brui aan geven?