Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vrijdag 27 maart

Bijbeltekst(en)

Wie is Jezus?

13Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ 16‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18En Ik zeg je: jij bent Petrus, en op die rots zal Ik mijn kerk bouwen; de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 19Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven; alles wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20Daarop verbood Hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat Hij de messias was.

21Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22Petrus nam Hem terzijde en begon Hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren!’ 23Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, Satan, achter Mij! Je bent een valstrik voor Me. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat mensen willen.’

24Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen. 25Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. 26Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? 27Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal Hij iedereen naar zijn daden belonen. 28Ik verzeker jullie: sommige van de hier aanwezigen zullen de dood niet ervaren voordat ze de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben zien komen.’

Matteüs 16:13-28NBV21Open in de Bijbel

Deze uitspraak van Jezus heeft grote gevolgen gehad voor de kerk. Vanwege zijn belijdenis dat Jezus de messias en Gods zoon is, krijgt Petrus een bijzondere rol toebedeeld. Hij mag dingen ‘bindend verklaren’ – een rabbijnse uitdrukking voor het toestaan of verbieden van bepaald gedrag. In Matteüs 18:18 gebruikt Jezus deze uitdrukking ook voor alle leerlingen. De manier waarop Jezus de gemeenschap aanduidt waaraan de leerlingen leiding zullen geven, is opvallend: ‘mijn kerk’, ekklesia mou in het Grieks. In de Griekse vertaling van de joodse heilige boeken wordt ekklesia steeds gebruikt als het volk van Israël bij elkaar komt. Jezus duidt zijn volgelingen hier dus aan als voortzetting van dat volk. Om er deel van uit te maken is het wel nodig om je prioriteiten bij te stellen: wat mensen willen, is niet altijd hetzelfde als wat God wil.

Vraag: Hoe zou u in één zin zeggen wat ‘kerk’ volgens u betekent?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons