Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 januari 2024

Dag 28 – De opstanding en het leven

Bijbeltekst(en)

Johannes 11

17Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’ 23Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’

Johannes 11:17-27NBV21Open in de Bijbel

In dit gedeelte lezen we over drie goede vrienden van Jezus: Marta, Maria en Lazarus. Aan het begin van het hoofdstuk was te lezen dat Lazarus ernstig ziek is. Toch wacht Jezus twee dagen voordat Hij naar hem toe gaat. In Johannes 11:15 wordt duidelijk waarom Jezus zo lang wacht. Dat Jezus Lazarus weer levend maakt, helpt de leerlingen om te geloven dat Jezus de Zoon van God is. Jezus zegt zelfs dat Lazarus alleen maar slaapt. Met dit beeld maakt Hij duidelijk dat de dood alleen tijdelijk macht heeft over de mens. In het gesprek tussen Marta en Jezus noemt Jezus zichzelf de opstanding en het leven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet voor eeuwig sterven. Marta denkt eerst dat Jezus over een verre toekomst spreekt. Maar uit de rest van het verhaal blijkt dat ze niet zo lang hoeft te wachten.

‘Geloof je dat?’ – Wat zou jij antwoorden op die vraag van Jezus?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons