Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zaterdag 28 maart

Bijbeltekst(en)

Matteüs 17

Een stem uit de hemel

1Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. 2Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. 3Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. 4Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als U wilt zal ik hier drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ 5Hij was nog niet uitgesproken of een stralende wolk overdekte hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!’ 6Toen de leerlingen dit hoorden, werden ze overvallen door een hevige angst en wierpen ze zich ter aarde. 7Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, wees niet bang.’ 8Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen.

9Toen ze de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’ 10De leerlingen vroegen Hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 11Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad en herstelt alles. 12En Ik zeg jullie dit: Elia is al gekomen, maar in plaats van hem te erkennen hebben ze met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ 13Toen begrepen de leerlingen dat Hij op Johannes de Doper doelde.

Gebrek aan geloof

14Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar Hem toe die voor Hem op zijn knieën viel 15en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. 16Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ 17Jezus antwoordde: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ 18Daarop sprak Jezus de demon streng toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. 19Toen de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen ze Hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 20Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zeg je tegen die berg: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’

22Toen ze bij elkaar waren in Galilea, zei Jezus tegen hen: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. 23Die zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij uit de dood worden opgewekt.’ Dit maakte hen zeer bedroefd.

Onderricht aan Petrus en de leerlingen

24Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’ 25Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’ Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon: van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ 26Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. 27Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp een vishaak uit en pak de vis die je het eerst bovenhaalt. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Betaal hen daarmee voor ons allebei.’

Matteüs 17:1-27NBV21Open in de Bijbel

Waar hemel en aarde elkaar raken, daar gebeurt het. Net als bij Jezus’ doop (Matteüs 3:17). Jezus staat op een hoge berg – letterlijk tussen hemel en aarde – en proeft even van het hemelse, in het gezelschap van Mozes en Elia. Hij straalt ervan! En dan is het hemelse moment alweer voorbij.

Als Jezus weer tussen de mensen is, blijkt dat zijn leerlingen een zieke jongen niet kunnen genezen door gebrek aan geloof. Jezus zucht ervan: ‘Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?’ Net was het nog zo goed, maar dit is de aardse realiteit: leerlingen die niet genoeg geloof hebben. En toch, zegt Jezus, is er maar zo’n klein beetje nodig: ‘geloof als een mosterdzaadje…’

Soms kan het voelen alsof we nooit genoeg geloof hebben. Toch zegt Jezus dat als we geloof hebben als een mosterdzaadje, niets onmogelijk is!

Vraag: In Matteüs 13:31-32 vergelijkt Jezus het koninkrijk van de hemel met een mosterdzaadje. Iets kleins wordt iets groots. Hoe kan deze gedachte u helpen ‘genoeg’ te geloven?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.3
Volg ons